Het kwam heel erg bij me binnen: ooit was er een tijd dat er geen motoren en machines waren en dat alles met paardenkracht werd bewerkstelligd. Tot nu toe dacht ik dan aan een paard dat de eg voortrekt op het platteland in plaats van een tractor. En mensen op paarden als vervoermiddel. Maar in een stad als Londen? In Camden is er nu de Stablemarket, een zeer levendige markt vol met van alles, ook de kleine persoonlijke nering.
Erg gezellig en het is ooit begonnen in 1972 met maar 16 kraampjes. In wat vroeger dus de oude paardenstallen waren van Londen. Er konden 420! paarden op de stal, er waren verdiepingen en er was een paardenziekenhuis, elke stal is nu een winkeltje, en daar waar nu de mensen krioelden, was het ooit het domein van paarden. Het kanaal dat over de hele noordelijke lengte van Londen liep eindigde of begon dus hier in Camden, waar ook een sluis is. En die paarden trokken dus al die spullen door heel Londen heen, met boten van de ene kant naar de andere.
Ik herinner me ineens dat in mijn kindertijd de groenteman met paard en wagen door de straat kwam en dat er op het einde van de straat een ‘paardenwei’ was. Daar stonden oude paarden, die niet meer hoefden te werken. Het was een heel avontuur om samen met mijn broertjes daar schillen naar te brengen en ze te voeren. Vlakbij hadden we een hol, in de struiken, maar we mochten nooit te lang weg blijven. Maar wat was dat, te lang? Ik had geen klok of horloge . Op mijn gevoel spoorde ik mijn broertjes aan om mee naar huis te gaan. Soms was dat ‘te lang’. Het vrijst voelde ik me als ik mijn broertjes niet op sleeptouw hoefde te nemen; dan ging ik liggen bij de paardenwei, plukte er paardenbloemen en blies de pluizenbollen weg.
De melkboer was modern, die kwam met een busje langs de deur en de bakker van Tarvo had een soort elektrisch wagentje of zo. En de olieman kwam langs. Dat ik dit nog heb meegemaakt en allemaal vergeten ben! Hoe oud was ik? We hadden nog geen auto. Ik bracht mijn broertjes ook naar de kleuterschool en ik zat al op de lagere school. Ik moest op tijd komen en hun maakte dat niet uit. O, wat duurde die anderhalve kilometer lang, als zij speelden rondom de lantaarnpalen en de tijd krap was. Maar soms was het ook leuk: we zagen patronen in de stoeptegels en hadden een spelletje dat je op sommige tegels niet mocht komen. Maar ik dwaal af.
Onderweg naar Regentspark kwam ik, langs het Joods museum. Wat een andersoortig perspectief dan in Nederland, waar de holocaust centraal staat. Hier werd het verhaal verteld van een Engelse jood, die familie had in Rotterdam, ze ook weleens bezocht en net op tijd terug was in Engeland toen Rotterdam werd gebombardeerd. Al zijn familie in Nederland was hij kwijt geraakt. Wat ik niet wist, was dat na de Tweede Wereldoorlog er veel Joodse kinderen, die hun ouders in de holocaust waren verloren en het zelf dus hadden overleefd, in Engeland werden opgevangen, ze heetten The Boys, al waren er ook meisjes bij. Duizend zouden er worden opgevangen, ze vonden er 732 en dat is altijd een hechte groep gebleven, strijdbaar tegen het naoorlogse fascisme. De Joden zijn overigens 350 jaar een verboden groep geweest in Engeland: in 1290 verklaarde Edward1 dat alle Joden het land moesten verlaten.
Met al deze nieuw verworven kennis zeeg ik neer in het groene Regent Park. Te warm om helemaal te wandelen naar Hydepark en de Serpentine Gallery en eventueel nog naar het Victoria en Albert museum die vrijdagavond open is... met een boekje in het gras naar mensen kijken, steeds meer opschuivend in dit grote park, helemaal tot Bakerstreet, de straat waar Sherlock Holmes woonde. In de fictie, maar er is wel een museum in een pandje. Londen in de zon en vol bloeiende lentebomen... onvergetelijk, weet ik nu al.