Onlangs was ik in het Museum voor Moderne Kunst in Arnhem. Daar was een tentoonstelling met een tot de verbeelding sprekende titel: De Melancholieke Metropool. De tentoonstelling bracht me nog eens te binnen, hoezeer mijn bewustzijn ook gekoppeld is aan de stad en steden. Maar niet alleen die van mij dus: de stad heeft in ene keer zeer veel nieuwe sferen gegeven waarin je je kan begeven, waar je kunt dromen en kunt verdwalen. Er waren heel veel zwart-wit filmpjes te zien die tussen 1925 en 1950 gemaakt waren: de stad als bron van vele verhalen.
Ook een andere tentoonstelling aldaar liep qua sfeer en mijmering er naadloos in over: drie filmpjes van de kunstenaar Hans op de Beeck: Metropolitan Scenes. Een video heette Staging Silence. Daar bouwen twee keer twee handen aan weerzijden van een grote waterbak landschappen, die veranderen in een stad met wolkenkrabbers, met omgekeerde waterflessen en later gestapelde suikerklontjes. Ik zat te kijken met een opa en zijn twee kleinkinderen, zo schatte ik in. Een jongetje was helemaal verrukt: Nu is niks meer! Nou smelt alles weg, hoe kan dat nou, een stad van suikerklontjes! Leuk, dat verfrissende kommentaar.
In een zaaltje verder was er een video die Dance heette. Het jongetje bleef enthousiast. Je zag een hele groep mensen in een grote fabriekshal in bruin-blauwige, grijze kleding. Ze lopen vooruit, pakken grijze koffers en tassen op, ze spreiden dekens uit en gaan op de grond slapen, en dan op het einde komen ze in een grote doucheruimte, kleden zich uit en staan nakend klaar. Het jongetje vond het gezellig en leuk, al die mensen samen, en dat ze ook nog samen onder de douche gingen! Opa zei niks.
Iedereen met een beetje historische kennis, die ziet ook iets anders. Die denkt ook aan de jodendeportatie, die krijgt er ook een gevoel van beklemming bij en die vraagt zich af wat er uit de douchekoppen komt.
Zo lopen er dus tenminste twee belevingen en verhalen pal naast elkaar. En ze zijn allebei waar. En dat is precies de kracht en het prachtige van het boek Stikvallei van Frank Westerman die ik afgelopen weekende achter elkaar op een dag uitlas. Ergens in Kameroen is er een plek bij een meer, waar alles dood is gegaan, 1700 mensen en alle dieren. Westerman vertelt minitieus alle verhalen die daarover zijn onstaan, allemaal gedocumenteerd, geen enkele heeft hij daarvoor verzonnen.
In drie delen, die achtereenvolgend Mythedoders, Mythebrengers en Mythemakers heten, gaat hij eerst langs de wetenschappers, die wereldwijd een strijd leveren over de wetenschappelijke verklaring van wat er gebeurd is. Is het een gas? En welke dan? Komt het door de vulkaan onder het meer? Enzovoort. Haarscherp laat hij zien dat er in wetenschappelijke theorievorming ook persoonlijke machtstrijd meespeelt. En ook hoe wellicht het temprament van de wetenschapper mee bepaalt, waarom hij het ene gegeven opblaast tot hoofdpunt in de theorie en andere zaken verontachtzaamt.
In Mythebrengers beschrijft hij wat er in de hoofden en harten van de christelijke missionarissen rondom het meer afspeelt. Hoe iemand, die het wel overleeft, zich sindsdien geroepen voelt om priester te worden, als het ware uitverkoren voor een grootse taak. Hoe ook de straf van God in het verhaal de ronde gaat doen. In Mythemakers tenslotte komt het Afrikaanse perspectief aan de orde. Daar speelt het waargebeurde gegegeven een rol, dat er ooit, zonder medeweten van de bewoners, de prikpil is uitgdeeld, zodat men onvruchtbaar werd. De dood van al het leven daaromheen kwam er vanuit dat perspectief nog eens bovenop.
En zo ervaar je weer eens, hoe de hele wereld een constructie is van verhalen die we aan elkaar vertellen. Hoe mensen elkaar vinden omdat ze hetzelfde verhaal willen vertellen. Hoe mensen elkaar nooit kunnen bereiken, omdat ze alleen hun eigen verhaal voor het ware houden...Ach, wat zou de wereld toch mooi zijn, als we alleen maar zouden LUISTEREN naar elkaars verhalen, en daar de ruimte voor scheppen.