Er wordt een vrouw in een rolstoel binnengereden. Ze zit onderuitgezakt, kan ook niet goed praten. Of ze mee kan kaarten? vraagt haar zoon. Ze blijken vage kennissen van J. Maar de kaartclub is al begonnen. Of ze dan mee mag kijken?... Ja, dat mag. Zoon verdwijnt het winkelcentrum in. Het lijkt op: even de handen vrij hebben.
Eerst is er nog iets van een opstootje: bij welke vier aan een tafeltje wordt ze bijgezet? Bij de een, bij de ander, niemand maakt het aanvankelijk wat uit, ze lijkt aan alle tafeltjes welkom. Dan blijkt al snel dat ze helemaal niet aanspreekbaar is! Je kunt geen praatje met haar maken, het gaat allemaal langs haar heen. De onrust groeit.
Eerst is er nog iets van een opstootje: bij welke vier aan een tafeltje wordt ze bijgezet? Bij de een, bij de ander, niemand maakt het aanvankelijk wat uit, ze lijkt aan alle tafeltjes welkom. Dan blijkt al snel dat ze helemaal niet aanspreekbaar is! Je kunt geen praatje met haar maken, het gaat allemaal langs haar heen. De onrust groeit.
'J. je moet haar zoon maar gaan zoeken, hoor! Dit kan toch niet?"J, rijdt met haar weg, achter de rolstoel. Op zoek naar zoon en spekkoek kopen in de Toko. Als ze weg zijn, barst er iets van opluchting en gelach uit. 'Die dacht zeker, daar zitten wat oudjes, we zetten haar er gewoon bij , een mooi adresje om haar te dumpen, zegt T. 'Maar dat zijn we niet, we zijn een gerenommeerde kaartclub!' zegt L. 'Met een academische achtergrond!' vult B. aan. Iedereen buldert nu van de lach.
'Je zou maar zo oud moeten worden...', zegt de ene. 'Dat zou zomaar kunnen...', zegt een ander. Het blijft het thema van de week: oud worden. R. die begin van de week naar zijn zoon ging, tijdelijk, is nu op de eerste hulp van de afdeling geriatrie. Hij schijnt niet meer te houden te zijn geweest bij zijn zoon. Totaal gedesoriƫnteerd. Maar iemand zegt nu, dat R. en zijn zoon helemaal niet goed met elkaar kunnen opschieten en dat R. - nu hij zijn auto aan zijn zoon heeft gegeven - nu wel weer kan oprotten...
'Wat een toestanden allemaal', zegt de ene. 'Als ik zover ben, duw me dan maar ergens naar beneden', zegt weer een ander. Ondertussen zit vrouw-in- rolstoel in de kou buiten, ze wou niet meer naar binnen en is J. loeikwaad op die zoon van haar, die nog ergens in het winkelcentrum is. En R. komt tijdelijk weer naar huis en gaat overdag naar de dagbesteding. Hoeft hij niet meer om half negen 's ochtends in het winkelcentrum rond te gaan dolen.
'Je zou maar zo oud moeten worden...', zegt de ene. 'Dat zou zomaar kunnen...', zegt een ander. Het blijft het thema van de week: oud worden. R. die begin van de week naar zijn zoon ging, tijdelijk, is nu op de eerste hulp van de afdeling geriatrie. Hij schijnt niet meer te houden te zijn geweest bij zijn zoon. Totaal gedesoriƫnteerd. Maar iemand zegt nu, dat R. en zijn zoon helemaal niet goed met elkaar kunnen opschieten en dat R. - nu hij zijn auto aan zijn zoon heeft gegeven - nu wel weer kan oprotten...
'Wat een toestanden allemaal', zegt de ene. 'Als ik zover ben, duw me dan maar ergens naar beneden', zegt weer een ander. Ondertussen zit vrouw-in- rolstoel in de kou buiten, ze wou niet meer naar binnen en is J. loeikwaad op die zoon van haar, die nog ergens in het winkelcentrum is. En R. komt tijdelijk weer naar huis en gaat overdag naar de dagbesteding. Hoeft hij niet meer om half negen 's ochtends in het winkelcentrum rond te gaan dolen.