donderdag 26 september 2013

Aardbeien etc.

Ik at gisteren twee beschuitjes met de laatste aardbeien en dacht: dit is het echte einde van de zomer. Een zomer vol warmte, aardbeien, zon, water, licht. Een zomer die ook nog eens nazomerde: elke keer weer werd het toch weer iets mooier weer dan voorspeld was. En als ik kon, nazomerde ik in de uiterwaarden bij de rivier en de brug van mijn stad, bij de Staartjeswaard en ik ben een dagje naar Castricum geweest om de zee bij vloed te zien: wilde golven en bijna geen strand.

Alles verandert. Laat op de middag was diezelfde woeste zee weer kalm geworden, het strand breder, de grijze lucht werd toch nog hemelsblauw en ik plukte zoete bramen op de terugweg, waar ik op de weg heen het geduld niet voor had. Omdat ik zo snel mogelijk de zee wilde zien.

Geduld... je oefenen in geduld, weer volop de herfst in willen gaan en de winter, bedenken dat het ook mooi kan zijn binnen, in de warmte, in de gloed van kaarsen, verlangen brandend houden. Kou voelen, regen, mist, de aardse geuren van vochtige aarde: ja het is zo: elk seizoen heeft haar eigen geneugten, alles heeft zijn tijd.

Wilde golven, schuimkoppen, bijna geen strand om te wandelen. Dat is een soort van landschap die wel past bij het in-een-droom-zijn. Of eerder in een nachtmerrie.  Dat je iets wilt en dat kan niet. Dat je droom dan verder gaat en je gaat dromen van een  zee, die met één handgebaar zich scheidt, er twee wanden van water onstaan, er een brede weg onstaat en je daar dan koninklijk doorheen schrijdt.

Dat is een machtig en prachtig beeld, eigenlijk: Mozes die zijn volk wil leiden naar het beloofde land, achtervolgt door de Egyptenaren. De zee verspert de weg, maar God geeft hem de kracht om de zee te scheiden, zijn volk dendert erdoor naar de overkant en wanneer de Egyptenaren komen, dan stopt de magie van God: zij worden verzwolgen door het water.

Ik wil en ik kan niet geloven in een God die het ene volk redt en het ander ten onder laat gaan. Maar als het gaat over de machten en krachten in je, dan geloof ik wel in een God, een kracht, die de zwarte dingen waar je gevangen in kan zitten kan laten opgaan in het niks, een God die een koninklijke weg opent naar de overkant en in een zoon van God, die de storm op het water temt en laat rusten, die op water kon lopen, de woeste golven veranderd in een spiegelende oppervlakte.In een bepaald taalspel zijn we allen 'kinderen van God'.

En zo zal het weer lente en  zomer worden. En dan zing ik dat liedje van John Denver  Today:
Today while the blossom still clings to the vine,
I 'll eat your strawberries, I 'll drink your sweet wine
a million tomorrows shall all pass away
there I forget all the joy that we share, Today

Weet je wat, ik zing het nu al. Omdat er altijd een plek is in mijn ziel waar het lente en zomer is. Waar, hoe woelig de baren ook zijn in het dagelijkse leven, de vreugde ontspringt.