Nu pas zie ik wat dat betekende: een absolute vrijplaats, het gezellig met elkaar en anderen hebben. Want hier kom ik mensen tegen die met weemoed zeggen, dat het nu geen camping meer is, hier, waar het nu ‘recreatie-park’ moet heten. Ze herinneren zich de spontane BBQ’s bij de kantine, dat er mensen uit de omgeving ook hier naar toe kwamen omdat het zo gezellig was. Ooit is het hier begonnen met tenten en caravans kriskras in het bos en dit bos is voor menselijke bewoning klaargemaakt voor Molukkers die na de onafhankelijkheid van Indonesië naar Nederland kwamen. Een soort van vluchtelingenkamp dus, nog voor de grote wereldwijde migratiestromen van nu…
Achter de caravan naast me, is nu een graafmachine bezig. In de zomer sprak ik nog met deze oude man, die hier zijn gezin heeft zien opgroeien, tezamen met alle buren in zijn straatje en hij zei toen dat hij wilde blijven totdat hij het fysiek niet meer aankon. En nu is hij toch vertrokken… Dezelfde graafmachine was eerder in deze week ook bezig op een plaats achter mijn achterbuurman. Daarvan weet ik, dat er een jong gezin zou komen, die eerst een plek hadden in een ander deel en ook zij kent het hier vanaf toen ze zelf jong was, haar ouders staan verderop. Dat gezinnetje was hier ook, maar of ze ook terugkomen? Kunnen ze investeren in een totaal nieuwe plek, of zijn ze ook afgedropen?
Ze redden het niet, veel oude bewoners van het bos… Voor mij is het voordelig om een internet en tv-aansluiting te hebben voor 30€ per maand, omdat je de kosten met zovelen deelt, maar wat moet je ermee als je het nooit gehad hebt, er ook geen behoefte aan hebt als je hier bent, maar het wel verplicht wordt? Dan kan het misschien niet meer… zei een vrouw me, met alleen AOW en een klein weduwepensioen. En ja, de plek is hier fantastisch, in het bos op het einde van de wereld, maar de gezelligheid is verdwenen…
‘De mensen met geld nemen het hier over, die hebben het voor het zeggen’. Ook dat is een terugkerend refrein dat ik 30 jaar lang in de wijkcentra hoorde. En ik zag het in het wijkcentrum ook gebeuren: hoe mensen met de kleinste beurs weggejaagd werden. En hoe doe je dat op een geciviliseerde wijze? Welnu, er was eerst een nultarief, zodat buurtbewoners gratis een zaaltje konden huren voor hun handwerkclub of een carnavalsvereniging had zelfs hun honk in de kelder van het wijkcentrum, veel knutselen en ’s middags een biertje drinken aan de bar. Maar de ‘barfunctie’ in de wijkcentra werd opgeheven, alle barkrukken weg, en de kan koffie tegen een schappelijk prijsje moest ineens per consumptie worden afgerekend, nog wel onder het horeca-niveau, naar allengs kroop het wel die richting op. En mensen moesten maar zaalhuur gaan betalen en anders maar thuis met elkaar gaan breien. Alsof je in een klein arbeidershuisje met zijn achten fijn kan zitten.
Op tv zie je nu de horeca-ondernemer en de winkelier in de winkelstraat vechten voor hun bestaan. Maar al eerder is de leefwijze van hen met weinig geld volledig afgegraven. Ook de plek van mijn boshuisje, was ooit een rommelige plek, omgeven met drie meter hoge dennenbomen, waar een oud echtpaar een caravan had. En vóór hen waren het hier twee tent-plekken. Wég. En ik kwam ervoor in de plaats. ‘Well, something’s lost but something’ gained, in living every day zingt Joni Mitchell in ‘Both Sides Now’. Ja, het leven gaat door, altijd.