In dit verhaaltje zijn twee mensachtige wezentjes aan het kibbelen: Wát hou jij je nooit bezig met de vraag waar alles vandaan komt, wat stom, oké laten we om beurten dan maar iets gaan verzinnen. De eerste zegt dan: In het begin schiep God… De andere breekt in en zegt: ‘Whoa there! You’re not having that one! It’s been done to death. You have to make it up.’ De volgende poging behelst dat een vogel die eten zoekt voor haar jongeren, niks kan vinden, dan wat aarde eet, vervolgens een nieuw ei legt en uit dat ei komt het universum. Ook deze versie wordt weggehoond. Na nog enige pogingen komt eruit dat het universum begonnen is omdat iemand eraan dacht, nee noem degene geen God, maar bijvoorbeeld Derek. Eerst zweefde die een beetje door de ruimte heen in het niks, kreeg daar genoeg van, vond een ligstoel en een milkshake en hij eet een hotdog en toen ontstonden er allemaal dingen in zijn hoofd: kleur, planeten, bergen, bomen enzovoort. En dat werd werkelijk. Ineens kwam heel erg bij me binnen wat scheppingskracht is. Gewoon in je eigen leven: je stelt je iets voor en daardoor kan het ontstaan. Zoals ik ineens bedacht dat een huisje ergens rustig in de natuur wel mooi zou zijn en nog geen anderhalve maand later vond ik het en nu woon ik er alweer één en drie kwart jaar.
Het boek komt uit 2010 en heeft waarschijnlijk vier vrouwelijke kunstenaars; door de ook buitenlandse namen, Chinees en wellicht Maori, weet ik het niet zeker. Dat is voor de huidige maatstaven weinig ‘vrouw’. Het zegt mij ook dat in pakweg twaalf jaar een focus veranderd is. Maar er zitten wél definitief heel vrouwvriendelijke verhalen in, waar de man de schuld heeft aan alle ellende en niet Eva. Eentje van Brecht Vandenbroucke (ook Brecht kan een mannen of vrouwen naam zijn, maar het is een man ontdek ik al googelend, beeldend kunstenaar met pop-art motieven) vertelt in ‘Genesis’, zonder woorden: In het begin ontstond er uit een donkere leegte met flarden kleur een onsterfelijke grote vrouw. Uit haar kwam een onsterfelijke man. Nog vast aan haar navelstreng zet hij het licht dat ook uit haar ontstaat aan het firmament. Alles ontstaat uit haar: de eerste kiem, aarde, lucht , het water, de olifant, tijgers, de flamingo en alles is mooi. Dan kijkt de man om zich heen, er is niemand en dan verkracht hij haar. Dan komen er allemaal sterfelijke mensen uit haar en de harmonie is weg. Hij voelt dat hij zelf ook sterfelijk wordt. Hij kan dit niet aan en kruipt weer terug in de baarmoeder. En zo bleef de aarde achter, met mannen daarin, die elkaar vermoorden, een vrouw met een knuppel slaan, bomen omver werpen; chaos alom.
Let wel: zonder woorden in zeven pagina’s, zó sterk gedaan. Nog eentje dan, die ‘All that dreams matters’ heet. Je ziet dat allerlei goden naar de ‘Diety School’ gaan, waar ze dus leren om te scheppen. Atlas, Gaia, Hermes , Ganesh, Venus, Thor, Horus, Isis enzovoort. Alleen ‘God’, een slungelige jongen met een ongeschoren baard, wit overhemd, slordig dasje, verslaapt zich en komt te laat en zit er onverschillig bij. Ze krijgen de opdracht om een goddelijk plan te maken en iedereen gaat enthousiast aan het werk, behalve God die komt op geen idee en probeert bij Ganesh te spieken, die al een kleurrijk boek vol bruisende en dynamische plannen heeft. Uiteindelijk komt hij met een oude kartonnen doos en daarin heeft hij met stokjes en pleisterplakwerk wat bolletjes gestopt. Dit is mijn plan…zegt hij bedremmeld…en het eindigt in een prullenbak. Maar dan wordt dat toch het universum, een wereldbol verschijnt, ingezoomd, op Groot Brittannië .Daar knielt een bisschop in een lege donkere kathedraal. ‘God, hoor je mij?’ vraagt hij. En dan nogmaals : ‘God?’. Einde van het verhaaltje. En kijk dan weer naar de titel: alleen degene die dromen kan, schept iets wat ertoe doet.
Er is ook een verhaaltje waar een lichtgeel maan-achtig wezen (de maan is van oudsher vrouwelijk) uit de vele vormen die om haar een dwarrelen, bomen plakt , zoals die kleurige plastic figuurtjes van vroeger die je op het glas kan plakken en zo een wereld kan scheppen, in mijn huis in de stad heb ik zo een raam bij mijn leestoel, vol. Dan maakt ze in de relatieve donkerte om haar heen, een rond gat en plaatst daarin, in het licht, alles wat ze gemaakt heeft, een paard, een vogel, een walvis… en er ontstaat een man om haar heen en ook die plaatst zij in de wereld. En dan gaat het dus mis: de man geniet aanvankelijk en dan gaat hij vernielen, de maanfiguur wurmt zich ook door het gat in een poging om hem het goede te leren. Dan realiseert ze zich dat ze dat niet kan, hij moet het zelf uitzoeken. Ze keert terug door het gat en kijkt sindsdien met volle maan met mededogen naar de wereld.
Kortom: dit is een boek vol zoveel mogelijke werelden. En bestaande werelden, want wat er in het begin is heeft een vervolg, schepping en bestaan zijn met elkaar verbonden. Ik zou willen dat dit boek meerdere vervolgen zou krijgen in de wereld van de graphic novel. Nog eens 24 kunstenaars uitdagen, zoveel als dat er uren in een dag zijn en ze zeven pagina’s geven, zoveel dagen als een week, waarin God in de bijbel de wereld schiep. Er kunnen nog zoveel nieuwe verhalen en dus werelden, ontstaan.
PS Bij de kringloopwinkel vond ik onderstaand kuikentje. Een tuimelaar; blijft altijd in evenwicht en herneemt haar plaats, hoe hard je er ook aan duwt. Ik vind haar ook nog eens van een perfecte vormgeving, alles klopt. Misschien zou mijn verhaaltje over het begin van een wereld, bij haar een oorsprong vinden.