Het moet komen omdat ik een week lang in mijn eigen huis was, dat tegelijk was ‘overgenomen’ door een slordig studententype, met een leven waarin nog zoveel oningevuld is. Iets in het ‘mechanisme’ van mijn brein werd aangezet, en als dat een te technische verklaring is, dan: iets in de humuslagen van dat hele bodemleven onder je hersenpan kwam weer naar de oppervlakte, zichtbaar, zoals een regenworm tevoorschijn kan komen als je in de grond woelt.
Ik ben zelf helemaal niet netjes, maar nu was het aanrecht zó vol allerhande spul, van lege eierschalen in een mok, koffie die uit een te vol ouderwets koffieapparaat met filter was gelopen, zodat het aanrecht aangekoekt en bruin was gekleurd, vuil bestek en borden, al gebruikte pannen op fornuis en in het aanrecht, enzovoort. Het was als toen ik de keuken inliep in de studentenflat, omdat je van plan bent om iets voor je te koken, maar ik dan na één aanblik dacht: nee toch maar niet, ik kuier lekker naar de Mensa en laat mij iets voorschotelen. Dit dacht ik dus ineens letterlijk, in mijn stadskeuken in de buitenwijk, helemaal niet op loopafstand van de universitaire mensa.
Dan was er de douche die je deelde met gang-genoten, waar je elke keer een beetje voor de keuze stond: ofwel die eerst wat schoonmaken, voordat je zelf gaat douchen, óf eroverheen kijken. Net als over de talloze schoenen die overal op de grond stonden, halfgeopende en leeggegeten verpakkingen van chocola e.d. Mijn strategie was meestal; eroverheen kijken en dat was nu ook zo, het was nu zelfs veel bewuster: Nee, ik ga niét met een doekje over het aanrecht, ik gooi geen dingen in de afvalbak, het is zíj́n huishouden. En iets in mij groef, klaarblijkelijk daardoor, in een week tijd, dat gangetje naar dat oude, jonge zelf.
Nu vraag ik mij af, of exact dít de reden is, waarom mensen plekken van vroeger bezoeken of steeds ergens naar terugkeren: niet uit nostalgie of om een herinnering te eren, maar om je zelf weer even precies degene te voelen, die je toen was. Dat dit ongemerkt dan gebeurt, maar dat het toch een verjonging betekent van je ziel, je geest, je hart; dat het je daarom goed kan doen, om dat te doen omdat je een ouder zelf weer kan ankeren in een jongere.
Nu ben ik wel een gewoontebeest gebleken: ik keer terug naar plekken. Zoals naar Venetië, en nu, bijna weer toepasselijk, naar Terschelling en Oerol Wat is het moment dat ik écht wíl gaan? Bijna op de automatische piloot begon ik al voorbereidingen te treffen, want het kan weer na Corona, maar tegelijk was ik niet speciaal al nieuwsgierig naar het programma. Het uitzicht in het bos vanuit de tent, wat mijn favoriete verblijfplaats was, heeft ook niet dezelfde bekoring meer, vanuit mijn boshuisje… Ik dacht al naar een andere campingplaats te gaan, die meer de sfeer van de duinen heeft. Iets in mij vraagt zich ook af, of wonen in mijn boshuisje niet ruimschoots en een groot deel van de Oerolervaring vervangen heeft? Een nog open vraagteken.
Vandaag keek ik voor het eerst naar het programma van Oerol, dat dus alweer bijna een week online is. Dat brengt mij meteen terug naar die keten van zelven, aaneengeregen, van bijna 25 jaar, zoveel ervaringen … Wellicht wil ik dit toch wel weer tot leven wekken om mij ook weer jong te voelen, zoals in mijn stadshuis. De hele plattegrond, de bouwtekening van deze perceptie zit, realiseerde ik mij ineens in dat éne liedje van John Denver: ’Looking For Space’: On the road of experience, I,m trying to find my own way…and I ‘m looking for space, and to find out who I am, and I’m looking to know and understand…. it’s a sweet, sweet dream, sometimes I’m almost there… then I look in the center, suddenly everything’s clear, I find myself in the sunshine and my dreams… Dit is meer dan een lijfliedje: dit liedje van de lp 'Windsong' uit 1975 werd de gebruiksaanwijzing van mijn leven: zó doe ik het.
Maar nooit geweten tot nu, dat die ruimte volkomen letterlijk de ruimte is waarin ik mij bevind. ‘Ruimte’ had tot nu toe een symbolische betekenis. Maar het is van materie: Hoe die ruimte je gevoelens, je verlangen en je dromen vormgeeft. Er is niet zoveel echt van je zelf. Dat zelf wordt bepaalt door de ruimte waarin deze zich bevindt. Ik zie gepijnigde gezichten op foto’s van vrouwen in een kapotgeschoten stad in Oekraïne, ze koken op straat, met houtjes gestoken tussen opgestapelde stenen met een rooster erboven, het zou zomaar een deurrooster kunnen zijn, bedoeld om je voeten vooraf te vegen, zodat jouw huis schoon blijft. Maar ze hebben geen huis meer. Geen woorden meer voor alles wat er aan je gebeurd, pijn in alles die je bent en ‘gewoon’ doorleven… Zo zou ik mij ook voelen als ik daar was. Maar dit zelf zit nu comfortabel bij een kacheltje in het bos, terwijl er wat zachte regen op het dak tikt en ervaart de luxe van zomaar wat te kunnen mijmeren over Het Zelf.