Ik heb een dvd uit de bieb meegenomen omdat ik op de hoes viel. Het is een film uit Taiwan en heet YI YI. In de vertaling A one and a two. Wat de betekenis is van die Engelse titel: ik weet het niet. Hoogstens dat het past bij de poëzie, die door de film ademde. Het gebeurde bij mij dus, bij de hoes: je ziet een kind in het zwart en die loopt in een rode ruimte, richting een rode trap. Rood is in de Chinese cultuur de kleur van voorspoed en geluk, maar de trap, die je-weet-niet-waarheen leidt, suggereert iets: een-niet-zomaar-vanzelfsprekendheid.
Zo'n klein figuurtje in een lege ruimte. Een beetje zelfbewust in houding doet hij een stap voorwaarts. De regisseur is Edward Yang en vertelt over een grootfamilie in een moderne stad, in Taiwan. Het begint met een huwelijksfeest, een 'moetje', met een hoogzwangere vrouw en de datum was ver naar voren geschoven omdat de bruidegom de beste dag van het jaar wilde hebben, volgens de chinese horoscoop. Op de bruiloft ontmoeten oud-geliefden elkaar: 'waarom ben je '30 jaar geleden niet gekomen? vraagt een betraande dame, aan de man, die de vader blijkt van het jongetje dat de trap nog moet bestijgen, op de hoes.
Dat jongetje toont zich vanaf het begin eigenzinnig. Hij eet geen hap van al dat heerlijke chinese eten. Tot zijn vader hem naar Mc Donalds meeneemt en hij, met zijn benen bungelend, van alles wegschrokt. Dit jongetje: die maakt de film. Om hem heen zie je de volwassenen worstelend leven: moeder huilend op bed, zich afvragend wat de zin van haar leven is. Dat alles zo leeg is. Als kijker weet je dat haar gevoel weleens zou kunnen kloppen: want haar man bekend onderwijl, dat hij inderdaad zijn grote liefde (de vrouw op het feest) heeft laten gaan. Ook hij op zijn beurt is dus in strijd met zichzelf: wat heb ik van mijn leven gemaakt?
En dan zie je dat jongetje. In zijn eigen wereld. Eigenzinnig zijn weg gaand. Hij heeft een fototoestel en hij lijkt lukraak foto's te maken de lucht in, richting muren en plafonds. 'Het zouden wel, abstracte schilderijen kunnen zijn", zegt een van de volwassenen om hem heen. Hij blijkt muggen te willen fotograferen. Omdat de volwassenen om hem heen ze niet lijken te zien. 'Ik wil laten zien, wat jullie niet zien', zegt hij, telkens opnieuw. Zo gaat hij ook achterhoofden fotograferen. 'Dat ben ik, van achteren!. 'Ja! zegt ie, maar dat heb je toch nog nooit gezien? En nu wel!
Dat jongetje, die ontroert me. Omdat hij een queeste heeft, die je iedereen wel gunt: zien wat niet vanzelf sprekend is. Willen zichtbaar maken, wat niet zomaar waar te nemen is. Op een gegeven moment loopt hij met zijn schoolrugzakje en zijn broodtrommeltje bij een zwembad. Heel zorgvuldig zet hij alles aan de rand ervan neer. Hij doet zijn schoenen uit. En dan laat hij zich in het water vallen. Je hoort een plons en gegorgel. Héél even dacht ik: O, nee toch! Hij laat zichzelf toch niet verdrinken? Voelt hij zich zozeer anders dan anderen, heb ik toch zelf niet goed gekeken?
Maar dan, in een volgende scene, komt hij met natte kleren thuis. Zijn familie besteedt er nauwelijks aandacht aan, behalve dat hij zich snel om moet kleden. Ze vragen waarom hij zo nat is, maar wachten het antwoord niet af. "Omdat ik wilde voelen hoe dat is", zegt het jongetje, vooral tegen zichzelf. Dat is toch mooi, omn dat te willen en te doen in het leven? Niet mee met de gebaande paden, maar de sensatie van natte kleren, de achterkant van je nek, muggen die rondzweven: aanwezig zijn bij het kleine en onbeduidende. En dan voelen hoe dat is: dan loop je in een lege ruimte vol geluk en is elke stap een avontuur. Zoals de dvd-hoes toont.