dinsdag 26 juli 2011

Rafelrand

Het is toch wel apart om je als een soort rafelrand verbonden te voelen met een kloostergemeeenschap. De ene zuster mailt je haar favoriet foto van een blauwe windebloem, die ze in de kas gezaaid heeft van zaad dat ze zo'n beetje stiekempjes ergens van een windestruik had afgebroken. De andere vraagt of je op haar verjaardagskoffie komt en nu weer vraagt de nieuwe abdis of ik van haar de begeleiding van de leesgroep wil overnemen, want dat is niet meer te combineren met de nieuwe taken die haar wachten.
Dus het volgend seizoen doe ik in het klooster de meditatie op vrijdagavond met zuster R. om beurten en ga ik meedoen met een nieuwe dansgroep met zuster B., begeleid ik bij toerbeurt de Fioretti-leesgroep en begeleid ik de leesgroep die zal gaan over de brieven van Clara aan Agnes. De rafelrand-positie die past geloof ik, wel het best bij me. Ik ben geen gemeenschapsmens, zou helemaal iebel worden van het steeds maar rekening houden met elkaar, al het overleg, de compromissen die gesloten moeten worden.

Je hoort aan de rafelrand ook wel eens wat omdat elke zuster natuurlijk haar eigen allerpersoonlijkste beleving en insteek heeft: deze communiteit wordt gedragen door heel veel respect voor elkaar en een groot tolerantievermogen. Zo vernam ik dat voor de ene zuster de vigilievieringen het allerbelangrijkste zijn, veel meer dan de dagelijkse liturgie met het getijdengebed. terwijl voor een ander die vieringen maar nauwelijks te harden zijn: zo anders dan wat ze gewoon is, dat ze nét niet wegloopt uit de koorbanken.... Vigilievieringen zijn de eigengemaakte vieringen in de advent, voor Pasen en Pinksteren, met dans, symbool en gebaar daarbij: voor mij ook de smaakmakers.

Tja. De ene zuster zegt weleens wat over een ander, er flitsen soms blikken op-en-neer die boekdelen spreken, al is het een stille, contemplatieve orde. Men blijft gewoon maar een mens. Dus ik doe maar mee in de mate dat het mogelijk is, voor het soort mens dat ik ben: reizened tussen drukte en stilte, met-en-zonder-religie: christendom, boeddhisme, taoisme enzovoort.

Vooralsnog ga ik nu eerst weer een reis ondernemen, heerlijk zoveel als dit mogelijk is, deze zomer. Via het Comomeer, beland ik in Venetie. Ik ga er kamperen op het Lido en uitgebreid en langzaam de Bienale tot me nemen. Ik hoop op veel kleur en fleur en de verassingen van de kunst aldaar, maar ook op veel meditatie en stilte. Dit blog staat waarschijnlijk tot 19 augustus: stil.

Woorden en stilte

Het leven is niet altijd even gemakkelijk. Er gebeuren dingen in waar je geen vat op hebt. Er gebeuren dingen met anderen waar je geen vat op hebt. Ik ben niet iemand die steeds maar gaat bellen en vraagt, hoe gaat het?, hoe gaat het?, ik voel me gauw teveel en hoop maar dat de andere wel weet dat ik intens meeleef. Dan verneem je van anderen of anderzins dat het niet zo goed gaat... moeilijk, moeilijk...

Ik fietste bijna elke dag meer dan 10 kilometer langs de Elbe, ook in het donker terug op mijn krakkemikkige MIFA-fiets, een oorspronkelijke DDR-fiets, en het enige licht dat er was kwam uit de fietslamp, zo'n meter voor je uit. Verder kon ik niet kijken, behalve de laatste avond toen door de volle maan, de Elbe als een zilveren lint voor mij uit slingerde. Toen kwamen de volgende woorden in me op, die ik gisterenochtend weer uitsprak bij de meditatie. Woorden en stilte, die afwisseling daar gaat het mij om en wellicht kun je in plaats van woorden ook zeggen: iets-blijven-doen-zonder-dat-het-nut-heeft. Bijvoorbeeld: steeds maar iemand in herinnering houden en dan het allerbeste en mooiste van die ander.

Woorden & stilte

Moge je woorden vinden
die jouw pad in de nacht verlichten
woorden van troost,
van bemoediging en inspiratie,
woorden van liefde en vergeving
woorden van ontvankelijkheid,
geduld en zachtheid.

Ontvang de woorden
proef ze, beleef ze, draag ze mee
laten ze je inzicht en uitzicht geven
zodat je gemakkelijkler op weg gaat;
woorden als lichtjes in de nacht.

En zie: het wordt van zelf licht
de dageraad komt,
het donker is verdwenen.

De woorden verzadigen zich in het licht
het is licht
het wordt stil
de stilte spreekt.

maandag 25 juli 2011

TV-hormoon

Tot nu toe vroeg het helemaal niks van me: sinds half april ofzo heb ik geen tv meer. Maar gisteren! Toen was het de eerste aflevering van mijn all time favorite 'Zomergasten'. De hele dag pokke regenweer en mjn getwijfel of ik mezelf zou uitnodigen bij deze of gene om te kijken -ook al iets wat ik niet gemakkelijk doe- verdween bij de gedachte mij door die grijze muren van regen te moeten begeven. Dus keek ik de hele dag naar dvd's, de lekkere simpele: nog een keertje Ocean's Twelve en Thirteen, en ik zat midden in Indiana Jones and the christall skull, toen de telefoon ging.

- Jij zit zeker voor de tv, hè?'
- Ja! Neeeee, niet naar 'Zomergasten', ik heb geen tv meer, weet je wel?!
- O, ja, nou ik hou het kort, kan ik verder kijken.

En dit was het moeilijkste moment. Door dat telefoontje was het Gewilde ineens hééél dichtbij en ik rende naar beneden om zoiets onzinnigs te doen als toch de tv aanzetten en nee maar, zo waar door de grijze ruis heen de hoge stem van zomergast Marc Marie Huijbrechts menen te horen. Ik wist het even niet meer, hoe dat voelt: Verleiding, Iets per sé Willen; het is als een lichamelijke roes die door je bloed gaat ruisen, het moet, het moet...

Enfin. Heel interressant om jezelf zo waar te nemen. Om iets van verlangen in je lichaam te voelen en hoe je brein dat weer stuurt naar: 'Ach kom, een keertje rustig in en uitademen en wég is die Drang.' Elke drang heeft wellicht een lichamlijke component, waar je nauwelijks vat op hebt. U. in Dresden zei steeds maar: ach ja je weet het, de hormonen.... Zou er zoiets als een tv hormoon bestaan? Zo voelde dat wel even.

John Berger

In het strandhuisje op Terscheling (zie blogje Volmaakt mooi, juni) heb ik een nieuwe auteur leren kennen. John Berger (London 1926) heet hij, een intellectueel zo vertelden de twee me, die besloten heeft om een eenvoudig leven te leiden in een bergdorpje. Over deze mensen vertelt hij, zijn bekendste boek is de trilogie De vrucht van hun arbeid (1994), naar welke ik nog op zoek ben, alleen nog te verkrijgen in het antiquariaat. Ik las eerst Een ander antwoord; een selectie uit meerdere bundels: prachtige korte verhalen en beschouwingen over gewone mensen, over 'kijken' in het algemeen, over schilderkunst. Berger had oorspronkelijk schilder willen worden.

Pas las ik , A tot X, de vertaling van From A to X, a story in letters (2008). Je leest de brieven van Aida, een activiste aan Xavier, politiek gevangene, die twee keer levenslang heeft gekregen en leeft in cel 73, met een oppervlakte van 2,5 bij 3 meter, 4 meter hoog. Drie bundeltjes brieven zijn het, die geen chronolgie en tijdaanduiding hebben en die John Berger publiceert in de volgored zoals ze in touwtjes als bundel gevonden zijn. Met schuine letters is er soms sumier commentaar van X. en er zijn een aantal niet verzonden brieven, waarvan Berger, uit veiligheidoverweghingen niet kan vertellen hoe hij daar aan is gekomen. Hoe het met Aen X is afgelopen, is niet bekend.

Berger begint zijn boek met een motto uit sonnet 116 van Shakespeare:
Liefde verandert niet in uur of week,
Tot over hellegrenzen duurt haar reis.

Blijkt dit een dwaling en ik Liefdes dief,
Zo schreef ik nooit, noch had ooit iemand lief.

Het mooie ervan is dat je heel erg op de huid voelt, wat woorden kunnen: hoe ze werelden oproepen, gevoelens herbergen, hoe de liefde van A. zich voltrekt door heel trouw aan X. te schrijven en te berichten over heel allerdaagse dingen waar gevoelens, gedachtenen, ervaringen in verstrengeld zijn. Ergens schrijft X, erbij: We hebben geen hoop, we koesteren hoop.

Een citaat maar, een handeling van A. die ik zó voor me zie en die ik me heel goed kan voorstellen, dat je dat zo doet. Intens willen voelen, aandacht geven aan iets schijnbaar onzinnigs, er betekenis aan geven omdat je niet anders kan, het heeft iets heel levenswekkends, het gaat over de zaak die leven in liefde heet:

Mi soplete,
In de noordoosthoek van het kwadrant, waar de afgedankte autobanden liggen, staat een rozenstruik. Bij de eucalyptusboom. De rozenstruik heeft een scheut van vijf meter gemaakt en die kruipt langs de boomstruik omhoog op zoek naar licht om te bloeien. Vijf meter! Honderdertig doornen! Ik heb ze geteld. Om ze te tellen moest ik de rank van tijd tot tijd optillen. En een paar doornen prikten me in mijn arm. Ik weet niet waarom ik ze wilde tellen. Misschien omdat ik je wilde vertellen over de vastberadenheid van de roos. Honderddertig doornen.

donderdag 21 juli 2011

Jungle

Het is weer zomerfeesten in mijn stad. Dinsdag een groots vuurwerk aan de Waal en deze keer was ik niet op de kade, maar op een strandje, aan het water vlak voor de Waalbrug. Het water kabbelde wat en klotste, ik zat op het fijne zand dat waarschijnlijk droog is komen te liggen door het regengebrek van de eerdere maanden. Een even aanwezig plekje dat niet lang zal blijven met de huidige regenval.

Raar, het automatisme van het geheugen in je eigen lichaam. Dit zijn het soort plekjes waar ik graag mijmer en dat gebeurde nu ook van zelve tijdens het vuurwerk dat zo prachtig was dat mensen al begonnen te applaudiseren omdat ze dachten dat het voorbij was. En toen kwam er nog een explosie van kleurenregens en springende ballen en hartjes. Voorbij... al zoveel jaren dat ik naar dit vuurwerk kijk, op verschillende plekken met verschillende mensen. Sommigen daarvan zijn zoals dat vuurwerk verdwenen in de nacht, anderen kijken ook nog steeds naar dat vuurwerk maar hebben ergens ooit besloten om dat niet meer met jou te doen. Ach... as time goes by...

De volgende dag brak de zon laat in de middag door en besloot ik wat te flaneren langs al het feestgedruis. Vooruit maar, de Waal over, altijd leuk om een rivier over te steken, zoals ik in Dresden ook veelvuldig heb gedaan. Een stad zonder een rivier is toch eigenlijk minderwaardig, vonden U. en ik allebei in Dresden. Daar aan de overkant is Habana aan de Waal, een feestterreintje dat het linkse alternatieve publiek trekt, zoals de Scheune in Dresden, tja die stad zit nog zo dichtbij me, dat die nog niet eens hoort bij het geheugen van mijn lichaam...

Wat leuk om dan een nieuwe artiest te ontdekken! C.W. Stoneking heet hij, Composer of blues, hokum and Jungle music, meldt hij op zijn cd Jungle Blues. Een verschijning in het wit met een vlinderdasje die op Hannibal Lecter lijkt en die associatie zorgde er mede voor dat ik steeds maar dacht: en zometeen blijkt die ouderwetse, raspende stem uit de oude doos, met een vreemd Australisch accent, te zeggen: Hallo! ik kom gewoon uit Drente (ofzo) hoor! Maar dat gebeurde niet. De dubbelzinnigheid zit ook in C.W. Stoneking zelve, het is die Jungle die hij oproept, Where the bugs is thick as fleas, and the heat will drive sane men crazy, and the water's full o'disease, zingt hij in Jungle Lullaby.

Elly de Waard gaf aan een gedichtenbundel ooit de titel van de jungle: 'Een wildernis van verbindingen'.

woensdag 20 juli 2011

Torenspits

Regenachtige morgen; stofzuiger-en-opruimuurtje. Ergens in een hoek vind ik wat bijna verfrommelde papieren in mijn oude handschrift, grotere letters en duidelijker dan dat ik nu schrijf. O ja, dat deed ik veelvuldig: gedichten overschrijven. En van wie was dit dan? O, dat komt uit The selected poems van Robert Frost, o, ja, en toen ging ik naar de Engelse bibliotheek om nog meer gedichten van hem te lezen, ik was even in de Robert Frost-mood. Het was in 1984, zie ik en dit vond ik de moeite waard om over te schrijven:

A STEEPLE ON THE HOUSE

What if it should turn out eternity
Was but the steeple on our house of life
That made our house of life a house of worship?
We donot go up there to sleep at night
We donot go up there to live by day
Nor need we ever go up there to live
A spire and belfry coming on the roof
Means that a soul is coming on the flesh.

Dit beeld spreekt me nu nog steeds aan. Eeuwigheid is niks massiefs, het is als de spitse toren op ons huis, het rekt ons huis op, de hoogte in. We wonen er niet, nu niet en nooit en we kunnen er ook niet gaan slapen. De notie van eeuwigheid is wat ons ervaren en beleven, een kleur kan geven, een dimensie waar we het leven vieren, ervoor op de knieën kunnen vallen vol verwondering en eerbied.

En als we dan van het dak en dus het plafond van ons leven, een torenspits en een klokketoren maken, ja dan komt er Ziel in het vlees, dan zijn we bezield en niet alleen maar materie dat zichzelf in stand houdt. Vreugde uit onze ziel zal opstijgen tot dat allerhoogste, enkelvoudige punt en zo leven we met passie, elke ervaring een passiebloempje.

dinsdag 19 juli 2011

In de rij

In Dresden ging U. anderhalf uur voordat de voorstelling begon (zie blog Die Echse), alvast op zoek naar de tent waar deze zou optreden. Drie kwartier van tevoren verliet ze de conversatie achter de pullen bier en ging alvast in de rij staan. De anderen bleven rustig zitten. 'Ach, U. is het het meeste gewend om in de rij te staan', zeiden ze. Want zij waren jonger en hebben dus minder DDR-tijd achter de rug.

In de rij staan in de DDR, dat ging zo: iemand wist te melden dat ergens op een uitdeelpunt er op die dag iets verkocht zou worden. Wat, dat wist je niet. Hoeveel ervan, dat wist je ook niet. Dus daarom ging iedereen maar alvast in de rij staan. Vanaf het werk ging je om beurten een uur in de rij staan, ook voor de anderen en zo wisselde je elkaar af. Soms wist je pas op het einde van de dag wat er precies verstrekt zou worden. Als het iets was wat je helemaal niet wilde, dan kocht je er toch wat van, want dan kon je het wie weet met iemand anders ruilen voor iets wat je wel wilde hebben.

Elk huishouden had een aantal bonnen: bijvoorbeeld, 1 banaan, per persoon en dat was dan het maximum dat je kon halen, al zou je er wel meer van willen. Op de verstrekpunten kende men je ondertussen wel en vaak ook degenen voor wie je ook in de rij stond. Door de gebrekkige planeconomie was het altijd een grillige en soms absurde bedoening. De ene keer was er nergens meer toiletpapier en een half jaar later was er weer veel te veel.

In de rij staan... wachten zonder nog precies te weten waarop en waarvoor, eigenlijk is dat een grondtrek van het leven zelf. Je stuurt bijvoorbeeld maar een kaartje naar iemand die hondsberoerd in quarantaine ligt in het ziekenhuis, je mag niet op bezoek en je weet niet wanneer het weer wat beter wordt: zó is het leven, als het niet vanzelf loopt. Ziekte, gebrek, eenzaamheid, verval, je hebt er geen vat op, je blijft er omheen dralen en je doet maar wat, omdat dat het enige is wat je op dat moment invalt om te doen: je staat als het ware in de rij.

Misschien is het wel troostend om in een staat te leven waar rijen van overal wachtenden, een deel van het straatbeeld vormen. Dan is het contrast en de schrilheid niet zo groot met de glimmende, schelle, semi-efficiëntie van het busy leven van alledag. Dan kun je wellicht denken en beter accepteren: ach, zij staan daar in de rij, en ik hier en die anderen weer ergens anders: zo is leven.

zondag 17 juli 2011

Am Fenster

De koek is op. Het begint hier in Dresden op dit moment keihard te regenen en in een boek of film zeg je dan dat dat kitsch is. Morgenvroeg weer op de trein naar Nederland, nu net keek ik met U. nog naar de groep City, het lied Am Fenster, waar U. gisteren in de nacht haar verjaardag mee besloot. Een heel bekende groep in de DDR, en dit lied is wel het lied van een hele generatie, vertelde ze me. De teksten van liedjes waren vaak heel poëtisch, voor meerdere uitleg vatbaar, zodat de Partei het niet zomaar kon verbieden.

De wereld van de DDR die hier nog altijd door de breinen heen zwerft, dat kan ook niet anders, want het beslaat een groot deel van velen, dat maakt deze Urlaub hier zo heel speciaal. Men vond het helemaal zo slecht niet in de DDR, dat lijkt de teneur, zeg ik net tegen U., maar U. zegt daar dan ook weer bij; ja, maar zo is het met herinneringen, de goede dingen blijven en de rest, daarvan ben je geneigd het te vergeten... en dat is ook weer waar.

Wat toch iets tragisch heeft, zo reageerde ik en dat werd door meerderen beaamd, is, dat de intellectuelen indertijd vlak na de Wende, een verbeterde DDR, met vrij kunnen reizen en vrij denken, wilde realiseren, ze wilden de goede dingen uit het socialisme bewaren, maar dat het volk, geluisterd heeft naar Der Bauch. Het Westen gaf iedereen uit de DDR 100 Mark, een vermogen indertijd en zetten overal, in enige weken tijd, reusachtige tenten op, supermarkten,waar men kon kopen wat men wilde en toen riep het volk, we willen bij het Westen horen, 1 Duitsland en zo geschiedde.

Wat blijft er over aan Weltanschauung als het alleen nog maar om het materiële en om geld gaat? Wat blijft erover van het idee dat mensen gelijk aan elkaar zijn, en de ene geen macht over de andere mag hebben, dat iedereen bij een groot geheel hoort, hoe je talenten ook zijn en de sterkeren de zwakkeren horen te helpen? Deze vragen hoor ik mensen hier, in elke conversatie weer stellen. Dat referentiepunt, naar een systeem, dat in zijn utopie ook prachtig is, maar in de uitwerking in toenemende mate onhoudbaar, dat bijna een droom geleefd te hebben, zeker in de onschuldige kindertijd, dat maakt het hier zo speciaal.

Dat er in de intellectuele bovenlaag al heel lang voor de Wende uitgewerkte plannen en theorievorming was, hoe dat nieuwe DDR eruit zou kunnen zien; ik wist dat niet. Men keek uit door een venster en dat venster werd gesloten. Niet alleen door de toenemende dictatuur van de DDR, maar ook door het zogenaamde Vrije Westen. Men zit hier nog steeds Am Fenster en ervaart dat die vrijheid alleen maar innerlijk veroverd kan worden omdat elk systeem zijn eigen gevangenissen heeft.

Het laatste couplet van het lied waar een slepende viool de melodielijn draagt, gaat zo:
Einmal fassen tief im Blute fuhlen
Dies ist mein und es ist nur durch dich
Klagt ein Vogel, ach auch mein Gefieder
Näst der Regen flieg ich durch der Welt.


donderdag 14 juli 2011

Die Echse

Vanavond naar het zomertheaterfestival bij de Scheune geweest. Vergelijkbaar met de sfeer op de Parade, maar tja, toch ergens authentieker,maar dat zijn wellicht de vreemde ogen, die het nieuwe met onbevangen ogen kan ontvangen. De sfeer is zigeuner- en circusachtig, de kleine theatertjes in elkaar getimmerd met bonte kleuren en verkleurde raffelige tentdoeken. Er dansen grote witte feestelijke slingers van linten en balvormen in de wind. Tout links, alternatief, intellectueel Dresden is hier, zo druk heb ik het nog nergens gezien.

We gingen naar Die Echse, het reptiel, als ik het goed begrepen heb, een man die een groot padachtige monsterlijk figuur met een regenjas aan en een sigaar tot leven wekt. Ooit heb ik Arie nog gekend, U weet wel Arie Stoteles...Gezien U's enthousiasme en van het andere publiek in het stikvolle kleine tentje, wellicht is de Dresdense volksaard op zich zeer geanimeerd, ik herinner me het stampvoetende roffelende publiek in de schouwburg met Oud & Nieuw dat toen ook geheel uit het dak ging, was het toch echt wel wat bizonders en ik vond dat ook. Op YouTube, bij Die Echse puppenspieler hebben we hier nog wat nagenoten. Het is geweldig hoe er een volwaardig personage, pedant, zelfvoldaan, oeroud en oerslim te voorschijn wordt getoverd. Dat zou nou een goede tegenspeler voor ventje Wilders zijn, als die Echse zou opdraven in DWDD.

En dan nog iets echt Duits, vind ik,een mengeling van dolkomisch, onhandige melancholie, een beetje gek en ernstig tegelijk, het is iets wat bij mij een soort zoet verlangen wekt, dat is Annemateur. Ze trad deze avond niet op,maar liep live in het publiek rond, zo op het eerste oog een wat dikkige onopvallende vrouw, maar op het podium zonder veel glamour eromheen een acte de présence, die wat aan Karin Bloemen doet denken, maar dan zonder alle franje. Het lievelingsliedje van U. is Unerotisch.

Zo ben ik door U. weer twee wereldjes rijker. Die overigens al naar bed is, doodmoe, morgen moet ze gezond weer op naar het werk en in den avond een beetje bijkomen, want Samstag is haar grote dag, waar ze met familie en vrienden viert dat ze 50 is. Het gaat niet om de jaren in het leven, maar om het leven in de jaren, die kaart vond ik en die geef ik haar want daar sta ik nou eens helemaal achter. Andersoortige woorden voor het motto van de Boeddha, die ik haar ooit eens gaf, ik was het alweer vergeten, en die ze ingelijst bleek te hebben: There is no way to happiness-happiness is the way.

woensdag 13 juli 2011

Dresden

Hier zit ik dan, voor het eerst alleen in het huis van U., ik zou meeliften naar Leipzig, waar ze voor haar werk moest zijn, ze werkt bij een bank en doet iets met huizen ofzo. Hypotheken verstrekken ofzo, ik weet het niet. Net zoals met haar volleybalgroep van vrienden-collega's is praten over werk taboe: die moet een rondje geven. Afgelopen maandag vierde ze met hen haar echte vijftigste verjaardag: volleyballen op een zandstrandje bij een afgegraven kiezelmeer midden in Dresden, een pasta salade, vruchtenbowl, stukken pizza eten, drinken, en heel veel praten en lachen.

Waarschijnlijk toch nog een overgebleven rest uit de DDR, deze hechte combinatie van vriendenclub en werk, damals had elke bedrijfseenheid verplicht een sportclub erbij. Alhoewel de club oorspronkelijk is opgericht door een West-Duister: die stroomden na de Wende naar Dresden en de bank, om aan de Oost-Duitsers het bankvak te leren. Afgesneden van familie en vrienden, op zoek naar nieuwe sociale contacten. Alleen voelen de Wessies er zich uiteindelijk niet meer in thuis, U. is nu 15 jaar lid van de club, die nu alleen nog uit Ossies bestaat.

De tijd hier in Dresden, bijna elke dag fietsend langs de liefelijke brede groene oevers van de Elbe,vol met olifantenpaadjes, de Dampfschiffe die er al 175 jaar varen, ze hebben het Bombardement in 1945 en de DDR-tijd doorstaan, familie en vrienden van U ontmoeten, aan de Elbe zitten op een oude deken of in een van de vele Biergarten... het is een kaleidoscoop vom bonte ervaringen. Bij U. thuis laat ze me filmpjes op YouTube zien: de band Unheilig die hier drie dagen aan de oever optrad met de hit die zeven weken op nr 1 stond: Wir sind geboren um zu leben, Karl Gott, de allergrootste Tsjechische zanger, ook in DDR-tijd zeer populair, de zangeressen Yasmin Levi en Zaz, waar ze dol op is.

Onderwijl zit ik ook bij mijn tentje tot diep in de nacht, de avonden zijn zwoel, lees in de bloemenvelden ergens in het hoge gras bij de Elbe in Der Turm van Uwe Tellkamp, over het leven van meerdere families in de laatste jaren van de DDR. Het boek hier werkte zoals de boeken van Connie Palmen; iedereen in Dresden speculeerde wie, wie in het echt was, zodat het bijna niet meer ging over het boek zelf. U. vindt het een heel goed boek, met veel subtiliteiten die ik er natuurlijk nooit uit kan lezen. Ik lees naakte feiten, zoals dat men hier op bruinkool stookte, modder noemt U. het en het stonk verschrikkelijk, waardoor ik weer beter de lol kon begrijpen op het volleybalfeestje, waar het in vlagen vreselijk naar het riool stonk en men onderwijl zei wel erger meegemaakt te hebben.

Gisterenavond naar de film DREI geweest, aan de Elbeufer, een grote openluchtbioscoop met plaats voor 3000 mensen aan een verlichte skyline van Dresden. Daar op dat grote gebouw, helemaal links, daar op stond in DDR tijd met grote rode letters: Der Socialismus wird siegen en nee, de Frauenkirche was natuurlijk nog niet herbouwd, dat was vroeger een grote herrinneringplaats over de gruwel die het Westen had aangebracht, de Semperoper werd wel herbouwd en U.herrinnert zich de heropening in 1985 nog goed.

Ik ben dus niet mee naar Leipzig gegaan. Teveel. Vandaag eindelijk weer eens een blogje, wat rondboemelen, ik doe niet anders, en vanavond naar De Scheune, een alternatief theater en muziek plek midden in de Neustad die intact is gebleven, geheel na februari 1945, en die anno 2011 ook voor een deel de Yuppievernislaag die er na 1990 overheen ging, heeft overleeft.

Dresden doet bij mij hetzelfde als Berlijn: je reist door meerdere tijdslagen heen, tussen verwoesting en wederopbouw en het is heel bijzonder om daar mensen in levende lijve over te horen vertellen.

vrijdag 8 juli 2011

What a wonderfull day

Alleen maar om deze dag te bewaren in mijn blog: U. en ik gingen naar Praag, ik luister nu naar 'What a wonderfull world', door de muziekboxen van U. in Dresden. 'That is our song!' zei ze op de Karlsbrug in Praag, want tegelijkertijd zongen we 'What a wonderfull Wurst' (zie blogje dec 2007 ), en ze vroeg of de muzikanten die op de brug speelden, het kenden en dat deden ze en daar was het, ons liedje en een heleboel mensen op de brug stonden stil en zongen mee.

Ik ben een beetje teut van de pina colada en nu ga ik 10 kilometer fietsen, langs de Elbe, naar mijn tentje: 'What a wonderfull day...'

maandag 4 juli 2011

Contouren van stilte

Op een van de laatste avonden van Oerol op Terschelling, werd er op het strand een vuur aangestoken. Een theatermaker sleepte een deel van het decor er naar toe, het was zijn laatste voorstelling, aldaar, meerderen warmden zich aan het vuur en dat werden er steeds minder en toen zat ik er alleen. Ik dacht ineens: dit komt me bekend voor. Een immense ruimte om me heen en ik zit bij een intens vuurtje en hou het brandende. Mijn sjamanistische reis in de zweethut, met daarin het beeld dat ik zó zat, was werkelijkheid geworden: verbeelding, die écht was geworden.

De volgende dag wilde ik mijn Terschelling ritueel voltrekken: ik loop altijd naar één van de uiterste punten van het eiland, daar waar land en zee elkaar ontmoeten. Maar deze keer liep ik en liep ik en de horizon bleef wijken. Het werd avond, het werd nacht, de lucht verkleurde van rood naar paars en het vlakke zand veranderde in heel hobbelige golvende plooien: dit klopte niet, ik zat zo ongeveer in de vaargeul en zou zo meteen in Vlieland aan belanden: terug maar, missie niet volbracht, dit jaar werd mijn voornemen, niet echt.

Echt en onecht, realiseerbaar en niet, tastbaar en verglijdend, eindig en oneindig, daaruit bestaat ook de ruimte die door de stilte contouren krijgt. De dag erop vielen me midden op het eiland, met uitzichten op zowel het wad als de zee, bij een duinmeertje, nieuw vrijgemaakte natuur door Staatsbosbeheer, las ik vanochtend in Trouw, de volgende woorden in, die vanochtend bij de meditatie weer in goede aarde vielen:

Luisteren, leren...

Ga zitten
bij de bron van de stilte
en luister naar de geluiden
die de stilte soms omgeven:

het gekabbel van water
het suizen van wind
het geflakker van vuur
het kloppen van je hart

Luister naar de bewegingen van dat hart
vreugde en verdriet
aankomst en vertrek
breuk en verbondenheid
de liefde en de dood;

geef het allemaal prijs aan het vuur
laat het waaien met de wind
los het op in het water

Luister opnieuw naar de stilte
helderheid - ruimte - warmte :
de stilte, een stille omhelzing
't maakt zacht
je komt thuis.

zondag 3 juli 2011

Sui Jianguo

In de trein dacht ik plotseling aan dat spelletje, waarvan ik niet weet of het een Chinese oorsprong heeft. Het gaat zo: Je speelt het met zijn tweeën met een hand. Een vuist is de Steen. Wijsvinger en langste vinger van elkaar in een 'knip'-houding is: Schaar en een vlakke hand is Papier. Tegelijkertijd maak je één van de gebaren. Twee vuisten is dus twee stenen, dat is gelijk aan elkaar. Maar het kan natuurlijk van elkaar verschillen, wat je opsteekt en dan is het zo: de steen wint het van de schaar, want deze kan de schaar vermorzelen. De schaar wint het van het papier, want kan deze kapot knippen, het papier wint het van de steen, want het kan deze geheel omwikkelen.

Dit, kwam in mij op, terwijl ik de tentoonstelling in museum Beelden aan Zee in Scheveningen, nog eens door me heen liet gaan met werk van de Chinese kunstenaar SUI JIANGUO. Hij wordt gezien als een van de belangrijkste beeldende kunstenaars in China en is ook docent aan de kunstacademie in Beijing. Niet vervolgd kennelijk, zoals Ai Wei Wei, terwijl er in de bijgeleverde interpretaties erg de nadruk werd gelegd, dat zijn werk zou gaan over de onderdrukking van het Chinese regime na 1989. Grote rotsachtige stenen die gevangen zitten in netten. Een steen, gevangen in een vogelkooi, Mao-pakken zonder lichamen, bronzen beelden overgoten met witte kalk, replica's van beelden van Michael Angelo, in Mao pak, een grote ronde meer dan menshoge bol, die mensen dus kan platwalsen, in een kooi,met beperkte bewegingsruimte. Enzovoort.

Maar kunst die je aangrijpt, is altijd ook universeel en ik zag ineens dat er ook een confuciaans, Chinees universum in zijn werk besloten zit: hard en zacht, steen en rubber met elkaar in co-existentie, beweging en stilstand, graniet en lood tesamen een eenheid,, aard en roestkleuren naast de felle zoete kauwgumkleuren van het Hollandse bordje dat hij drie dimensinaal heeft uitvergroot. Kleine kiezelstenen die hij met de computer vergroot heeft en daar moderne staalachtige konstrukties van heeft gemaakt, meer dan menshoog: het universum in een kiezelsteen verborgen.

Eenheid en diversiteit, tegengestelde krachten die het met elkaar uit te zoeken hebben, het verstrijken van de tijd gematerialiseerd, door elke dag een stok in de verf te dopen en te laten drogen, drie jaar lang, zodat een luciferbolletje zo groot wordt als een kleine ballon...Zijn werk bevat ernst en humor, sobere strenge abstractheid en frivoliteit, zachte en harde krachten, stilstand en beweging. Heel mooi.

Zoals in dat spel met de hand: het lot is grillig, je weet niet wat er zal gebeuren omdat je niet weet wat die ander met zijn hand doet: het resultaat kan zijn dat die je een doodsteek geeft, of misschien is het toch een uitgestoken hand: winst of verlies, je weet het nooit. Zo kom je dicht bij het spel dat Leven heet, of je nu leeft in China of in het Vrije Westen.

Snoepwinkel

Stel: je ziet in de snoepwinkel een gigantische zak snoep, maar je mag er niet aankomen. Omdat je het geld niet hebt om het te betalen, omdat het heel slecht voor je is, omdat je ooit hebt afgesproken om nooit meer snoep te eten. En dan doe je het toch. Je steelt de grote zak snoep in een onbewaakt moment. Hoe erg is dit? Ach...

Nu wordt deze zak snoep gestolen door twee verschillende soorten van mensen. De ene is een jongetje van tien met weinig zakgeld en de ander is rechter van beroep. Is dit nu hetzelfde vergrijp, of verandert de betekenis door wie die zak snoep steelt? Het vergrijp blijft dezelfde, natuurlijk. Maar ik vind dat het een andersoortige betekenis krijgt of een kind zich hiertoe laat verleiden of als een rechter dat doet.

Stel nu dat de diefstel ontdekt wordt door soortgenoten: het jongetje deelt de zak met zijn vriendjes, die voelen nattigheid, hoe kan hij dat nou in hemelsnaam betalen? Ze besluiten er met zijn allen niks van te zeggen en eten lekker de zak snoep leeg. De volgende keer gesamenijk pad?...

En iemand anders heeft die rechter die zak snoep zien stelen en vertelt het aan een de opperrechter: in gesamenlijk overleg besluiten ze om het zo te laten en weer een zak snoep te stelen, als dat zo mogelijk is....

Is hier nu nog steeds sprake van hetzelfde vergrijp? Ja, er is een zak snoep gestolen. Maar de betekenis ervan is toch ook een geheel andere.Rechters die tesamen zich vergrijpen en het verdonkermanen, dat is toch wat anders dan wanneer een paar schooljongetjes het doen. Want van rechters verwacht je rechtvaardigheid, dat zij het recht handhaven, dat ze eerlijk en betrouwbaar zijn. Je hoopt je veilig te voelen bij hen, je leunt zelfs op ze, eventueel, als je het soms zelf niet meer weet: dan is er nog altijd rechtspraak. Rechters die over de schreef gaan die verkankeren daarmee óók de rechtspraak, dus hun eigen bestaansrecht.

Waar gaat dit over, vraag je je misschien af. Welnu: Priesters en broeders die zich collectief vergrijpen aan kinderen, dat is erger dan wanneer ditzelfde gebeurd is, in rijksinstellingen. Vind ik. Elk seksueel misbruik is vreselijk en misdadig. Maar waar de kerk ooit het morele instituut bij uitstek was en het je ontfermen over je kudde en het prediken van liefde bij je kerntaken hoort, daar weegt het zwaarder. Zeker als dezelfden vinden dat vrouwen niet dat ambt mogen bekleden en homoseksualiteit iets slechts is, terwijl meer dan de helft zelf homo is. De heftigheid van de maatschappijke reactie, dat mensen eindelijk erover durfden te praten: dat alleen zegt al genoeg.

Vlak voordat ik de trein in stapte, kregen E., priester, en ik daar onverwacht een felle discussie over. Hij vindt dat de focus te veel op de kerk is komen te liggen, terwijl er in rijksinstellingen dezelfde soort dingen zijn gebeurd. Hij vind het pijnlijk, geloof ik, dat ik voet bij stuk houd, dat het ook wat anders is. We besloten er nooit meer over te praten. Dit blogje: dit is dan ook voor mij de laatste keer. Omdat ik genoteerd wil hebben, in het openbaar, dat ik vind dat seksueel misbruik nooit en te nimmer in de doofpot mag verdwijnen en een kerk die dat ook maar een beetje doet en zelfs in de slachtofferrol gaat zitten in de trant van 'We worden te hard aangepakt, nu', letterlijk en figuurlijk lijdt aan decorumverlies.