Ik luister nu naar de ochtendviering om 6u die ik zelf maandag nog heb meegemaakt in Chevetogne. Dan loop je 400 meter van het gastenverblijf naar de kerk. De zon gloort achter de heuvels, koeien staan in de mist, de zwarte poes speelde met een gevangen muisje, dauwdruppels en zacht, zacht licht. Wat de monniken zingen maakt me niet zo uit, ik weet het ook niet, hun geluid vibreert in je ziel als een klankschaal.
De kracht van Chevetogne is, dat er tegelijkertijd aan de linkerzijde in de hoogte een Latijnse kerk aan het klooster is gebouwd en uiterst rechts een kleine witte Byzantijnse kerk. De monniken zijn één gemeenschap, sommigen kennen beide riten en doen ook beide, anderen zijn gespecialiseerd in één vorm. Je zou denken dat degene die het beste kunnen zingen zich specialiseren in de Byzantijnse rite, maar een aloude klooster-anekdote is dan natuurlijk dat wanneer je daarvoor opteert bij binnenkomst, de abt je dan zegt: begin dan maar eens bij de Latijnse dienst. De beroemde, maar voor mij ondertussen ook beruchte ‘gehoorzaamheid’.
Uiteindelijk is de boodschap dus: alles is maar een vorm en elke vorm nemen we wel volstrekt serieus. Ik wipte zelf bij de eerste completen over van de Byzantijnse naar de Latijnse. Bij de Byzantijnse is het ook gewoon dat je inloopt en er weer uit loopt, ook de monniken zie je dat doen, even tussendoor naar de wc ofzo. Ik dacht dat ik in de verkeerde dienst zat voor dat mooie Salve Regina, want ik zag J. die het had aangeraden niet zitten. Ze zat in het donker in een van de zes zitplaatsen binnen de koepel waar ook de monniken zijn, maar dat kende ik toen nog niet.
Ik dus over het terrein, langs de voorkant van het klooster, de vier keer zeven trappen op aan de achterzijde naar de Latijnse kerk, met slechts één heel grote fresco in oranjetinten van de onderwijzende Christus, omgeven met de vier symbolen van de evangelisten. In de Oosterse kerk staat deze centraal en niet de lijdende Christus aan het kruis, zoals in de westerse kerk. Mooi, spreekt mij veel meer aan.
Er zaten aardig wat monniken in de koorbanken. O, dit was ook wel weer vertrouwd, want zo heb ik het vaak meegemaakt. Op het einde liepen alle monniken naar achter, schaarden zich aan weerzijden om het Mariabeeld en zongen in het donker het Salve Regina, Ik kreeg acuut heimwee naar de Clarissen. Ooit is er een tijd geweest dat ik overwoog om dichter bij het klooster te gaan wonen, omdat het me zo mooi leek om zo elke dag af te sluiten...