Ik heb maar twee dagen buiten mijn tentje kunnen ontbijten. Heb ook maar twee keer onder een heldere sterrrenhemel gezeten met de Grote Beer pal boven me. Eén nacht regende en stormde het zozeer, dat ik bedacht dat de keihard roffellende regen zó mijn tent uit elkaar zou kunnen scheuren. En het lekte. Als ik precies in het midden lag, hield ik het met plastic zakken eromheen en een regenjas erboven op, nog nét droog. Ik heb maar twee keer in een duinpan in de zon gelegen en heel veel nat, grijs regenweer gezien... en toch was het volmaakt.
Dat lijkt zo'n groot woord: volmaakt. Niks is volmaakt, maar alles draagt tegelijk ook een volmaakte kiem in zich, als je daarbij aanwezig kunt zijn. Tien volmaakte dagen op Terschelling, OEROL, in mijn tent, die open doen en het wijdse landschap ontwaren, fietsen en geraakt worden door de zovele uitingen van de verbeelding, niks anders dan 'mooi' denken, één woord en verder geen woorden bezigen.
Ik heb twaalf dagen gezwegen, met niemand gepraat en dan gebeurt er toch iets van een wonder. Je meet de dingen om je heen niet meer met: goed, beter, best, van matig niveau, ja, je registreert soms dat ergens iemand in je dat ook vindt, maar er is een ander in je en die is alleen maar ontroerd. Al die mensen, bezig met de wegen van de verbeelding, muziek, theater, installaties in het landschap en alleen daarmee je dagen vullen in een landschap dat steeds weer veranderde van kleur: ruimten van bos, zee, duin.
De allerlaatste dag bezigde ik ineens in een klein huisje op palen weer veel woorden over boeken: het project Stranding (zie http://www.dewereldstaatstil.nl/) Met uitzicht op de zee, op dat wijdse strand, krijg je een kopje thee of anderszins aangeboden en lezen twee mensen een stukje voor, dat ze bij je vinden passen. Het begon met iets over boeken uit: Ik ben geboren (2003)van George Perec, ik had nog nooit van hem gehoord. En er kwam een toegift en nog een, en nog een, want zo gaat dat als je van boeken houdt. Het eindigde met haar lievelingsgedicht Ladder uit De vrucht van hun arbeid (1994) van John Berger en het enige wat ik kon uitbrengen was: mooi.
Dat lijkt zo'n groot woord: volmaakt. Niks is volmaakt, maar alles draagt tegelijk ook een volmaakte kiem in zich, als je daarbij aanwezig kunt zijn. Tien volmaakte dagen op Terschelling, OEROL, in mijn tent, die open doen en het wijdse landschap ontwaren, fietsen en geraakt worden door de zovele uitingen van de verbeelding, niks anders dan 'mooi' denken, één woord en verder geen woorden bezigen.
Ik heb twaalf dagen gezwegen, met niemand gepraat en dan gebeurt er toch iets van een wonder. Je meet de dingen om je heen niet meer met: goed, beter, best, van matig niveau, ja, je registreert soms dat ergens iemand in je dat ook vindt, maar er is een ander in je en die is alleen maar ontroerd. Al die mensen, bezig met de wegen van de verbeelding, muziek, theater, installaties in het landschap en alleen daarmee je dagen vullen in een landschap dat steeds weer veranderde van kleur: ruimten van bos, zee, duin.
De allerlaatste dag bezigde ik ineens in een klein huisje op palen weer veel woorden over boeken: het project Stranding (zie http://www.dewereldstaatstil.nl/) Met uitzicht op de zee, op dat wijdse strand, krijg je een kopje thee of anderszins aangeboden en lezen twee mensen een stukje voor, dat ze bij je vinden passen. Het begon met iets over boeken uit: Ik ben geboren (2003)van George Perec, ik had nog nooit van hem gehoord. En er kwam een toegift en nog een, en nog een, want zo gaat dat als je van boeken houdt. Het eindigde met haar lievelingsgedicht Ladder uit De vrucht van hun arbeid (1994) van John Berger en het enige wat ik kon uitbrengen was: mooi.