En toen kwamen er door een liedje op YouTube dat ik tegenkwam ineens heel veel werkelijkheden bij elkaar. Ik dacht aan U. in Dresden met wie ik het contact verloren lijk te hebben. Zij sprak mij ooit aan terwijl ik alleen uitgebreid en lang ontbeet in een hotel in Turkije aan het strand. Ontbijt- en avondbuffet, verder was er niet veel te doen, het was al naseizoen en de zee en het zwembad waren te koud om erin te zwemmen. Zij had er een romance met een Turkse ober en ik diende als uitvalsbasis. Op het einde nodigde ze zichzelf uit om te komen logeren in Nederland, ik bezocht haar tot twee keer toe in Dresden, vierde daar op een groots feestje haar 60ste verjaardag en daar zong iedereen dat liedje in herhaling: Ich bin Ich van Rosenstolz. Zij bleek fan: Rosenstolz dat waren oorspronkelijk DDR'ers en voor al haar DDR-vrienden en nieuwe aanwas, zoals collega’s die alleen het Westen kenden en ik, was dit samenbindend.
Ik associeer het liedje nu aan de Duitse bi-groep in Keulen en aan de bi-pride-wagen die meedeed in de grootse optocht op Christopher-streetday; onvergetelijk, zwaaien naar een massa van mensen, vijf rijen dik, en een man die terwijl de vrachtauto langzaam voorbij reed naar mij gebaarde: zij, mijn vrouw, die hij omarmde, is ook zoals jij!: Bi, dus. Nu is het gewoon dat de regenboogvlag voor LHBTI+ staat, maar indertijd, 25 jaar geleden ofzo was het een overwinning dat een Bi-wagen mee mocht doen aan de gay-pride parade.
Met U. lijk ik het contact verloren te hebben, al blijf ik altijd hoop houden, dat zit onverwoestbaar in mij. Zij sleepte mij, als ik in Dresden was overal naartoe: naar haar pleegdochter, naar een vrijdagmiddag borrel met collega’s met wie zij dan aan beach-volleybal deed… ik meende te begrijpen dat dit ook paste in haar DDR-mentaliteit: zo sprak zij er ook over: hoe zij de sfeer van het socialisme miste, alles samen doen, geen concurrentie, al was er ook altijd een soort van gesprek, wie wellicht niet te vertrouwen was.
Toen was zij op bezoek in Nederland, in een recreatiepark vlakbij mijn huis, met dochter en twee kleinkinderen, eerst stelde ze voor dat ze met zijn allen bij mij zouden komen logeren, maar dat heb ik toch geweigerd. Ik ging er heel vanzelfsprekend vanuit dat ze meeging naar het wijkcentrum en dat weigerde ze pertinent, hoe ik ook aandrong. Ik snapte er niks van, maar liet het zo… er kwamen berichten met foto’s van haar kleinkinderen dat ze mij zo erg misten en wanneer ik weer kwam naar Dresden… En toen ineens vroeg ik mij af waarom zij mijn wijkcentrum niet wilde zien en bezoeken. Ik vroeg het haar, maar heb nog geen antwoord gekregen, ze zou erover nadenken en dat doet ze nu al vier jaar.
En zo zijn er onzichtbare muren die niet geslecht kunnen worden. Voor mij ook een eindeloos raadsel: de gedachtespinsels in de hoofden van mensen die transparantie, helderheid en ontmoeting onmogelijk lijken te maken en hoe je dan machteloos afstand moet houden om niet verstrikt te raken, net zoals Harry Potter en Ron Weasel in een web waarin je ingesponnen wordt en je niet jezelf kunt zijn.
En dat brengt mij naar de échte muren die er waren en zijn: ooit in Berlijn en in de opmaat naar het liedje Ich bin Ich luisterde en bekeek ik van Udo Lindenberg uit 1973: Wir wollen doch einfach nur zusammen sein… In zwart-wit zie je daar werkelijke beelden van de muur en waar je elkaar alleen maar voor één dagje kon zien met een dagkaart van West-Berlijn naar het Oost-Berlijn en weerom.
En zo brengt dát mij weer bij de foto’s die gisteren de hele dag in mij rondgingen. Ze stonden in de New York Times: Migrants on U.S Border Share Journey in Self-Portraits. Mensen hebben met een zelfontspanner zichzelf vereeuwigd en hun verhalen verteld over hun hoop en dromen voor een betere toekomst. Door de belichting en het zwart-wit van de foto’s kom je zó dichtbij een soort van intimiteit… Dit zijn mensen zoals jij en ik en we verlangen tenslotte maar één ding, zoals in dat liedje van Rosenstolz: een ‘ik’ zijn en zonder grenzen kunnen ademen in vrijheid.