Lichamen die vloeibaar worden, mee ademen op Andalusische muziek, zeven muzikanten in een halve kring op de achtergrond en een zangeres die soms naar voren treedt en één wordt met de dansers. Ziel die zichtbaar wordt, verstand en doelgerichtheid uitgeschakeld, de enige intentie: er zijn. In een modern lijf: aanwezig, direct, intens helder.
Jaloersmakend, om zo in je eigen lichaam geborgen te zijn, bewegingen die zichzelf vorm geven. Ja, het is choreografie, ik weet het, maar het is exact zoals je het zelf zou dansen, als mijn lichaam dat zou toelaten. Verlangend, reikend, verguld met het pure gegeven te bestaan, dat de ander er is. Er is geen klein ik-gericht zelf meer, allen zijn muziek geworden: meeglijdend op klanken, als in zachte roetsjbanen, lichamen zonder geluid, gedragen door elke ademhaling, expansie en inkeer, naar buiten, naar binnen...
De Andalusische muziek, ontstaan vanaf de 9e eeuw tot de 15e eeuw, maakt die ene oeroude onderstroom in mij wakker: ik was ongeveer dertien jaar en in Tunesië, in een woestijngebied, in een nederzetting met een binnenplaats en uit het niks kwam de gedachte: ik ben ooit een man geweest en zó heb ik gewoond. En in Cordoba, waar ik ooit een week verbleef, dezelfde gedachte: ik heb hier geleefd, ik was een zakenman, had een schip waarmee ik mijn handelswaar verspreidde, maar als ik thuis was, dan ging ik vaker op een dag naar de Mezquita, de moskee. En in Venetië schieten die gedachten ook door mij heen: ik was hier eerder, flaneerde over het San Marcoplein, zwierf door de steegjes. Ik ben dan altijd een man. De muziek van Anour Brahem maakt datzelfde in mij wakker.
Ja, dat zijn rare niet te beredeneren gedachten en gevoelens, maar ik ga niet ontkennen dat zij in mij leven en dat soms die onderstroom even de boventoon voert. Zoals vanavond in de Stadsschouwburg tijdens de voorstelling Ziel / Rouh; het Arabische woord voor ziel. De voorstelling was van ICK met het Amsterdams Andalusisch Orkest.