donderdag 29 april 2010

Levenstroom

Het boek Stil de tijd van Joke Hermsen levert wel wat op. Zo heb ik gisteren en vandaag in mijn zonnige lentetuintje The Waves gelezen van Virginia Woolf. Al heel lang in huis, want het staat bekend als een van haar beste boeken, vol verbeeldingkracht. Maar ik was er toch nog niet aan toegekomen. Het is een geweldig boek, zo eentje die je écht wat anders brengt.

Hermsen beschrijft hoe Woolf hier een andersoortige tijd oproept dan de kloktijd. Een tijd waar ons bewustzijn door de tijd heen reist, terug in ons eigen verleden, maar ook mee met het bewustzijn van anderen.Hoe het gevoelsleven een eigen tijd heeft, hoe het 'ik' een vloeiend iets is, dat met andere 'ikken', mee kan vloeien en zichzelf kan transcenderen. Als golven, zo zijn we: op en af, heen en weer, eb en vloed, telkens weer.

Deze associatie met de zee, die zit er ook in de muziek van Simon ten Holt, de Canto Ostinato, waar Joke Hermsen ook een hoofdstuk aan wijdt. Als zij niet zo razend enthousiast was, dan had ik het wellicht voortijdig opgegeven. Je hoort twee piano's, maar het kan ook met 4 piano's of andere muziekinstrumenten worden uitgevoerd. Op mijn cd, met de pianisten Polo de Haas en Kees Wieringa, duurt de tijd 75 minuten, maar er zijn ook uitvoeringen bekend die veel langer duren.

De canto is gecomponeerd binnen een stramien, maar de uitvoering is van intuïtie en inval afhankelijk. Je hoort, bijna monotoon, 2 piano's: mijn eerste associatie was een trein die door het landschap gaat. Het heeft iets hallucinerends en evocatiefs: de wijze waarop het-maar-door-gaat, soms met jubelende subthema's en dan weer terughoudend en in zichzelf gekeerd.

Simon ten Holt zegt er zelf over dat hij zich aanvankelijk ook bijna schaamde, voor de eenvoud ervan. Maar dat het tegelijk toch zijn levenswerk is. Als je steeds maar weer luistert, dan ontdek je dat deze muziek niet ergens over gaat. Het vertelt geen verhaal met een plot, het gaat alleen maar door en door en het woord dat uiteindelijk bij mij blijft hangen is: Levenstroom. Ten Holt gaat voorbij aan intrige en spanning, maar geeft een onophoudelijke intensiteit van Iets.

Ik denk dat het je inderdaad ook in een andere tijdsbeleving kan brengen, dat het de tijd als lineaire groei stil kan leggen en het je bijvoorbeeld in een file, zoals Joke Hermsen vertelt, in een soort extase kan brengen en rust geeft tegelijkertijd. Verder ziend dan het eindeloze blik van de auto's om je heen.

Maar, als je vanuit de stilte luistert naar deze Canto, dan geeft deze canto, óók lawaai. Ultieme stilte blijft toch het allermooiste. Dat mis ik ook wel in het boek van Joke Hermsen. Via allerlei wegen vertelt ze over een andere tijdsbeleving dan de kloktijd. Via de filosofie, kunstenaars als Rothko, schrijvers, muziek. Maar ergens geeft ze geen antwoord waartoe dat kan leiden: dat stil zetten van de kloktijd. Waarom zou je eigenlijk, als er niet iets heel moois te vinden is?

In alle religie gaat het ook, uiteindelijk, om een andere tijd dan de kloktijd. Er wordt verteld dat de mens zichzelf kan overstijgen en zijn dagelijkse ik achter zich kan laten. Wat je dan vind, heeft met liefde te maken, verbondenheid, je meet met andere maten dan met wat je gewoon bent. Maat telt niet meer. Tijd tikt niet meer. Stilte brengt je in de ultieme levenstroom, die uiteindelijk te maken heeft met Liefde.

woensdag 28 april 2010

Kitty, Daisy & Lewis

Vandaag is het zo'n dag om lekker in het zonnetje te gaan zitten en dat is wat ik zo meteen ook ga doen. In den ochtend als ik de tijd heb, is mijn achtergrondmuziek sinds het lente is geworden, een cdeetje uit de afgeschreven biebbak van Chet Baker met zijn beste verzameld werk. Hij zingt er ook op en dan lijkt het net alsof zijn trompet ineens woorden kan articuleren.

Sinds trompettist Eric Vloeimans op Oerol, het theaterfestival op Terschelling, dat 12 Juni weer losbarst, associeer ik een trompet met loom, zomers, behagelijk warm weer. Zo passen de klanken van Chet Baker nu wonderwel in mijn ochtend lentetuin, met een kop koffie en de krant, te samen met al het vogelkwinkeleer.

Voor vroeg in de avond, zou ik nu eigenlijk een cdeetje van Kitty, Daisy & Lewis willen hebben. Dat is muziek waar je lichaam meteen van in beweging raakt: swingen! De drie zijn zusters en broer van elkaar, nu 17, 19 en 21 jaar oud en ze klinken alsof ze uit de veertiger en vijftiger jaren komen. Rockabilly, country &western, daar worden ze onder geschaard, maar ze zijn het er zelf niet mee eens. Ze gebruiken alleen maar ouderwetse instrumenten en nemen op zonder computers of andere mogelijkheden om geluid te vervormen.

Zo aanstekelijk! Harmonium, ukelele, drum, accordeon, banjo, trombone, lapsteel, dat soort instrumenten en hun beide ouders doen bij optredens mee. Die ouders, Graeme Durham en Ingrid Weiss, komen ook uit de muziek. Ze wonen met zijn allen in Kentish Town in London. Het lijkt me de droom ten top om samen zo'n gezin voort te hebben gebracht.

Op YouTube is een vertederend clipje met het nummer Hold me tide. Twee oudere mensen zetten een ouderwetse radio aan en beginnen in hun huiskamertje met elkaar te dansen en dat gaat over in een danszaaltje met Kitty, Daisy & Lewis als livebandje. Heel aanstekelijk allemaal, heel geschikt voor zonnige dagen vol swing and rock & roll. Ik had nog nooit van hen gehoord, maar Going up the country, schijnt een hit geweest te zijn.


dinsdag 27 april 2010

All Stars

Omroep Max, dat is wel een aardige omroep als die wat heeft waar je zelf wat mee hebt. Zo zag ik per toeval dat deze een concert uitzond van Rod Mc Kuen. Men ziet traag geregisseerd, een oude, trage man die met een krakerige, schorre stem zijn liedjes ten gehore brengt. Hij was zelfs stukken van de tekst van een van de hits die hij ooit in Nederland had, vergeten: Without a worry in the world.

Nu gaat Rod Mc Kuen bij mij al mijn leven lang mee, sinds mijn tienertijd. Toch gek, hoe een toen al favoriet liedje, zo waar is geworden: I have been an rover, I have walked alone. Hiked a hundred highways, never found a home. Still and all I am happy. The reason is, you see: once a while, along the road, Love's been good to me. Rod mc Kuen had nu een net pak aan, met een stropdas, maar daaronder nog steeds zijn handelmerk: sneakers, gymschoenen van All Stars.

Ik keek in mijn kast, wie wat bewaard heeft wat, en ik ben een bewaarder en verzamelaar: en ja hoor: daar lagen ze, mijn eigen oude blauwe afgetrapte suède gympen. Ik heb ze lekker aangetrokken en nu loop ik er alweer een weekje op. Zo vertrouwd, van vroeger.

'He, jij hebt All Stars aan en de echte', zei nichtje N. 'En je hebt roze sokken aan, want er zit een gaatje bij je grote teen.' Da's toch wel eigenaardig. In míjn tijd ging het er ook al over of je nu echte of onechte All Stars had. All Stars worden door de hongkong-chinees (ofzo) veelvuldig, wereldwijd nagemaakt. Hoe bestaat het en wie sluist deze boodschappen door, dat pakweg 25 jaar later ook nichtje N. daarvan weet? Hoort dit soort info bij het collectieve bewustzijn?

Ja! antwoordde ik en deze All Stars, die zijn al 25 jaar oud. Nichtje N. keek me met oprechte verbijstering aan. Deze info, die leek ze nauwelijks te kunnen bevatten, alsof ik kwam met een boodschap van een andere planeet.

Maar ja, als je erover nadenkt. Het zou hetzelfde zijn, als dat iemand tegen mij zou zeggen, dat zij schoenen droeg die meer dan 100 jaar oud zijn. Want deze All Stars, die zijn twee keer de leeftijd van nichtje N. Die bestonden al, lang voordat zij geboren werd. Heel oude schoenen, die tegelijktijd hip en modern zijn, dat kan niet samen. Ik had tegelijkertijd aan tijdversnelling en tijdveroudering gedaan.

Toverfee

Wat zijn ze toch mooi: die grote roze bloesembomen die als paraplu-achtige suikerspinnen wiegen in de wind. Vol bloesem, barstensvol, wie ze ooit verzonnen heeft, fantastisch, want de bloemen dienen nergens toe. Er komen uiteindelijk geen vruchten vandaan die je op kunt eten, ze leven hun volle glorie NU, in deze prachtige lente.

Ik dacht terug aan heel lang geleden, toen ik met M., dochtertje van vriendin P., naar het speeltuintje liep bij hun in de buurt. M. was een mollige dromerige peuter, grote ogen, vrijerig, knus, met een heel eigen wereldje in en om haar heen. We kwamen aan onder de grote roze bloesemboom. M. kraaide van plezier en zij wilde er een takje van hebben.

- Ja, maar, hoe dan, ik kan er ook niet bij, zei ik.
- Jawel, dat kan, dat kan wel, toe dan! M. was toen ook al een koppig, eigenzinnig mensje, met temperament.
Ik sprong omhoog in een poging om toch een takje te grijpen. Het lukte me niet.
- Weet je... fluisterde ik, terwijl ze bij me stond tussen mijn knieeen en ik op haar hoogte was, 'er is misschien een toverfee, een roze toverfee en als we nu een toverspreuk uitspreken dan zorgt zij er voor dat we straks, als we terug zijn van het speeltuintje, er misschien een takje met bloemen op de grond ligt'.
We fluisterden een magische toverspreuk naar de volle roze takken, waar de toverfee wie weet zou neerstrijken temidden van de weelderige bloesem, zachtjes, vol verrukking, en daarna was M. bereidt om met mij verder te lopen, naar het speeltuintje.

De terugweg. Wat was dat spannend. Zóu, de toverfee? ...(en zo niet, wat zou ik dan zeggen, dacht ik) M. huppelde vooruit naar de roze bloesemboom. Mirjam!!! Kijk dan, de toverfee is geweest! Ik zag helemaal niks. Maar M. doelde op de roze bloesemblaadjes die door de wind als confetti om de boom gewaaierd waren. Ijverig raapte ze de blaadjes op, totdat ze een heel handje vol had.

De roze toverfee, die was er geweest, onmiskenbaar. Jaren later, toen M. een groot meisje werd en we na school regelmatig naar de speeltuin liepen voor grotere kinderen, die daar ook in de buurt ligt, dan zei M. elke keer als we de boom passeerden, of die nou in bloei stond of niet: 'Weet je nog...'

Ja ik wist het nog en ik weet het nog steeds. De toverfee is overal, magie brengt je in een wonderlijke wereld waar losse bloesemblaadjes grootse schatten zijn. de wereld beleven, je ontrukken aan de grijze tredmolen van de nuttige tijd; ik hoop het nooit te vergeten.

zaterdag 24 april 2010

Charletan

We hebben hem ooit bezocht: mijn groepje theologen nog van de studie: Henk Helmantel. Hij woont op het weidse Gronings land in een prachtige verbouwde boerderij, rijkmonument, de stallen zijn verbouwd tot expositie ruimten en zijn atelier ziet er precies uit als een middeleeuwse kamer: perfect op het Noorden, want dat geeft het ware schilderslicht, oude vazen, potten, tafels, dozen, zoals ze allemaal op zijn schilderijen verschenen zijn.

Alles spic en span, schoon, met regelmaat en orde en hij ontving ons persoonlijk. Geniet eerst maar van de schilderijen, zei hij met een breed gebaar. Ja, en toen, ik vond het heel vervelend, ik vond er bij nader inzien niks aan. Eerst wordt je overrompeld door de exacte gelijkenis van het afgebeelde, de perfecte composities, het realisme, alsof je alles zo kan wegpakken.

Maar het miste voor mij het leven, ik vond het zonder ziel, het ademende niet, alles was des doods, geconserveerd op sterk water. Nou, ja, je kunt er niks aan doen als je er niks aan vind, gelukkig waren we er met meerderen en smaken verschillen.

Helmantel klaagde erover dat zijn werk nog niet was opgenomen door een museum. De directeur van het Leeuwardense of was het Groningse, ik weet het niet meer, had ronduit tegen hem gezegd, dat wat hij maakte geen Kunst was. Hij beschouwde zichzelf wel zo, dat was duidelijk: Kunstenaar, ja zelfs Gods kunstenaar. Want hij had ook een soort missie: hij wilde Gods schoonheid vastleggen, loven en bejubelen. Liet hij nou indirect ook vallen, dat al die moderne mensen, die niet meer christelijk waren, dáárom geen oog hadden voor zijn werk? Ik weet het niet meer.

Nu staat er een groot intervieuw met hem in Trouw, in de fameuze rubriek waar de 10 geboden worden voorgelegd aan de betreffende. Hij blijkt voor de doodstraf te zijn. Hij vindt het christendom het enige ware geloof, de rest van de mensheid is aan het dwalen.
Ik vind dit soort mensen eng; mijn intolerantie maakt sprongen omhoog op de barometer. Iemand die zegt te geloven en die zegt een kunstenaar te zijn en die roept dat hij bescheiden, nederig en niet veel nodig heeft. Ondertussen woont hij in een kapitaal pand, spaart etsen van Rembrandt en onderhoudt zijn eigen museum.

Ik kan er niet tegen. Dit soort mensen zijn met al hun mooimakerij veel gevaarlijker dan een achterbuurtcrimineeltje, die tijdelijk een woonomgeving bederft. Het is vandaag te mooi weer om er lang mee bezig te zijn, maar ik moest het even kwijt. Henk Helmantel hoort heel terecht niet thuis in een museum. Zo is het en niet anders. Hij vertegenwoordigt de dood in de schilderspot.

vrijdag 23 april 2010

Wachten

De natuur in mijn achtertuintje is een altijd durende bron van vermaak. Behalve de mussenkolonie, die uit eenlingen en kleine groepjes lijkt te bestaan, is er nu een jonge mannetjesmerel die zichzelf geleerd heeft om zich te baden in mijn kleine vijvertje. Tussen de bloeiende gele dotterbloemen spettert en spat hij elke ochtend, parmantig op en neer wippend.

Dan hebben we de dikke hommels die dromend zweven tussen en in de roze ribes. En in de nacht hoor ik iewie-iewie, en vermoed dat er dus ook een nachtuil ergens in het plantsoen zijn domicilie heeft gevonden. Alleen de vijf goudvisjes, die ik zelf pas geleden te water heb gelaten, die heb ik sindsdien niet meer gezien. Zouden de buurtpoezen dan toch?... Of zijn het de padden in het vijvertje, verdraagt dat elkaar misschien niet?

Ik weet verder maar weinig van het reilen en zeilen van de natuur. Alleen dat het er wel heel erg des mensens uit kan zien, zo viel me gisteren op. Er streken twee houtduiven in de boom van de buurman neer. Mannetje trots, met een mooi verendek, blies zijn borstje op. Vrouwtje wat gehavend lelijk, als ze geen vogel was zou je zeggen: een grijze muis. Vrouwtje deed er alles aan om mannetje te behagen. Ze pikte teder in 's mans borstkast, vleide zich tegen hem aan, gaf hem overal kusjes met haar snaveltje.

Ze begonnen heftig met de snavels elkaar te kussen: hun lijfjes schudden mee, precies in het ritme waarin ook mensen hun copulatie verrichten. Toen had mannetje er ineens genoeg van en fladderde in de dennenboom bij mij de tuin in, vrouwtje verward en smachtend achterlatend. Ze keek naar de dennenboom, keek en keek en mannetje vloog naar haar terug. Waarna er weer een heftig potje werd gevreeën.

Opnieuw had mannetje er na een tijdje genoeg van en vloog weg, het plantsoen in. Vrouwtje had het niet meer. Ze keek zijn richting op waar hij heen was gevlogen, ze keek in de rondte, ze ijsbeerde op en neer op haar tak, ging even zitten en herhaalde alle bewegingen nog eens. Toen besloot ze te gaan zitten en te wachten. Hoe lang weet ik niet. Toen ik van huis vertrok, was er een half uur verstreken.

Hoeveel tijd mensen verspillen met wachten op elkaar, ik weet het niet. Gelukkig is het in de huidige Westerse beschaving zo, dat het aan beide geslachten geschiedt; de tijd is voorbij waar vrouwtje geheel afhankelijk is van de grillen en grollen van het mannetje.

woensdag 21 april 2010

Toots T.


Dat je dat zomaar kan overkomen. In het wijkcentrum zitten en in De Wereld Draait Door, tussen al het geluid en bedrijvigheid in, Toots Thielemans te horen en tranen in je ogen krijgen. 88 jaar met alleen maar muziek in dat oude, wat dikkige korte lijf die met hulp op een barkruk gehesen moest worden. Muziek; von Kopff biss Fuss auf Liebe eingestellt.

Hij speelde iets dat bluesette heet en dat ging over in What a wonderfull world en wie die wonderlijke wereld niet kan voelen, in die zoete melancholie die de studio vervulde, die heeft geen gevoel in de harses. De opmaat daartoe zat voor mij wellicht ook in de twee filmfragmenten die als twee tegen over elkaar liggende polen in mijn gevoelsleven, heel vroeger zijn opgeslagen.

De ene is de film Midnight Cowboy, die onlangs ook op de tv vertoond werd, maar die ik niet meer terug durfde te zien, bang dat de intensiteit van het vroeger gevoelde als sneeuw voor de zon zal verdwijnen. Die eenzame jongen met cowboyhoed die door de verlichte straten van een grote stad rondzwerft, almaar kijkend, zoekend speurend, verlangend...

De andere is de scène in Turks Fruit, waar Monique van der Ven met Rutger Hauer, in de stromende regen buiten op een stoepje champagne aan het drinken zijn. Toen het onheil van de kanker nog net niet over hen neer gedaald was.Voor mij een scène die symbool staat voor de moed en het het enthousiasme van prille ontluikende liefde: een wereld die niet stuk kan gaan.

Maar door de mondharmonica van Toots al voorzien van een gelaagdheid en ik wist niet dat bij deze twee dierbare filmscènes, Toots aanwezig was. Evenzo bij de muziek van Paul Simon, ook zo'n melancholicus voor wie ik een zwak heb.

Ik vraag me af hoeveel en hoezeer hij bij zoveel aan film en muziek, de akoestiek, het timbre heeft meegekleurd. Hij speelde ook een stukje Ne me quitte pas, waarmee hij ooit Carnegie Hall tot tranen beroerde. Muziek spreekt een veel intensere taal, dan woorden ooit kunnen. Niet zo vreemd, dat er veel engelen worden afgebeeld met muziek instrumenten en niet al sprekend met een boekrol of zo in de hand.

Misschien moeten we maar eens af van alle woorden. Woorden kunnen liegen, muziek nooit.

Altijd opnieuw

Ik ben al langer onder de indruk van de boeken van Philippe Claudel. Het verslag van Brodeck, bijvoorbeeld, wat haarscherp vertelt over de processen van insluiting en uitsluiting, de buitenstaander en de incrowd. Met grote psychologische mensenkennis spaart hij in de beschrijving daarvan niemand: de harteloosheid, de lafheid, het kuddebeest dat deel van de menselijke natuur kan zijn. Tegelijkertijd blijft hij opvallend teder, mild en optimistisch: uiteindelijk overleven mensen, ze kunnen ergens weer heel en volkomen uit komen.

Nu heb ik pas een film van hem gezien, die hij geschreven en geregisseerd heeft: Il y a longtemps, que je t'aime. Bij de dvd zit als extra's een interview met hem van een uur, waar hij zijn beweegredenen en de wijze waarop hij zijn verhaal wil vertellen uit te doeken doet. In zijn boeken zijn er vooral mannelijke personages en voor het eerst zijn de hoofdpersonages hier twee vrouwen, twee zusjes. De ene heeft 15 jaar in de gevangenis gezeten omdat zij haar zoontje gedood heeft, de andere is haar jongere zusje die haar na de gevangenis opvangt in een klein dorpje in Frankrijk.

Ik kan er niet teveel van vertellen, want dat bederft de beleving. Zusje heeft twee geadopteerde Chinese meisjes, die als enigen in de film felgekleurde kleren aan hebben, de rest is in blauw, beige grijstinten. Die meisjes brengen langzaam maar zeker weer licht in het bestaan. Hoofdrolspeelster is Kristen Scott Thomas, die hier geheel ongeschminkt en zonder franje toch een innerlijke schoonheid weet door te laten schemeren vanuit het duister waar zij zo lang in gezeten heeft.

Een heel mooie film die stil maakt en vertelt hoe de liefde in zoveel verschillende gedaanten vorm kan krijgen.

dinsdag 20 april 2010

Vliegverkeer

Het is me toch wat met dat vliegverkeer. Ik zelve behoor ook tot die mensen, die vliegen eigenlijk maar heel gewoon en vanzelfsprekend vind. Heb het niet zo op milieu redenen om niet te vliegen, want de moderne tijd kun je niet buiten de deur houden, die gaat onverminderd voort, zo is mijn adagio. Vorig jaar twee keer gevlogen, een weekje naar Cordoba en naar Boedapest en was ook bijna nog naar New York gegaan. Zusje hoonde me daar om: ben je zogenaamd milieubewust en dan wel gaan vliegen!

En nu? Halve plannen om me dit jaar naar Indonesië te begeven, heb ik maar gecanceld. INEENS is er toch weer iets duidelijk geworden: tegen de krachten van de natuur kun je niet op. Die tweede vulkaan in IJsland kan de komende twee jaar ook nog gaan uitbarsten en je zou maar vast komen te zitten, ergens aan de halve andere kant van de wereld. Dit jaar maar gewoon in Europa blijven. Al neem je dan alsnog het vliegtuig; terug reizen met de trein blijft dan een fijn alternatief.

Zoals nu blijkt te gebeuren. Verhalen van mensen die weer ouderwets veerboten en treinen en bussen nemen en weer gaan liften en elkaar een eindje verder brengen en zelfs gastvrijheid bieden aan totale vreemdelingen. Naast internet heeft het makkelijke vliegverkeer de moderne wereld de laatste 20 jaar ingrijpend veranderd.

Het heeft wel iets komisch, vind ik, hoe de godsdienst meteen aan de haal gaat met dit natuurverschijnsel. De christelijke vereniging Pro Deo, noemt de vulkaanuitbarsting een waarschuwing van God: Dat Europa radicaal zijn leefstijl moet gaan veranderen. Ook alles rondom de begrafenis in Polen, waar wereldleiders niet aanwezig kunnen zijn, daar zien vele gelovigen de hand van God in: die president en vrouw, die verdienen van God geen begrafenis met werelds hoogwaardigheidsbekleders en machtigen der aarde.

Op Schiphol verdenk ik de pastorale dienst ervan, dat deze eigenlijk wel geniet van deze uitzonderlijke situatie. Hele groepen mensen vallen plotsklaps onder hun hoede. De predikant heeft de hal waar mensen konden slapen de Maria-pier genoemd. Het is toch altijd weer Maria, die symbool staat voor het zachte, liefdevolle omarmende in 's mensen werkelijkheid. Een vrolijke foto in Trouw gisteren, van blauwe, ja nu ineens geassocieerd met Maria-blauwe KLM- stewardessen, die zich op de Zondag werkeloos, doch vrolijk fladderend vermaken in de zon op het uitkijkterras van Schiphol.

Mensen kunnen zeer goed een situatie nemen zoals die is, zolang er maar geen schuldige aan is te wijzen en het voor iedereen duidelijk is dat er niks aan te doen valt. Veel mensen hebben op Schiphol hun eigen 'huiskamertje' in gericht, waar ze lezen, naar muziek luisteren, picknickend eten. Omwonenden genieten van de rust en kunnen eindelijk weer hun eigen kippen horen kakelen. Nostalgie gaat het bijna winnen van het ongemak.

Maar goed. Alles komt weer op gang en nu zal het wel oorlog worden, daar tussen al die reizigers. Want wie mag er het eerst het vliegtuig in en wie moet nog wachten? Het geeft al met al wel duidelijk aan, dat de wereld van de mensen het best wel met elkaar wil vinden, behalve als de Begeerte een rol kán gaan spelen. Dan is het weer ik tegenover jou, want in de strijd van het leven kan er maar eentje de eerste zijn en wie Wil die Kan, wellicht.

Ik gun iedereen zijn thuiskomst, maar ben wel benieuwd hoe het zou zijn, als die tweede vulkaan inderdaad uitbarst en alles en iedereen ineens weer langzaam moet worden en langzaam moet leven. Afstand, een afstand is en alles zijn tijd blijkt te hebben. Hebben die gelovigen wellicht toch een puntje: de moderne techniek verhult dat we in den gronde maar kleine, kwetsbare wezens zijn, die uiteindelijk het leven niet kunnen controleren. We willen al gauw te snel en teveel, tegelijkertijd. Overgave, meestromen met wat is, enigzins in het ritme van de natuur: dat maakt gelukkiger.

maandag 19 april 2010

Architect

Architect uit het klooster in Velp bracht me een bezoekje. Zijn droom indertijd was, om in de kloostertuin ook woonunits te bouwen, waar hij en zijn vrouw in zou kunnen wonen. Om de eventuele kleinkinderen te kunnen ontvangen, om de rust van het klooster niet te verstoren. Hij was meteen voor de plek gevallen: de paradijselijke rust en stilte, het prachtige sfeervolle gebouw vol religieuze kunst, authentieke klokken en houtsnijwerk en tegels en nissen uit de 16 eeuw.

Nu is hij er eenmaal in de vier weken, vijf dagen achter elkaar en heeft als belangrijkste taken:'gebouwentoezicht' en 'procesbewaking'. Want het proces in klooster Velp duurt voort. Er wonen nu nog maar 3 capucijnen. W. een van de jongere broeders, de meest communicatieve in mijn ogen, is ook gegaan . Volgens mij is deze homo met een zwak voor de cliffhanger-meneer, die er zeker bij heeft gedragen dat ik maar moest verdwijnen: 'Jij had wat in je mars en R. heeft een groot ego', zei architect daar nu van. Toen kon ik er wegens het zwak van broeder W., met niemand over praten: dit nooit opgeloste conflict, wat er toen broedde.

Architect vertelde ongegeneerd, dat ze nu ook zochten naar mensen in de leefgroep die kapitaalkrachtig waren. 'Ja, rot, maar zo is de realiteit, ik heb nu eindelijk inzage in alle financiën.' Uiteindelijk zullen er mensen moeten wonen die er ofwel geheel en al wonen en huur betalen voor het kleine kamertje. Of mensen die genoeg geld hebben om een eigen huishouden gaande te houden en de huur van het verblijf aldaar daarbij kunnen opbrengen.

Architect houdt zich verder niet zo bezig met de inhoudelijke kant van de zaak. "Zolang er mensen blijven komen voor de oriëntatieweekenden, dan is het oké, want dat oriëntatiewerk is toch het kindje van de Capucijnen." Maar ja. Vroeger zat er in het weekend ook een sterke laag die met innerlijk (be)leven te maken heeft. Mystiek en Stilte. M. nu Claris, zegt over Velp, dat daar haar geboortewiegje stond. Zo was het voor mij ook. Maar het weekend is nu omgevormd door de cliffhangermeneer tot een soort cursus over Franciscaanse spiritualiteit. De Diepte is er verdwenen.

Architect heeft in feite alle kaarten in de handen. Het kan elke keer weer alle kanten op. Hij houdt het netwerk in stand. Waarom kwam hij mij eigenlijk bezoeken? Zomaar? Dat kon. En toen vroeg hij langs zijn neus weg of men mijn artikeltje mocht gebruiken. Men is bezig met een brochure en een vernieuwde website en J., de gardiaan was met mijn stukje, een lyrische beleving van de plek Velp, komen aanwapperen.

Maar J., die heb ik nog een brief gestuurd met de uitnodiging dat mijn deur altijd voor hem open stond. Nooit meer wat van vernomen. Hij blijft zeggen, volgens Architect, dat hij het grote klasse vind, dat ik bij mijn vertrek had gezegd dat ze voor wat dan ook, een beroep op me konden doen. Niet dat dit ooit gebeurd is. Architect had mijn naam nog genoemd voor meditatie en voorgaan in de veertig dagentijd. Nee, toch maar liever niet, was de teneur.

Natuurlijk zei ik, dat ze mijn stukje mochten gebruiken. En als men ooit weer wat vraagt, wat zeg ik dan? Voor wie interesse heeft: als je aaneen sluitend meerdere dagen in de maand beschikbaar bent, of nog meer, en je wilt op een prachtige plek meedoen aan het dagelijkse koorgebed, er enkele taken verrichten en zo mee vormgeven aan een nieuwe leefgroep: meldt je dan aan bij het Capucijnenklooster in Velp. Er is op elke kamer ook een internetaansluiting en een telefoon. Voor bijvoorbeeld een verbintenis van een jaar.

Ik was er wellicht in de verkeerde tijd. Of gewoon in de goede. Architect bouwt voort aan zijn droom en als hij mij ooit voor iets nodig kan hebben, dan weet hij mij natuurlijk te vinden. Zoals nu: de engelachtige boodschapper namens gardiaan J. Ik snap heel veel van de emotionele gespletenheid der katholieke geestelijken, sinds ik het aan de lijve ondervonden heb.

Abraham

Broer is gisteren vijftig geworden. Dus weken geleden rees de kwestie rondom de Abrahamspop. Die van mij, twee jaar geleden, was zo geslaagd, omdat Sara, heel erg op mij leek. Daartoe had de Familie een indianenpruik bij de feestwinkel gekocht, de vlechtjes uit elkaar gehaald, het over het Sara-masker ge plaats en met wit krijt erin gestreken leek het precies op mijn eigen haartooi. Ze had een petje op, dat het mijne kon zijn, ze zat onderuitgezakt op een stoeltje een tijdschrift te lezen bij mijn achterdeur en ik schrok me s'ochtends rot.

Maar Broer? Die draagt nooit hoofdeksels. Zijn gelaatkenmerken zijn, wat de Familie oneerbiedig noemt: 'Vierkante kop en bloempotkapsel'. Hoe dat te bewerkstellingen? He, wacht eens,vroeger, heel vroeger, maakte je toch weleens poppen en zo van papier machee? Dus ik aan de slag. Dikke behangerslijm klaargemaakt, repen krantenpapier en een ballon opgeblazen. Als ik verstandig was, zou ik het natuurlijk binnen in de kamer behoren te maken.

Maar het was zo'n mooi lenteweer, dat ik toch besloot om het buiten in de tuin te gaan maken. Het ging geweldig goed. Het gezicht van Broer kreeg langzaam maar zeker vorm, op de opgeblazen ballon. Een vleeskleurige ballon, die straks als achterkant van het masker kon dienen, dacht ik zeer tevreden. En toen: PLOF! Een harde knal. De ballon knapte en het gezicht van Broer kreukelde in elkaar.

Enfin. Hij was nog te redden en de rest van de week bezig geweest om het te modelleren en op te schilderen. Gezicht van broer was klaar. Hoe die straks te bevestigen op de pop, dat zien we dan wel weer. Ondertussen bleek dat schoonzus, die niet op de geplande maakafspraak kon zijn, die Zusje en ik in allerijl geregeld hadden, de enige waarop we in die weken beide konden, met neefje en nichtje ook een Abrahampop zouden maken. Tja, twee, dat was wel een beetje teveel van het goede, vond ik zelf.

Dus een klassiekerige Abrahamspop, dat hoefde niet. We hadden al het idee om een groot spandoek te hangen in het bosje tegenover hun huis, met de tekst: R. 50 jaar, bosbewoner! Zijn eerste aspiraties in het leven waren, om boswachter te worden en hij studeerde tropische bosbouw, dus dat kwam leuk uit. Zusje 2 wijdde zich met haar dochter aan het precies uitmeten van de letters op het spandoek en maakte er met lenteblaadjes gelardeerd, een mooi vrolijk, zwierig, kleurig lente spandoek van.

Ik en Zusje wijden ons aan het maken van een aapachtige pop en terwijl ik het gezicht van R. naaide aan het lichaam en daartoe op de trampoline mij in onverwachte standjes begaf, kwam zusje 2 naar buiten en riep: je lijkt wel bezig met een opblaaspop! Abraham R. was gelukt en de foto's waarmee ik met hem een dansje aan het maken ben in de achtertuin: net een levend iemand.

Zaterdagnacht was het zover. Zusje en ik begaven ons rondom enen naar hun huis, met keukentrapje, tiebands, bollen touw, zaklantaarn en slingers met vlaggetje waar 50 op stond en al. De ballonnen lieten we maar thuis. Plof! midden in de nacht, dat moet je niet hebben. Het lukte allemaal perfect. Mede dankzij de windstille, droge en heldere nacht. Wat een lol, die nacht en de volgende dag op het feestje! Een buurvrouw vroeg of ze er een foto van mocht maken: dit was zo uniek!

Zusje evalueerde: de Familie is in samenwerkingverband wel leuk creatief en ieder op een eigen wijze, aanvullend perfectionistisch. Dat klopt. Ik was geheel gericht op de pop en had de letters op het spandoek er wellicht zomaar op gekalkt. Terwijl zusje 2 daar weer alle aandacht voor had. Zusje assisteerde met haar technisch inzicht aan beide kanten en zette de puntjes op de i.En broer uit Amsterdam? Die vond het bij aankomst een hoog SBS6-gehalte hebben, want er stond ook nog 3 x toeteren op het spandoek.

dinsdag 13 april 2010

Stilte als antwoord

In het leven van mijn geest, zijn er altijd twee voortdurend met elkaar in gesprek. De ene is mijn hang naar GEZELLIGHEID: in cafés en op terrasjes zitten, winkelen, uitjes maken, lol maken, kletsen, je laten verstrooien door het maakt bijna niet uit, wát. De andere is mijn verlangen naar stilte, een stilte die onder het bestaan ligt. Als ik dáár ben, dan ervaar ik pas echt thuis en bij mezelf te komen, dan begrijp ik die andere hang van mezelf ook niet heel erg, dan snap ik geheel en al het kluizenaarschap, dan weet ik zelfs dat ik leef vanuit de kluis in mij.

Die kluis in mij, die bewaart iets kostbaars, een schat, zoetheid, diepe vreugde van het zomaar in en uitademen, omringt en geborgen in alles wat leeft. 'Hier, ik vind dit echt iets voor jou', zei F. bij de overhandiging van mijn verjaarscadeautje. Het bleek het boek Stilte als antwoord te zijn, de vertaling van A book of silence van de Engelse Sara Maitland. Ik heb het boek in één adem (voor zover dat mogelijk is) uitgelezen.

Het is een heerlijk boek, omdat iemand in gewone taal vertelt over haar zoeken en haar hang naar de stilte. Niet vanuit een religieuze traditie, al hoewel je daar niet om heen kunt, want uiteindelijk hebben zowel het christendom als het boeddhisme een voortdurende stroom van mensen die de stilte en de eenzaamheid zoeken, gebaard.

Maar ze experimenteert ook met de stilte. Zo vertelt ze dat ze altijd als droom had om in een klein vliegtuigje in de vrije lucht te vliegen, en dacht daar de ultieme droom van ruimte en stilte te kunnen ervaren. Totdat bleek dat het motoortje aan het vliegtuig zoveel lawaai maakte, dat er helemaal geen stilte was! Ze vermoedt nu hetzelfde bij een luchtballon.

Een eyeopener is haar onderzoek naar de verschillende myhes van over de hele wereld, over het onstaan van de wereld. In een Noorse mythe worden er twee bomen met menselijkheid beadement. Het leven werd door de God Odin gegeven, een ander gaf hen vorm,en de God Hoenir, de stille, die gaf de mensen bewustzijn. Hier wordt dus vertelt dat de stilte onder het bewustzijn ligt; de voedingbodem en het onstaan ervan is. In de drie godsdiensten van het Woord echter (Jodendom, Christendom, Islam), het woord zegt het al, is er eerst helemaal niks, alleen maar chaos en leegte en is God degene die als eerste spreekt en schept. Zo is stilte in het Westen iets negatiefs, het is niks. Toen God in het Westen grotendeels dood werd verklaard, is de nieuwe verklaring over het onstaan van het heelal, de Big Bang: Lawaai, dus!

Het Westen is daardoor bang geworden voor de stilte. In hun godsdiensten is men almaar bezig met het woord. Aan de randen ervan zijn er wel kloosters onstaan, maar ook daar is het er binnen niet stil en bovendien doen die kloosters in het aanbieden van retraites, alsof de stilte toegeëigend kan worden en men die daar kan halen om zich ermee te voeden om daarna weer een drukke buitenwereld het hoofd te kunnen bieden.

Terwijl stilte overal aanwezig, zo is de teneur van het boek. Iedereen die de stilte kent, maakt eenzelfde soort ervaringen mee: een intensivering van de zintuigen:je proeft meer, ziet meer en anders, soms kunnen je emoties in het begin ook on dragelijk intens worden. Eigenlijk voel je dan voor het eerst écht en dus komt alles wat on verwerkt is pas werkelijk tot haar recht. Maar het meest centraal is de ervaring van giveness. De ervaring, die met vreugde en dankbaarheid gepaard gaat, dat werkelijk alles je gegeven is.

Sara Maitlin beschrijft de stilte van de woestijn, van de bergen, van het kijken naar de schilderijen van Rothko, van het wandelen en waarnemen, van de zee, een kapel, de bossen, de stilte na een vrijpartij. Ze heeft het over een symphonie van stilte die er uiteindelijk is. Op het eind van het boek trekt ze zich definitief terug uit een, wat zij ervaart als, 'luidruchtige wereld'. Ze laat een kluis bouwen ergens op de Schotse hoogvlakten. Ze hoopt dat dit haar thuiskomst is, maar tikt ook aan, dat stilte je ook gek en psychotisch kan maken.

Zelf geloof ik heel erg dat de positieve ervaring van Stilte, allereerst een geestengesteldheid is: je wilt je geest dáár naar richten. Die kwaliteit, die kluis of kapel of tempel in jezelf bewaren. Dat kan uitendelijk overal. De Stilte zelf kent geen ruimte, geen plaats en geen tijd.

maandag 12 april 2010

Lentebom

Er is maar één week in Nederland waarin de lente helemaal doorbreekt en dat is deze week. Elke dag wordt het lichtgroener, de bloesembomen in het plantsoen staan roze en wit in bloei, de blauwe druifjes en de gele dotter in mijn vijvertje zijn uit gebarsten en ik heb er weer vijf goudvisjes rond zwemmen, de winterviolen zijn nu lenteviolen, de ribes is roze en de gele bolletjes waaien als pluizige balletjes aan de meer dan mens grote struiken. Hoe die heet weet ik nog steeds niet, al is het 20 jaar geleden ongeveer, dat ik de eerste struik er plante. En toch weer gele en rode tulpjes, ik was het vergeten en dacht dat ze alleen maar groen blad gaven.

Lentebom, dat is het woord dat ik al dagenlang in mijn hoofd bezig. LENTEBOM. Poef, pats, plof, yes, yes, yes!!! Geen tjakka, want daar houd ik niet van. Nu alleen maar weinig woorden voor dat grootse wonder van vernieuwing, elk jaar weer. Ik ga me weer uitstrekken op mijn windstille plekje in de uiterste hoek op het terras tegen mijn huis. Met een prachtig paar boeken, waarover een andere keer misschien meer.

donderdag 8 april 2010

Fiona Tan o.a.

Het loont de moeite om je naar het museum van Moderne kunst in Arnhem te vervoegen. Je kunt je daar op maken voor verschillende soorten van beleving. De hoofdtentoonstelling heet: De geheime schilderijen van Hilma Af Klint (1862-1944) een zweedse pionier van de moderne kunst. De titel verwijst al naar het dubbelzinnige van haar werk. Klint kreeg exacte aanwijzingen voor haar schilderijen van spirituele meesters en goeroes uit de kosmos, volgens haar zelve. Dit levert intrigerende doeken op, die anders orgineel en uniek, een pionierswerk had kunnen zijn in de zweedse moderne kunst.

Men ziet zeer grote doeken, 10 stuks bijvoorbeeld van 3,5 bij 2,4 meter, die zij zelf tempelstukken noemt. Ook het aantal en het formaat ervan, kreeg ze exact door. Het stelt de levensgang van de mens voor in pastelachtige en warme rozeoranje tinten: uivormig, bloemachtig, cirkels en eien, spiralerig. Best mooi, best intrigerend. Alleen al de grote ervan doet iets. Pas 20 jaar na haar dood mocht het werk openbaar gemaakt worden en sindsdien ontbreekt haar werk nooit als het thema 'spiritualiteit en kunst' is.

Tja, ik word er wat wrevelig van, ook. Ik geloof niet zo erg in stemmen en geesten van gene zijde, die daar grootse kunstwerken over Waarheid en Bestemming dicteren. Kennelijk wil de maker van de tentoonstelling deze gene zijde ook wat onzichtbaar houden. Dat is die zijde so wie so al, dus dat scheelt. Dus wordt Klint tegelijk een pionier van moderne kunst genoemd.

Het Dwingende dat om dat spirituele hangt, bevalt me niet en daarom is het een verademing om in een ander gedeelte van het museum de installatie Disorient van Fiona Tan (1966) te zien. Tan, dezelfde achternaam als die van mijn ene grootmoeder, heeft een Chinese vader en een Australische moeder, is geboren in Indonesie en woont sinds haar 17 e in Nederland.

Een aan me verwante mengeling van Oost en West, daar zelf geen tegenstelling in ervaren en dus altijd bezig met het zoeken naar verbinding en relativering. Ze noemt zichzelf een "professionele vreemdeling, met een identiteit gedefinieerd door wat ik níet ben." Kijk, daar kan ik wel wat mee. Ze is internationaal doorgebroken. Wereldburgers als haar, die maken mij altijd blij.

Disorient speelt zich af rondom de ontdekkingsreiziger en wereldreiziger Marco Polo, die in zijn tijd, de omgekeerde reis maakte als Tan: van het Westen naar het Oosten. Tan gebruikt dit gegeven door je mee op reis te nemen en iets van de passie van de verzamelaar dichtbij je te brengen. En tegelijk de consequentie daarvan: wie verzamelt uit andere culturen, rooft ook, pakt af.

In die prachtige zaal van het museum, die aan een kant een glaswand heeft met een panorama over de uiterwaarden van de Rijn, kun je je in zitkussens in het donker laten zakken en aan de ene kant mee dwalen in een wonderkamer, een schatkamer vol spullen uit China en andere exotische oorden. Aan de andere wand scènes uit het dagelijkse leven, wereldwijd.

Fiona Tan lijkt er mee te willen zeggen: we kunnen ons niet meer opsluiten in één kultuur en één identiteit. Alles en iedereen heeft met elkaar te maken. Globalesering: dat is geen proces buiten ons, maar speelt zich op alle niveaus af, ook binnen ons.

Context

De zonnige lentebeelden van mijn rondwandelingen van de afgelopen dagen circuleren nog in mijn hoofd. Tot nu toe bekeek ik de natuurlijke omgeving van mijn stad vanuit de stad, maar nu wist ik waar de stad lag, en dwaalde erom heen. Dáár, achter de bocht van de stuwwal, daar ligt mijn stad, en kijk ! , in deze groene weilanden met boerderijen en gehuchten, dit is het dal, omsloten door de stuwwal, daar achter, heel in de verte stroomt de rivier en daar woon ik bijna aan.

De wijdsheid van de omgeving en je zelf daar niet het middelpunt in achten, maar alleen maar een vlek in het landschap, dat is verfrissend. Het werk van Katrin Korfmann (1971)doet hetzelfde met je: ze doorbreekt een vertrouwde context, waardoor je je bewust wordt van je eigen conditionering: Je dénkt dat alles gewoon en vertrouwd is en hoort en past en dan merk je door de ingreep die zij doet, dat het een rare, door onszelf ontworpen wereld is, waar we ons in bevinden.

Op Schiphol plaatste ze een witte open kubus met daarin een rijtje gewone reguliere wachtbankjes die je daar overal ziet. Iedereen kan er plaatsnemen en er zijn, zoals je dat daar anders ook doet: wachten, wat lezen, rondkijken. Maar nu kijk je naar wat jezelf doet en dat is verkwikkend. Op een plein in Turijn plaatste ze een roze wand, in San Sebastian in Spanje een blauw open octrogram, op de Zeedijk in Amsterdam witte wanden aan weerzijden. Je kunt er langs en inlopen: doen wij dat, zijn wij dat, ben ik dat?

In Arnhem in het museum voor moderne kunst, is er in de tentoonstelling Sideways, haar werk Count for nothing (2008) , te zien. Metershoge samengestelde foto's van mensen op dezelfde plek: Cambridge studenten en hoogleraren op een groen grasveld. Vrouwen in een zwarte nihab op een Arabisch plein. Afrikanen met gekleurde spulletjes op een zandvlakte. Mensen worden er vlekken van in een veld, ogenschijnlijk bijna gelijk, waar ook ter wereld, deel van een patroon.

Ik vind het prettig om ook zo eens te kijken, naar de busy bussiness, die we met zijn allen zijn. Miertjes in een mierenhoopje, meer niet. We doen heel uniekerig, maar vanaf boven ziet het er ongeveer hetzelfde uit. Ze schakelt de factor tijd uit doordat eén foto uit zovelen bestaat. Ze zet de mensen, zonder aanzien des persoons naast en boven en achter elkaar.

Daarom kijk ik zo graag naar kunst: Wanneer ik kan voelen dat een kunstenaar nagedacht heeft over de wereld en de mensen daarin. Niet om een oordeel te vellen of partij te kiezen. Maar het simpelweg aandacht geven aan de innerlijke en uiterlijke wereld, die een ieder van ons is, door zoveel werk te verzetten om er beelden van te maken: dat ervaar ik als verhelderend en verlichtend in de meerdere betekenissen van het woord.

woensdag 7 april 2010

Kalfje

Eerst was er een Paasvuur: hoge vlammen die loeiden en oranje vonkenregen telkens als er met de tractorriek weer grote takkenbossen van de afgeknotte wilgen op werden gegooid. Wat een idyllische omgeving. De eerste witte bloesemtakken gestoken tussen het gereedschap in de schuur, met de lange tafels met eten en drank.

Grote grijswitte Franse koeien die tussen de hooibalen staan, de frisse lente weilanden met aan de horizon de stuwwal, kleurige lichtjes boven de hooibalen om te zitten: je waant je er midden in Frankrijk. Het was de kalverentijd: vier lichtgele kalfjes lagen al in de kraamstal dromerig te slapen of zetten op hun wankel lange poten wat stapjes.

Die nacht zouden er wellicht weer twee koeien hun jong krijgen. Van de ene, oude werd bij het vuur gezegd, dat deze misschien een tweepersoonskoe zou baren. De krommige Duitse vertaling dat er een tweeling op komst zou kunnen zijn. We gingen kijken in de kraamstal. Boer G en boerin T, waren er al bij. Iets wat een geboortekrik heet, een ijzeren stellage om de koe tegen te kunnen houden, en zelf te kunnen trekken aan het kalf, was al in werking gezet, terwijl de achterpoten van het jonge kalf ook al vastgebonden waren.

Boer was aan het trekken en boerin gaf aanwijzingen. Er verschenen twee smalle poten uit de opening. Aaah... Maar ze verdwenen weer en koe gaf bijna geen persweeën. Boer trok en trok, met al zijn kracht, maar verder dan de knietjes kwam er niet naar buiten. Geschreeuw van boerin T. Gekreun van boer G. 'Moeten we niet helpen?', vroeg ik I. Maar I had dit al gevraagd aan T en die wilde dat niet.

Lawaai en spanning steeg, daar in die donkere schuur. Het lukte niet. De koe ging er ook nog eens bij liggen, wat het geheel bemoeilijkte. Toen sprong G over de hekken heen. G komt van de Oostenrijkse Alm en is dit de helft van haar leven gewend geweest. Ze begon ook mee te trekken, met al haar kracht, aan de houten stang aan de andere kant van het touw die vastzat aan het jonge kalf.

Je zag de buik van de moederkoe golven en uitstulpinggen maken; hier was een kalf in worsteling om door het geboortekanaal een weg te vinden. Ook I. en ik sprongen het hooi in. Met vier mensen, met alles wat je in je hebt, hebben we getrokken. En Ja!, daar kwam het kalf. Tot halverwege. Grote glanzend ogen, een natte neus.

Toen ging het héél snel. We gaven al onze krachten, maar moederkoe was doodmoe en gaf geen weeën meer. Het jonge kalf zat voor de ene helft binnen en voor de andere helft buiten. Muurvast. De ogen werden doffer, ze reageerde niet meer op het water dat in haar gezicht werd gegooid. Ze liet het leven. De opties veranderden in: moederkoe redden, ook het dode kalf moest er zo snel mogelijk uit. Dat lukte, uiteindelijk.

Wat een belevenis. Het beeld wat me het meest bij is gebleven, is helemaal in het begin: die twee smalle poten, die naar binnen glipten en dan weer tevoorschijn kwamen uit de smalle opening. Soms bewoog daar trillend, razendsnel iets slangachtigs bij. De tong van het kalf. Lebberend, likkend, smachtend naar het leven.

Het komt me voor dat wij ook zo zijn. Hoe klein de opening ook is naar het licht, hoe duister het ook rondom je is: iets in je Moet en Zal en Wil. De volgende ochtend bleek er spontaan een ander kalf geboren te zijn, zonder interventie van mensen, zonder vereende krachten. Zo is het leven ook.

zaterdag 3 april 2010

Mesquita (3)

Exact een jaar geleden ben ik er geweest: in Cordoba en helemaal onder de indruk van de Mesquita, de grootste moskee van Europa. (Zie blogjes 31 maart en 2 april 2009) . Deze moskee met de roodwitte bogen was ooit, in de 10e-12e eeuw het middelpunt van het islamitisch kalifaat in Spanje en Portugal. Ergens in de Pyreneeën is er nu een plaats waar herdacht en gevierd (!) wordt, dat daar de Moren door de kruistochten een halt is toegeroepen. Ware dat niet gebeurd, dan waren we nu met zijn allen Moslim.

Was het maar zo ver gekomen, ben ik nu geneigd om te denken. Want het is vreselijk, afschuwelijk en akelig wat ik nu weer in de krant lees: een groep van 120 Oostenrijkse islamitische toeristen bezocht de Mesquita. Die door de christenen consequent een kathedraal wordt genoemd: in 1236 heroverde koning Ferdinand III Cordoba terug van de Moren en werd er midden in de Mesquita een kathedraal gebouwd, door 400 van de 1200 prachtige pilaren stuk te slaan.

Zes van die 120 moslims kregen spontaan de behoefte om er te gaan bidden, vanwege de religieuze sfeer die er hangt. Dat mocht niet van de beveiligers, de politie werd erbij gehaald, er on stond een opstootje en twee van de zes zijn gearresteerd. Je houdt het toch niet voor mogelijk: een verbod om te bidden omdat de christenen menen dat deze heilige plek alleen van hun is.

In 2006 blijkt de toenmalige bisschop dit verbod ingesteld te hebben, want een 'dubbelfunctie' van hun kathedraal zou leiden tot verwarring bij de gelovigen en niet ten gunste komen van het interreligieuze debat. Weer een staaltje van de fijne kerk, die in mooie woorden alleen maar intolerantie propageert en volkomen blind, doof en ongevoelig is, om gewoon met je zintuigen te kunnen ervaren dat de sfeer van de Mesquita, je vol laat stromen met Leven: het is onmiskenbaar een heilige plek.

Toen ik er was, en soms was ik er een ochtend lang, werd er veel gebeden. Door individuele moslims. Niet op een matje richting het Oosten of wel richting de Mihrab, een lege plek waar men Allah, dan wel God aanwezig acht, maar al staande en zittend bij de pilaren. De Christenen kwamen met veel bombarie, in roze en paarse gewaden in processie binnen schrijden, in de ochtend, voerden hun mis uit en vertrokken weer.Waar is de echte tolerantie nu aanwezig? Ik heb jarenlang in een wijkcentrum gewerkt die vroeger een kerk was en die elke Zondag daartoe nog dienst deed. Ik zette elke Vrijdag de grote zaal van het wijkcentrum in 'kerkstand', rijen stoelen en een doorgangpad richting het altaar. Onderwijl kwam de koster en zette er de bloemen alvast klaar, richtte het marmeren altaar in, dekte de tafel. Ik trok een fluwelen gordijn voor de bar en de biljarttafel, zodat deze uit zicht waren, klaar. Ik vond het altijd wel iets moois meditatiefs hebben, om in het ochtendlicht langzaam in een gewone zaal, een gewijde sfeer te voelen verschijnen.Maar elke Zaterdag was er ook een Marokkaans koranschooltje. De vaders van de kinderen dronken er thee en tijdens de gebedstijden slopen ze met hun matjes naar de zijkanten van het altaar en gingen daar bidden. "Ook dit is een huis van God" zeiden ze daarover en daarmee was alles gezegd. Allemaal mogelijk, voor de Islamhetze van de afgelopen jaren, sinds nine-eleven 2002.

Een Moslim die ik ooit interviewde, Meneer Mansjoer ( zie gelijknamig blogje, 23 april 2009) zei over de hoofdoekjes: 'Die hele hoofdoekjeskwestie gaat in feite over gelijke rechten. Het gaat over gelijkwaardig, volwaardig burgerschap, die hoofddoekjes die worden door sommigen wel gedragen en door anderen niet, dat is helemaal geen islamkwestie, dat is cultuur. Wil het Westen aan anderen een toegang geven tot hun welvaart of wil men een tweedeling behouden in de wereld tussen arm en rijk, en noemt men arm daarom maar dom en achterlijk?'

Een woordvoerder van Vaticaanstad, heeft de 'hetze' tegen de katholieke kerk rondom het seksmisbruik, alweer vergeleken met de achtervolging van de Joden in Nazi tijd. Als je al deze gegevens werkelijk tot je huid door laat dringen, dan is alleen maar te concluderen dat in de christelijke hiërarchische mannenkerk men gigantisch aan projectie, ontkenning, splitsing, fabulatie doet. En nog meer van dit soort psychologische termen.

Het is Stille Zaterdag voor de christen: hun God is afwezig, vandaag. Laat hem maar wegblijven. Laten we kiezen voor een houding, een gevoeligheid, de sensu amoris, de verlichte geest, de overgave van het hart, waar Leven en Licht overal stroomt, resoneert en niet gebonden is aan onze kleine voorstellingen van tijd en plaats. Het Geheim van het leven is velen malen groter, ruimer, wijder, lichter, dan dat wat wij ook maar een beetje, ooit, kunnen bevatten.

Gisterenmiddag een prachtige kruismeditatie bij de Clarissen beleeft. De kunstenaar die in kleurige Paul Klee-achtige sfeer de 14 kruisstaties heeft vormgegeven, heeft Jezus consequent in wit afgebeeld: als het ware niet aanwezig, dus. Wit staat bij hem voor kwetsbaarheid. Dat is het wat voordurend gekruisigd word in deze wereld: het kwetsbare. Alleen aanwezig en in staat weer op te staan, als het de ruimte krijgt. Ruimte. Heilige Ruimte.

vrijdag 2 april 2010

Resonantieruimte

Rob Schoutens titel van zijn column deze dag in Trouw is Licht leven: 'Vandaag moeten we het hebben over de lichtheid van het bestaan', zo begint hij. Opmerkelijk, in een krant waar een groot deel van de lezers een christelijke gezindheid heeft. Want vandaag is het zo ongeveer de zwaarste dag van het jaar in dit christelijk beleven: Jezus wordt vandaag gekruisigd en morgen is de christelijke wereld een dag zonder God. Bij de katholieken worden alle kruisen boven de altaars weggehaald.

Rob Schouten pleit voor het Italiaanse Sprezzatura, een term uit de 16-e eeuw voor de ideale houding van de hoveling in Castiglione's gelijknamige boek; boek van de hoveling. Het is iets van moeiteloze spontaniteit, een soort nonchalance, die Schouten ontwaart in de muziek van Mozart of Chopin of in de guirlandes van een Italiaanse fresco.

Hij noemt ook Milan Kundera's boek: De on dragelijke lichtheid van het bestaan. Hier is, mijn inziens, lichtheid on dragelijk omdat dit verwijst naar de altijd durende stroom van trivialiteiten waarin een ieder zich altijd bevindt. Al is er iemand dood of beleef je intense rouw, ben je ziek of onmachtig en gekwetst: des avonds heb je gewoon weer te eten, je gaat slapen en de volgende dag wordt je weer wakker met weer dezelfde handelingen te verwerken. Totdat je zelf dood gaat. En dan gaat ook alles gewoon dóór, zonder jou.

Ook verwijst hij naar de film La Vita e Bella, waar Roberto Begnini zijn zoontje door het concentratiekamp loodst door overal een spel van te maken. Lichtheid is hier het creeëren van een andere werkelijkheid, die er door het gezamenlijke spel evenzeer is. Deze vorm van licht leven, dat is mooi als je dat kunt: Mind over Matter.

Daar gaat het in het christelijke verhaal natuurlijk ook uiteindelijk om: hoe smadelijk de dood van Jezus ook is, over de hele wereld wordt nog steeds dat ongelofelijke verhaal vertelt, ondanks de on dragelijke lichtheid van het bestaan. Zoals ik zonet ervaarde, toen Jezus in de Mattheuspassie net had geroepen aan het kruis: Mijn God, waarom hebt U mij verlaten?, de telefoon ging en het de postcodeloterij bleek te zijn en dat terwijl ik me allang geleden heb aangemeld bij de site: Bel me niet.

Enfin. Dan vervoeg ik me maar naar Hans Andreus, die de dichter van het licht wordt genoemd. Ik vind een mooi gedichtje waarvan ik zou willen dat er zo met taal werd omgegaan. Niet om een werkelijkheid te willen behouden, te verdedigen of te redetwisten. Taal, alle woorden ze zouden iets kunnen doén. In elk verhaal dat verteld wordt, in wat we met elkaar kunnen delen:

Maar nee, woorden,
deze woorden, zijn niet

in de eerste plaats
om iets vast mee te leggen

ik zou iets in ze
vrij willen maken:

de resonantieruimte
van het licht.

(Uit: De holte van het Licht)

donderdag 1 april 2010

Brücke

Wat een weer. Hagelachtige sneeuw tegen het raam. Ik kan toch niet voor de derde keer Mama Mia! gaan bekijken, waar Meryl Streep op een zonovergoten Grieks eiland huppelt en zingt en danst in een tuinbroek? In het wijkcentrum regent het chocolade eitjes, plakken paasbrood, geel paasgebak en gele primula's. Elke groep viert haar eigen feestje.

Gelukkig een mooi boek gevonden in de Slegte om in weg te duiken: Künstler der Brücke in der Sammlung Hagemann. Kirchner Schmidt-Rottluff Nolde, mooi uitgegeven door het Hatje Catnz Verlag. Mijn spinn-off van het bezoek in het Groninger Museum, waar nu een tentoonstelling is van deze kunstenaarsgroep. Oorspronkelijk uit Dresden, later naar Berlijn verhuisd, Duitse Expressionisten van voor de Tweede Wereld Oorlog.

Het boek bevat zwartwit foto's waar je kunt zien hoe Carl Hagemann (1867-1940), een chemicus en industrieel omgaat met kunst: alles, zijn slaapkamer en zijn eetkamer, het hangt helemaal tjokvol schilderijenen, etsen en houtsneden: kunst maakt de ziel uit van zijn leven. De verzameling als geheel is een kunstwerk op zich: daar waren Kirchner en hij het over eens.

Ik ben even helemaal weg van dit Duits expressionisme. De thematiek ademt een zomerse vitaliteit: naakt zwemmen, het circus, de dans, het stadse leven op een terras, zigeuners, de beeld en vormtaal die hangt naar Afrika... open savannes, aards bij het lichaam, dat soort associaties gaan in me om. Dat deze kunstenaarsgroep tegelijk een vriendengroep was , ze samen schilderden aan de oever van een meer en het daarbij lijkt alsof ze de kleuren van elkaars palet bij elkaar leenden: verrukkelijk.

Zo'n zin van Erich Heckel uit een brief: Ich glaube, es ist wohl auch in meinen Arbeiten hier mehr und mehr von dem Wind und den bewegten Büschen, den gebogen Bäumer und dem bewölkten Himmel darin heitere Sommerruhe, was ja zu dem eigenen Suchen und unruhigen Sehnen auch besser passt ... die prikkelt mijn zinnen. Ach, laat het maar weer gauw zomer worden.

'

German Expressionism 1905-1913. Brücke-Museum Berlin, in the Groninger Museum from Groninger Museum on Vimeo.