vrijdag 4 juni 2021

Confettiregen

Gisteren fietste ik ‘mijn rondje’ zoals ik het gedoopt heb. Naar de kringloop Foenix, het tuincentrum Tulkensmolen en tot slot naar Appie en dan weer naar huis. Het is een gevarieerd rondje, het fietsen alleen al is een afwisselend genoegen: door de bossen, langs de weg van Appeldoorn naar Arnhem, langs het Veluwse platteland met sloten en oudere boerderijen, onder de snelweg door, een klein stukje bedrijventerrein op. Het ‘rondje’ is te variëren met allerlei uitwijken naar eigen goeddunken en ditmaal belandde ik in een buitenwijk van Apeldoorn en kwam door sportvelden. 

En elke keer is de natuur weer wat veranderd: de bossen dichter groen, de witte meidoorn, grote margrieten in de berm: ik wilde er een bosje van plukken, al had de buurvrouw in de nieuwbouwwijk verteld dat het strikt verboden is... ik zocht dus een niet zo opvallend plekje, maar ben het uiteindelijk toch vergeten. Dat kwam ook wel omdat ik weer beladen raakte met spul: zo vond ik in de kringloop vier kristallen wijnglazen à 0,30 cent per stuk: ‘Ik heb ze er nét ingezet!’ zei de man met de half uitgepakte dozen op de trolley. Boffen dus. ’Fijn, een glaasje wijn op een zomeravond’, zei hij erbij en zo is het. En ook een handig opklapbaar piepklein tafeltje van beukenhout: exact wat ik actief miste, voor een mok of een glas als je in de tuin aan het lezen bent en met je stoel de zon volgt.

Ik las het felroze boek Confettiregen van Splinter Chabot. Wat een openhartig boek waar zijn gezicht op de kaft staat, in meerdere kleuren , in een veelvoud net naast elkaar gedrukt, gemaakt door Anton Corbijn. In zijn dankwoord zegt hij tegen lieve A-Anton-: ‘Zonder een woord gelezen te hebben, wist je het verhaal in één beeld te vangen. Je had het verhaal al gezien, levend. Maar nog meer dank voor het zijn van mijn Peetoom. Toen ik nog te klein was voor kunst, nam je me er toch mee naartoe. Dank voor  het laten zien hoe je óók kunt kijken naar de wereld.’ Het boek wordt geen roman genoemd, zoals IM van Connie Palmen dat wel doet, waar ook de gezichten van Connie Palmen en Ischa Meijer op de kaft staan. Voorin staat: ‘Dit boek is een gefictionaliseerde weergave van een leven vol fantasie, verbeelding en confettiregen.’

Wat zeer raakt en wat me wel al duidelijk was geworden voordat ik het las, omdat Splinter in talkshows al veel over het boek verteld had, eenmaal met zijn voltallige familie om hem heen:  zijn drie broers, zijn vader de schrijver Bart Chabot en ‘zijn mama’ zoals ze in het  boek genoemd wordt, een krachtige vrouw die het gezin van de Chabotjes vol dromers en schrijvers op koers houdt, is het volgende: Al is het nest waaruit je komt vol fantasie, vrijdenkend, speels, vol kleur... zelf accepteren dat je ‘anders’ bent, ‘Homo’ in dit geval, is een heel karwei, waar vele obstakels voor moeten worden overwonnen, je moet altijd de kracht hebben of ontwikkelen om te springen over horden. 

Omdat je er niet voor kiest om zó te zijn. LHBQT-enzovoort: je blijkt het te zijn, dat ontdek je, ondanks jezelf... Er is altijd iéts voor nodig, eer er een helder beeld van je zelf is en een tweede is ook nog in welke mate dat échte heldere beeld van wie je bent en hoe je leeft voor de ‘buitenwereld’ zichtbaar is. Bij Splinter wist ‘de buitenwereld’ het al lang voordat hij het zelf zag. Bij velen weet de buitenwereld het maar half of nooit helemaal en in een groot deel van de wereld moet je het verborgen houden. Zoals André van Duin al zei: Je kunt heel blij zijn dat je in Nederland leeft, in vrijheid.