Het mooie van Oerolvoorstellingen is, dat ze daarna, op de lokatie waar ze gegeven worden, toegevoegde betekenis kunnen krijgen. Heel anders dan in de stad een theater in gaan en daarna weer buiten in een café of tussen de drukte van mensen, auto's en fietsen te belanden. Een omgeving die gewoon de eigen gang gaat en de theaterervaring reduceert tot een kort uitstapje, vermaak, even ontspanning in de hectiek.
WIEK, zag ik, een voorstelling van Baukje Schweigmann en vormgever Teun Moss, op het immense strand. Daar was een ronde zwarte arena gebouwd die er uit de verte uitziet als een ronde grote ton, een beetje bunkerachtig. Je wordt ook gevraagd om op de wandeling erheen de wijdsheid en de ruimte van de zee en het strand tot je te nemen. Helaas kletsen en keuvelen de mensen. Liever had ik een ieder gemaand om in stilte te lopen.
Binnen is een wiek gebouwd, die horizontaal boven de grond zweeft. Drie vleugels heeft het, zoals bij een windmolen en die draait aanvankelijk op de snelheid waarmee de Brandaris, de vuurtoren van Terschelling, haar licht over het eiland zwenkt. Drie vrouwen dansen een uur lang onophoudelijk binnen de lege spaties van het wiek. Onontkoombaar maken ze rondjes om het wiek niet tegen zich aan te krijgen.
De ene keer proberen ze zich te verzoenen met het wiek, door de klap net te ontwijken en er dichtbij te verblijven. Op andere momenten rollen ze, rennen ze. Voornamelijk alleen, maar ook af en toe samen houden ze zich gaande binnen het wiek.
Associaties in overvloed: de tijd die maar doorgaat, de machinerie van de wereld waarin je je hebt aan te passen, de ronddraaiingen in je eigen hoofd, waar je steeds maar dezelfde soort patronen maakt en je je bijna niet uit kunt bevrijden.
Mooi aan de voorstelling is, dat de danseressen pas op het einde erop komen om zomaar stil te gaan liggen in het rulle zandstrand. En zie: de Wiek verheft zich: de drie vleugels klappen naar elkaar toe en worden tezamen een zuil van licht.
Zo spreekt de voorstelling van een mogelijke bevrijding, een verlossing voor wie buiten de gebaande wegen stil wordt. En als je daarna dan alleen gaat wandelen over het strand, naar de zee, terwijl het laatste avondlicht rood gloort in de horizon aan zee en je in de verte nog steeds die witte lichtzuil ziet met de zwarte ronde arena als een minieme rand, dan ervaar je met de branding in je oren: Stil maar, wacht maar, alles wordt nieuw.