Ooit, al in 1976, is er kritiek gekomen op kunst in het museum. Dat zou ‘een witte kubus’ zijn: de bezoeker komt binnen en laat zich steriel, zonder enige betrokkenheid, afgesloten van de echte buitenwereld, ‘verwennen’. De kunst, of andere dingen die je ziet, zijn slechts objecten, die verder niks met jouw bestaan te maken hebben. Je bent er consument, zeg ik nu.
Anne Imhof doorbreekt dit geheel en radicaal. Ik zag haar werk voor het eerst op de Biënnale van Venetië in 2017. Onvergetelijk. Ze had het hele Duitse paviljoen omgebouwd tot een soort van fort, met honden eromheen. Ze heeft een team van ‘acteurs’, die tegelijk ook de ‘kunstobjecten’ zijn. Buiten al, kijken ze je aan, schreeuwen van het dak. Ze gedragen zich afwerend en afstandelijk en vragen tegelijk alle aandacht. Dat is meteen vervreemdend, als de zon schijnt en het publiek keuvelend wacht om binnen gelaten te worden.
Eenmaal binnen, wordt je losgelaten op glazen vloeren. De groep ‘acteurs’ komt zwijgend binnen en gaan dan van alles doen en je staat er met je neus bovenop. Ze bewegen onder de glazen vloeren, en achter glazen wanden, ze kijken je aan en reageren op je. Ze volgen iemand bijvoorbeeld en bonzen dan op glas. Ze gaan ergens zitten en kijken alleen maar. Intens, met een dode blik soms, als een robot. Zwijgend worstelen ze met elkaar. Al met al wordt je volkomen uit je comfortzone gehaald.
Nu heeft ze de kelder van het Stedelijk Museum in Amsterdam omgebouwd tot een donker doolhof. Het bestaat uit metershoge stalen kledingkluizen, zoals je die op de middelbare school tegen komt. Ik had zo’n eigen kluisje toen ik in de Miro werkte, een vergrootte versie destijds van Albert Heijn. Daarin zat mijn werkschort en laat je je eigen identiteit achter. Verder: opgestapelde autobanden, schermen, ladekasten, hekken. Bovenin een rails met een hard schrapend schurende geluid, dat door de ruimte beweegt en soms dus vlakbij je oor raast. Ergens een gitaar op de grond en motoren, die mij aan de film Easy Rider deden denken, over twee motorrijders die drugs smokkelen, op zoek naar wie ze zijn en wat hun plek is in Amerika tijdens de hippietijd en de Vietnam Oorlog.
Helemaal in het begin, ontmoet je al een soort van avatar: een vrouw staat bewegenloos een andere kant op te kijken. Zij komt de hele tijd terug. Allereerst in een filmpje waar zij in de sneeuw een gang maakt, telkens opnieuw, waarheen en waarom, geen idee. Het blijkt opgenomen te zijn, op een verlaten, bouwvallig terrein, buiten Moskou. Hier was deze tentoonstelling oorspronkelijk bedoeld, maar het is daar gecanceld nadat Rusland Oekraïne binnenviel. De vrouw,( zij deed ook mee op de Biënnale, zie ik achteraf, Eliza Douglas), komt later weer tevoorschijn terwijl zij op een paard zit, het filmpje heet ‘Fate’, met o.a. de muziek uit Dido’s Lament: ‘Remember Me’. Daar is er één kort moment, waar ze je aankijkt en lacht. Verder bestaat ze en ze doet haar ding, zoals op de Biënnale. En ze bestaat ook niet, want tenslotte is ze nog aanwezig op een scherm, waar ze al vervaagt, als een slecht, overbelicht beeld met stoorzender.
De ‘tentoonstelling’ of ‘voorstelling’ heet YOUTH , de letters geprojecteerd in een filmpje waar op de muziek van ‘Erbarme Dich’, een kudde paarden rent door de sneeuw tussen grote grijze flatgebouwen. Er liggen matrassen voor of grafzerken, je weet het niet.
Ik ben er meer dan twee uur geweest. Net als in Venetië is het een onvergetelijke ervaring. Het is nog tot 29 Januari te zien. Voor wie niet bang is voor intensiteit.