Heerlijk, dacht ik zonet. Ik wandelde door de bossen naast de Leemkuil en daalde weer af, de stad in. Er hangt al warmte in de lucht, er is al het eerste ontluikend groen aan struiken, de gele toverhazelaar bloeit in de tuinen, evenals kleine roze lentebloesem, ook in mijn tuin is de roze ribes al uit. Nu gaat het hard met de lente!
Op de helft van de weg naar huis kom ik bij de Groenestraatkerk. Even naar binnen, de voeten wat rust gunnen en gewoon maar zitten, kijken naar de brandende lichtjes en het Mariabeeld. De gewijde sfeer, midden in het alledaagse, ik hou ervan dat even op te zoeken tussen alle bezigheden door. Dat geeft de dag een extra kleur. Dát zocht ik ooit in het klooster, die mix, maar nu is het een ontdekkingstocht om dit zelf te creëren en te vinden.
Ik liep de kerk uit, nou ja... het regende! Maar de regen rook lekker. Fris en aards. Maar nat worden is toch ook niet te verkiezen, als je nog vier kilometer, ongeveer, hebt te gaan naar huis. En nu zit ik dan in de bieb. Voor het eerst in deze bieb bij wijkcentrum De Klokketoren, waar ik lang beheerder ben geweest. Op de plek waar ik nu typ, was ooit de sacristie van de Goffertkerk. Exact van deze plek waar mijn voeten nu op rusten, ligt er nu nog steeds de zwarte vloerbedekking in mijn halletje thuis... Wat nu bieb is, was ooit een deel van de grote zaal van het wijkcentrum, die zondags kerk werd.
Deze scenewisselingen die in mijn brein razendsnel op en neer gaan, geven ook iets van een surrealistische werkelijkheidsbeleving. Gisteren in het zonnetje in de tuin, las ik weer een flink stuk in deel twee van Murakami's De Moord op commendatore; Metaforen verschuiven. Het is moeilijk om aan iemand die nog nooit meegegaan is in de wereld van Murakami uit te leggen wat zo verslavend aan hem is. Gisteren vielen me de korte zinnen op, die hij gebruikt en hoe vaak hij steeds in iets andere woorden, weer een alledaags gegeven van de hoofdpersonen in herhaling vertelt of ze het in herhaling laat denken.
Dat is een beetje wat ik nu ook doe: hier op deze plek zitten, een telescoop naar het verleden uit trekken, erdoorheen turen en mijzelf zien rondscharrelen toen ik hier beheerder was en nu, in deze knus ingerichte bieb mijn blik laten ronddwalen naar grote foto's van lezende mensen in een hangmat, tegen een boom aan, op een bankje buiten en weten dat je dat zelf op, weer andere momenten ook dat doet. En je tegelijk herinneren dat die grote foto’s nu de andere zijde zijn van de muur die gemetseld is tussen het huidige wijkcentrum met nu dus een veel kleinere grote zaal, en nu dus de bieb.
De sfeer van de schilderijen van Aron Wiesenfeld, die past wel bij Murakami. Door zijn schilderij The Well uit 2010 kreeg ik erg veel zin om weer een Murakami tot me te nemen. De bron is een gat in de grond bij Murakami en deze ruimte keert vaker terug in zijn boeken. Mensen ontdekken een ruimte onder de aarde en dalen erin af en brengen zichzelf in een prikkelende, misschien gevaarlijke situatie. Stel dat iemand de ladder weghaalt, waarmee zij zijn afgedaald onder de grond en niemand weet waar je bent? Tegelijk willen ze daar zijn, om een absolute vrijheid te kunnen ervaren.
In de schilderijen van Aron Wiesenfeld figureert vaak een jong meisje. De sferen waarin ze zich bevindt herken ik wel uit mijn dromen van vroeger. In Train Tunnel uit 2009 staat ze aan het begin van een tunnel: dat is heel lang ook het begin geweest voor mij van een hele reeks terugkerende dromen. Nu zie ik dat zij een hartje als tas in de hand heeft... misschien past dat bij die leeftijd... jong nog op de drempel van de volwassenheid, je hart in de hand, een onbekende wereld in. Want die plek is uit mijn verbeeldingswereld verdwenen, lijkt het: Ik loop nou nooit meer in mijn dromen een tunnel in. Maar zo meteen loop ik wel weg van hier, want de zon is weer gaan schijnen.