Vorig jaar was de kwaliteit van de voorstellingen eigenlijk zó slecht dat, als het mijn eerste keer zou zijn geweest, ik niet meer terug zou zijn gekomen. Maar het is al mijn elfde keer, of zo. Ik ben gehecht geraakt om jaarlijks terug te keren naar het eiland, de eindeloze ruimte, de zee, het opwindende gevoel dat er wéér wat anders met het landschap gedaan is, op soms al bekende plekken, soms verrassingsvolle nieuwe.
OEROL is daarin uniek en zou niet onder de podiumkunsten geschaard moeten worden: een afdeling die in de bezuinigingsronden in kunst en cultuur zo ongeveer wegbezuinigd wordt, zo heb ik begrepen. Enfin. OEROL is voor mij ook: de stilte en de afzondering in mijn tentje op de natuurcamping met uitzicht op het bos en het ruizen van de zee in de verte. Voor mij hoeven daar eigenlijk geen andere geluiden meer bij, dus ook het thema spreekt me dit jaar niet zo aan.
Toch heb ik er weer heel erg veel zin in. Ik neem schilderspullen mee, twee dikke boeken, een gedichtenbundel van Rilke, het Testament van Clara en een handzame Statenbijbel. Punt. De maanverduistering die zometeen wellicht te zien is, beschouw ik als een leuke opmaat om me weer meer dan tien dagen helemaal te vervreemden van al het dagelijkse gedoe en te speuren naar het geheimnisvolle onverwachte.