Gek is, dat het hier in het westen dus meestal over een fysieke ruimte gaat, iets wat door muren afgesloten is, het begint er al mee dat het voor kinderen gewoon is geworden om elk een eigen kamer in huis te hebben. Ik sliep tot mijn twaalfde ofzo met een zusje op een kamer. Mijn ‘room of my own' speelde zich onder de dekens af met mijn knuffels om mij heen. En buiten, achter bij het tuinhek naast de meidoorn, verzon ik ook werelden. In India, waar ik elke dag at, had ik het gevoel dat wij die ruimte van ons zelf ter plekke maakten: als er bijna niemand was, droomden en beleefden wij er vriendschap … zij sliepen ook bij elkaar in hetzelfde huis, deelden elkaars dekens, als de ene het al kouder had, dan de ander.
Het huis uitgaan is de eerste echte ‘Room of One’s Own’ en daarin gun je een ander ook een échte ruimte waar deze werkelijk kan leven en kan ontdekken wat het is om op jezelf te zijn. Temeer als dit gebeurd in een bestaand vol huis, míj́n huis in de stad… R. de zoon van B. van de boekenclub gaat er wonen, er is woningnood en iedereen is er erg aan toe dat hij op kamers gaat, hij zocht al meer dan twee jaar, en zo kwam de vraag. Ik hoefde niet na te denken, ik zei meteen: ‘Ja’. Maar dan moet hij wel tegen mijn huis vol spullen, kleur en herinneringen kunnen… Één kamertje boven kan hij geheel uitruimen, overschilderen en van hem maken, voor de rest, de muren, langs de vensterbanken, alle boekenkasten: dat moet intact blijven. Of hem dat gaat bevallen en lukken? Het ook te ervaren als zijn stekkie? Dat zal gaan blijken; hij liet wel al vallen dat hij mijn leesstoel bij het raam wel leuk vond en ook mijn oerwoudtuin.
Ik bemoei me verder nergens mee, het is aan hem om zelf plaats te maken en op te ruimen, hij mag ook spullen uit de keuken, huisraad enzo, naar de kringloop brengen. En dan zit je ineens puur vanuit je actieve geheugen te bedenken wat toch niet weg mag: een mok uit Seattle, een klein mokje uit mijn tienerkamer, de eerste sfeer van ‘A Room of One’s Own’: dat ik daar thee dronk uit een rood emaille kannetje dat later een koffiekan bleek, het verschil kende ik nog niet, met een sticker erop van die twee gestileerde bijna naakte poppetjes: ‘Love is’… samen theedrinken, bijvoorbeeld, bij een waxinelichtje. In je verbeelding. De liefde zou pas jaren later komen, maar dat je dan samen een wereld van beleving deelt, niet concreet alles natuurlijk, maar toch: iets van een spontaan en vanzelfsprekend en moeiteloos samen-gaan, dat zou er voor mij wel bij horen.
Dus ik laat mijn huis in de stad los. Ook moeiteloos, omdat mijn boshuisje zo helemaal in alles ‘My Room of My Own’ is… Ik realiseer mij steeds meer dat dit vanaf heel vroeger al, een soort van droom was: Alleen in een huisje in de natuur, zo simpel mogelijk, met wat boeken om mij heen. Maar ik dacht dat dit sowieso in Nederland al niet realiseerbaar zou zijn. Iets in mij is wel een kluizenaar…
Ik dacht eraan, wat voor mij nu de muziek is die bij ‘A Room of One’s Own’ hoort en de klaterheldere klanken van de piano-muziek van Scriabin kwamen binnen. Dat raakt zo, ‘to the point’, elke lege plek aan en geeft het klank en kleur. Sprankelend, vol leven en verwachting… Ik vond op YouTube een jonge chinese vrouw in het rood, Yuja Wang en ze speelt met veel expressie en dynamiek preludes van Scriabin. Die ga ik vaker beluisteren, in de herfst en de winter, heftige straaltjes zon, straks, wanneer ik morgen weer vertrek naar mijn boshuisje.