Ik zag de film La vie d' Adèle die drie uur lang duurt. Over een zeventienjarig meisje die ontdekt dat ze verliefd wordt op een vrouw. Er zit een heel lange vrijscène in, die uitgebreid onderwerp van gesprek is geworden, ook omdat de actrices zelf later vertelden dat ze deze eindeloos moesten overdoen. In mijn omgeving waren de meningen verdeeld: sommigen vonden het zeer naturel en overtuigend gedaan, eindelijk een vrijscène tussen vrouwen die van werkelijkheidszin getuigd, anderen vonden het weer niks. Gevolg is natuurlijk dat je zelf niet meer onbevangen kunt kijken.
Welnu: ik vond het aanvankelijk een beetje als twee vruchten op een donkerblauwe fruitschaal. Het licht erop een beetje als een schijnwerper. De gedachte dat de regisseur er een educatieve waarde in heeft verpakt: O, zijn dat nu de standjes die vrouwen zoal met elkaar bezigen?, bekroop me. Vond ik die hele scene nu te lang duren? Op een film van drie uur, die me overigens wel de hele tijd bleef boeien, door het naturelle spel, en de camera zeer dicht op een ieder, niet. Wellicht.
Vandaag las ik in eén ruk Der Tod in Venedig van Thomas Mann. Ja, Venetië, daar had ik zin in, en toen kwam er ook een nieuw zicht over die film. Von Aschenbach, die helemaal bezeten raakt van een mooie jongen en hem blijft volgen in het hotel, op het strand van het Lido, in Venetië, terwijl de stad klam en benauwd is door de sirocco en de pest die er heerst, denkt aan de Phaedrus van Plato. Daar praat Socrates met Phaedrus over de betekenis van de schoonheid. 'Schoonheid is, de zinnelijke weg van de kunstenaar naar het geestelijke', zegt Socrates.
Dát is het onderliggende verhaal in La Vie d'Adele, zo viel me in. De ouder vrouw waarop Adele verliefd wordt en met wie ze een relatie krijgt is kunstenares, voor wie Adele ook model wordt. Adele komt uit een simpel milieu, wordt lerares van kleuters, begrijpt en weet niks van het kunstenaarswereldje van haar vriendin. Haar ouders, haar collega's, niemand mag weten van haar liefde voor een vrouw. In de wereld van haar vriendin is het allemaal gewoon. Adele is mooi, zonder dat zelf te beseffen. Met een soort van pure onschuld, zoals Tadzio in De Dood van Venetie.
Ze zijn de weg, de toegang naar de wereld van de geest: daar waar je jezelf onstijgt, weg van aardse beslommeringen. Wel een bekend soort van homo-relatiethema: de wereld van de kunst en de gewone wereld die een liefdesband met elkaar aangaan. In Twee Vrouwen van Harry Mulisch, Beauty and Sadness van Kawabata. In de film I've heard the mermaids singing van Rozema. Ook het idee dat de oudere weer levenskracht krijgt van de jongere valt hieronder, zoals de knaap en de oudere man, bij de oude Grieken.
In dit licht is de vrijscene dan toch wel cruciaal. Beide blikken 3 jaar later erop terug, als ze elkaar weer zien, als iets wat ze daarna nooit meer zo met een ander hebben ervaren. Voor haar vriendin opende het wellicht de weg naar het echte kunstenaarschap. En voor Adele...? Ik las in de Phaedrus, door mezelf ooit dik onderstreept: 'Elk lichaam dat zijn bewogen worden van buiten af ontvangt, is onbezield, terwijl dat wat zijn bewogen-worden van binnenuit, aan zichzelf ontleent, bezield is."
Adèle heeft zich misschien teveel laten leiden door de omstandigheden buiten haar. Zij is met een mannelijke collega gaan vrijen, waarna haar vriendin haar het huis uit heeft gezet. De film zegt dat het hoofdstuk 1 en 2 uit haar leven zijn. Misschien volgen in volgende hoofdstukken van haar leven een bezieling die haar oorsprong heeft in de zinnelijkheid, waarvan de kijker op het witte doek deelgenoot van is gemaakt.