Met dat lied hoef je nooit meer een kerk in en het maakt elke religie in feite overbodig. Wie dit van harte meezingt wordt vanzelf opgenomen in een levensstroom waar iedereen en alles een eigen plaats heeft en alles meedoet en mee danst. ‘Jij gelooft in God’, zei broer Y. onlangs tegen mij en het was voor het eerst dat ik terugzei: 'Nee, ik geloof niet in God'. De ontkenning maakte meer duidelijk waar ik sta in het huidige discours en met mijn achtergrond, die de theologiestudie blijft, dan wanneer ik zou beamen dat ik inderdaad geloof in God.
Taal is een kwestie van context. Niet de woorden tellen, maar dat wat de woorden kunnen betekenen voor een ander. In Franciscaanse kringen geloof ik enigszins wél in God, omdat het bijna nooit over haar gaat In de boekenclub geloof ik op mijn geheel eigen wijze ook in God, en dat geldt ook voor de vrouwengroep. Maar misschien geloof ik in de projectgroep met louter theologen, weer niet zo erg in God...
Kan dat? Ja, dat kan. Alles is afhankelijk van perceptie en waar de taal heen gaat en waaruit je komt. Taal kan een barrière zijn, of juist openen. Dat bleek bij het boek van Lale Gül Ik ga leven. B. ervaarde haar taalgebruik als schokkend, grof en onnodig dure woorden gebruikend en dat stootte af. Terwijl ik het meteen herkende: wanneer je moet uitbreken en een nieuwe plaats zoekt in een samenleving die van huis uit niet de jouwe is en zelfs als je vijand wordt ingepeperd, zoals Lala Gül, Turkse met zeer traditionele ouders en verplicht wordt met hoofddoekje om, een traditionele vrouwenrol te vervullen, dan wordt de taal van degene waar je heen wil, er één om te veroveren, juist ook in alle extremiteiten. Ook mijn ouders gebruikten ‘in de buitenwereld’ vaak dure en moeilijke woorden, lieten hun meest analytische en intelligente gezicht zien. De boodschap is dan: ik ben onafhankelijk, ik kan jullie aan, ik ben minstens gelijkwaardig. Voor mij won Lale Gül, simpel door deze herkenning meteen mijn hart, terwijl B. heel wat moest overwinnen om uiteindelijk wel met mededogen met haar mee te kunnen leven: wát een reis heeft Lale Gül moeten maken, om haar eigen motto, de titel van haar boek, waar te kunnen maken: ‘Ik wil leven.’
Een wandeling door een klam en vochtig bos, broeierig zoals het in de tropen is en buiten kunnen zitten tot tien uur in de avond, toen de eerste druppels regen begonnen te vallen. Met vereende handen alles weer naar binnen gebracht en daar in het half donker, de lichten in het huisje nog niet aan, slechts twee lantaarntjes die branden, riep I. ineens: daar, daar is de vos! En ja, in het donker liep een vos op haar gemak naar de ronde tafel, op zoek wellicht naar etensresten, terwijl wij gehurkt en op de knieën binnen in het huisje toekeken. Leuk. Ook fijn om na die lange lockdown weer boekenclub te kunnen beleven: The rythm of life is a powerful beat.