Afgelopen zondag, laat in de ochtend, liep ik het Reichswald in. Dat is het bos dat de grens aangeeft van Nederland en Duitsland. Op het pad ervoor, door weilanden met dikke mist, is het nog Nederland, en zie je het Reichswald als een dikke haag tegen de horizon aan schuren. Het pad stopt bij een roestig oranje half vervallen traliehek, je opent het poortje en dan betreed je Duitsland.
Het was er meteen anders. De sfeer was dubbelzinnig, een beetje unheimisch. Er liep een nog vaag te onderscheiden, ooit geasfalteerde weg dwars het bos in en ik zag als vanzelf beelden, van smokkelroutes, marcherende en controlerende Duitse soldaten, geschuifel en ge struikel door het struikgewas, ontwijkende manoeuvres om het Duitse Gevaar te omzeilen en van je af te schudden: daar, aan de rand waar ik net vandaan kwam, daar was het immers Nederland, al was het in de Tweede Wereldoorlog natuurlijk ook alleen maar bezet gebied.
Ik wandelde wat verder en dacht aan het werk van Anselm Kiefer. Dezelfde tinten bruin, grijs, wit, donker, dof, een verwaarloosd bos, met sporen van geweld, leegte: ruimte die zich eerder lijkt te vullen met een vergeefs wachten in een soort van schrik en het-niet weten: lege kathedralen, lege fabriekhallen, alles verlaten, waar de sporen van mensen niet vertrouwendwekkend zijn, maar onrustmakend.
Raar, zo'n gevoel dat er dan zomaar plotseling is, zo'n associatieveld dat zich opent. Dit had nooit een Nederlands bos kunnen zijn,want daar doet men aan nauwgezet natuurbeheer. Het Nederlandse bos is netjes en dit is veel woester: omgevallen, verrotte bomen, natte zwarte varens, heel hoge sparren, met veel dood hout daartussen.
Nu zag ik, keurig en nauwgezet met dezelfde afstand ertussen, bordjes gespijkerd aan palen, met daarop nauwelijks leesbaar in een verschoten soort groen, namen met daaronder jaartallen. Duitse namen en sommige jaartallen bespanden een tijd na de Tweede Wereldoorlog, bijvoorbeeld van 1957-1972, anderen bespanden een half mensenleven van 1927-1968, weer anderen slechts een tiental jaren: 1936-1947
Op het einde kwam de oplossing van het raadsel: het waren herinneringbordjes van Arbeiter, die hier in het bos gewerkt hadden. Nu zag ik ook dat er bij de meeste bordjes een boom stond en dat de leeftijd van de boom zo'n beetje hetzelfde was, als die op de bordjes.
Wat is dat toch? Ik vind het een beetje een aan waanzin grenzende handeling, dat die bordjes voor en na de oorlog consequent geplaatst zijn en dat die Arbeiter dus ook gewoon tijdens de oorlog daar door gewerkt hebben. Dat ook Arbeiter die later begonnen, het toch een eer vonden, dat er op die plek een naambordje, plus boom voor hem is opgericht. Maar na 1972, stopte het en is de eregalerij ook verwaarloosd geworden.
Het was werkelijk de wereld van Anselm Kiefer, daar in dat eerste stuk bos van het Reichswald, op die zondagochtend. Die winterse mist en kale takken, geen mens te bekennen, de sfeer van een moeras. Je loopt er door een drie dimensionaal schilderij, waar je je even betekenisloos voelt als het riet of stof of splinters hout die hij op zijn schilderijen verwerkte. Of een verfklodder, waarvan het niet de bedoeling is dat je opvalt op zo'n heel groot doek. Waar het de bedoeling is, dat je oplost achter de coulissen van de tijd.