donderdag 20 december 2007

Bali

Nu zijn net alle ogen van de wereld op Bali gericht geweest, door de milieutop en dwalen nu alweer weg. Dat is jammer. Men zou zich eens moeten verdiepen, hoe het mogelijk is, dat op een oppervakte dat een derde van Nederland beslaat, men door alle tijden heen, een eigen Hindoe-Bali-religie heeft behouden. Zowel het christendom als de islam is het niet gelukt om definitief binnen te komen. De Balinese godsdienst behoort sinds 1962 tot de officieële godsdiensten van Indonesia en dat zegt toch wel wat.
Bali laat zien dat religie volkomen verweven is met het landschap, de cultuur, de gewoonten, de dagelijkse gang van zaken.

De Goden wonen op de Gunung Agung, de Heilige berg, midden op het eiland. Ze komen 1 keer in de 210 dagen de tempels bezoeken. Ieder dorp, elk huis heeft zijn eigen goden, dus er is altijd wel ergens feest. De moeder van de rijst is Dewi Srii en omdat Bali voornamelijk bestaat uit groene terrasvormige sawahs zie je overal om je heen kleine altaartjes met bloemen en wierook. Veel mensen dragen een rode hibiscus achter het oor, en veel godenbeelden ook, want dit houdt de demonen op een afstand. Alle bloemen hebben een eigen betekenis, de lotusbloemen bijvoorbeeld wordt open gevouwen want dat symboliseert de verlossing van de ziel. Geuren van wierook en eten verleiden de goden om af te dalen en zegen te brengen. Waar je ook kijkt: overal zie je kleine vierkante bakjes, gevouwen van bamboeblad met bloemen erop, wat rijst en staafjes wierook. Als Baliezen bidden, hebben ze een bloem in de hand, dopen het in water en slaan het af naar de 4 windstreken zodat alle goden kunnen meegenieten. Ook het water is heilig.

Op mijn 17 e was ik voor het eerst op Bali en dat maakt het tot mijn eerste religieuze thuis.
Zo moest het wezen, dacht ik, God is altijd nabij en overal aanwezig. Daar is de kerk van het Westen niks bij. Eén keer in de week op Zondag in een koude, donkere kerk zitten, wat kan dat nou met God te maken hebben?
Ik zag er de Barong dans. De Barong staat voor het goede, een soort kruising van een chinese draak en een beer met harige poten, soms koddig in de bewegingen. Dat ook humor iets met het goede te maken heeft, vond ik zeer gerusstellend. Barong gaat de strijd aan met Rangda, een afzichtelijke, krijsende eng soort heks, met vingers zoals Edward Scissorhands die natuurlijk voor het kwaad staat. Barong verliest bijna, maar dan komen er een aantal dansers met een kris. Ze gaan Rengda te lijf en steken zichzelf uiteindelijk in het hart. Barong wint zo weer aan krachten.
Een universeel thema, ook in het christendom uitgewerkt in de theologie dat Jezus zich geofferd zou hebben voor de zonden van de wereld. Gelukkig denkt men nu anders: het goede heeft "gewoon" helpers nodig om gestalte te krijgen en werkzaam te zijn. The Lord Of the Rings vertelt hetzelfde en Harry Potter ook.
De Barong-Randa dans dus ook. Alles draait erom om in de onstuimige, dynamische kosmos het evenwicht te bewaren. Op Bali gebeurd dat op heel veel verschillende wijzen. Men heeft in de oorspronkelijke taal geen woorden voor: Kunstenaar, beeldhouwer, danser, houtsnijwerker, maskermaker, muzikant. Dat geeft aan dat het een vanzelfsprekend onderdeel is, van wie je bent. Iedere Balinees is van alles tegelijk. Mij spreekt dat aan.

Clifford Geertz, cultureel antropoloog ,heeft rond 1973 lang op Bali gewoond en was in zijn eigen dorp getuige dat een aantal jongeren discusieerden over de betekenis van religie. Alle standpunten die wij als modern beschouwen en eigen aan het Westen, werden vertolkt. De eén geloofde echt in alle Goden, een ander vond het een mooi schouwspel en goed als smeerolie van de samenleving, de andere vond het meer een kwestie van handvaardigheid en schone kunsten, weer een ander huldigde een soort marxistisch standpunt; dat het rangen en standen tussen mensen nivelleerde, weer een ander vond het een zegen dat het juist verschillen benadrukte.
Wat zou er geworden zijn van deze jongeren?
Zouden ze nog steeds hun stemmen laten horen en zo de Balinese cultuur behoeden en verder dragen? Want dat is nodig, vind ik. Diversiteit aan standpunten en tegelijkertijd intens verbonden zijn met het land waar je op woont, de mensen waarmee je bent opgegroeid, de gebruiken die je van jongs af aan hebt mee gekregen en die je een warm gevoel geven.

Ik zat gisteren in de bus en een meisje van 7 jaar, ongeveer, was met haar barbiepop aan het spelen. De pop wandelde op haar knieën, buitelde en sprong. Toen zong ze:
Hé, klein meisje in het bos
laat je mama nou niet los
anders raak je elkaar kwijt
en dan krijg je heel veel spijt.
Haar moeder zat ernaast, met een mengeling van vertedering en... verveling? Mischien had ze het liedje al honderd keer gehoord. Maar ik dacht: ja, zo is het. Het bos is groot en onoverzichtelijk. Je hebt anderen nodig om niet te verdwalen. Maar eens zal je wel de hand van mama loslaten en een eigen weg gaan. En dat gebeurd daarna nog vele malen.

Dat meisje met haar pop speelde zichzelf en haar moeder tegelijk. Zo oefen je vast voor de grens die je straks over moet. Dat gebeurd in veel rituelen ook: Religie begeleidt veel van dit soort momenten. Onbekende wegen gaan en tegelijk hartstochtelijk ergens bij horen.