Ik vind het erg, erg bijzonder hier. In het vliegtuig verlaat je het continent ongeveer op de hoogte van Porto in Portugal, dan heb je dik twee uur gevlogen. Onder je wordt het dan blauw, blauw, blauw, de Atlantische Oceaan, voor weer meer dan twee uur. Dan doemt er plots een berg op, het is de Teide, de hoogste berg van Spanje. Dan komen de contouren van het eiland.
Ik voelde me net een ontdekkingsreiziger. Dat er midden in de oceaan een aantal eilanden blijken te liggen! Van bovenaf zie je de zeer steile kliffen van de punt, de vakantieoorden in het Westen, men schijnt daar geel zand uit de Sahara neer te hebben gelegd. Het blijft eruit zien als een paar streepjes nederzetting, terwijl die kale vulkaan in het midden alles domineert. Je ziet de zon aan de west en zuidkant en dikke wolkenpartijen waar groen doorheen schemert aan de noordkant.
Overal die donkere grond en overal uitstulpingen, kleine vulkaankratertjes, bobbels. Alle bebouwing volgt het landschap, in de glooiingen, de ‘scheuren’ vermijdend. De sfeer hier is stil, het lijkt alsof geluid opgenomen wordt in de aardkorsten, of door de ruimte van al die oceaan eromheen. Zelfs de vliegtuigen die hier vlakbij aankomen en opstijgen, lijken tegen de donkere vulkaanachtergrond onbeduidend. Zo kwam je zelf aan en zo vertrek je weer. Voor 17 dagen aard ik hier en het voelt een beetje magisch en goed.