dinsdag 28 maart 2017

Speeltuintje

Er zijn ervaringen die je helemaal zelf construeert. Dat deed ik vandaag, nu achter af gezien. Op de vraag van M. of ik een idee had, wat te doen met haar zoontje T., over een kwartaal ofzo vier, dacht ik: Het Boerenlandje. Dat is het speeltuintje waar ik jarenlang elke week naartoe wandelde vanuit het huis van vriendin P. met haar kinderen E. of M. naar gelang hun leeftijd.

Op de fiets ernaartoe reed ik als vanzelf naar de roze feestboom, die nu ook in bloei zou kunnen zijn. Daar stond ie te pronken, lichtroze bloesem, de stam van de boom nu keurig beschermd met plankjes hout, de boom leek groter dan toen en dat is ook wie weet zo, het was alweer 15 jaar geleden  dat ik er regelmatig langs kwam. De verrukking van M. bij die bloemenboom: het waren momenten om elke keer weer te denken dat de mensheid uiteindelijk goed is. En dat dacht ik vandaag ook weer.

De speeltuin leek veel kleiner dan vroeger.Het was er erg veranderd. De oude ijzeren schommel met heel veel zitjes aan weerszijden, waar je billen precies in paste was weg. En het houten gangenstelsel met een terras erin, meerdere ingangen en huisjes waarin je met meerderen kon zitten, ook weg.  Nu kon je de straat zien aan de overkant, toen waren er donkere struiken. E. was een kind dat altijd wilde dat je meespeelde en misschien daarom voelde het toen avontuurlijker aan, dan nu.

Het is een lieve speeltuin geworden, vol gekleurde autootjes, tractors, fietsjes, enzovoort, waar alle kleuters in het gras tussen de zandbakken, kleine speeltoestellen in de vorm van dieren en een piratenschip, hun dingen doen.

Kindje T. vond eerst een jongensvriendje. Kameraadschappelijk verkenden ze het terrein. Daarna een vriendinnetje met blonde krullen, die hem voortvarend, met haar rode laarsjes en vestje achterop een tandemfietsje nam. T moest spullen verzamelen en meenemen, maar het was teveel en het viel steeds uit zijn handen.

Ik dacht aan de Peanuts, hoe Lucy Charlie Brown commandeert. Maar je weet niet in wat voor wereld ze beide zitten, want ze moesten tegelijk heel hard lachen, als weer het schepje en de vormpjes en een waterzak op de grond vielen. Ik kan er eindeloos naar kijken.Nu op een bankje in de zon, onderwijl ook mijmerend dat kinderen altijd hetzelfde van je vragen , vol vertrouwen steun,hulp, een slokje drinken, iets lekkers.

Maar dat ze vooral zelf op avontuur zijn en op ontdekkingstocht. En ik maakte vandaag een cirkeltje weer rond: Dag feestboom, dag schommel, dag wip, dag blauw bad waar nu nog geen water in was, maar straks de kinderen weer rond in spetteren. Dit is een land van vrede en welvaren, waar kinderen kunnen spelen in een speeltuin.


zondag 26 maart 2017

Uit ut leven

Ik zit hier in de bijna avondzon, heet het nu, want de zomertijd is ingegaan, op een bankje op het perron. De trein reed voor mijn neus weg, het is zondag, de volgende gaat pas over een uur. Nu kan ik twee dingen doen. Het perron aflopen en een bus zoeken. Of gewoon hier blijven zitten en een blogje schrijven. Ik heb dus al gekozen voor het laatste, anders zouden voorgaande regels er niet zijn.

Waarover, zal ik schrijven? Ik zit weer in mijn zondagse gevoel dat toch echt ontstaat door in de morgen naar de zondagse viering in de kerk te gaan. De kerkklokken luiden vanuit de stad, aan de andere kant van het kanaal en dat is een mooi geluid, dat een andersoortige tijd op roept, dan werktijd, kloktijd, tijd is geld. Zo klinken de oproepen vanaf de minaretten dus, dagelijks voor hen die willen luisteren. De christenen doen het ondertussen met maar een keer in de week, het klokkengelui.

Dat hoor ik overigens nog steeds in mijn hoofd, elke nacht. Maar het neuropsychologisch onderzoek heeft geen objectieve afwijkingen kunnen aanwijzen. Dus volgende week is er een gesprek met de baas gepland. Wat wil die nu met me aan, waar wil hij me toe zetten? Dat is nog steeds een cliffhanger in mijn leven.

Ik leef dus al een maand zonder werktijden. Als een plant richt ik me naar de warmte, naar voeding, ik lees, ik wandel, ik denk... dus ik besta.

PS. En toen stopte het schrijven ineens, want een perron wachter wees me erop dat heel veel verder op, er een eerdere trein gaat, over enkele minuten. Ik rennen. En nu typ ik, met de fiets tussen mijn benen, dit blogje af, bij de wifi van de kinderboerderij, tegenover mijn huis.

Straks bij het duister floepen de 2x10 lampjes, in de struiken en de bamboe weer aan. Dat is puur zonlicht!, dacht ik gisteren. Omdat ze met zonne-energie branden. Sprookjesachtig: zowel het aanzien, als het idee. De lichtjes zijn druppelvormig en lichten ook overdag op.  'I give you the light of Eriendel', hoor ik een basstem zeggen, de elf die door Cate Blanchet vertolkt wordt, in de Lord of the Rings.

donderdag 23 maart 2017

Voorbij gaan

Gisteren had ik een rare dag. Ik zou T. bezoeken en wandelde weer , maar nu in de lentezon, langs de landelijke Maas, met in de verte stuwwal-achtige contouren. Thuis had ik een boek uit de boekenkast meegenomen, nog uit de erfenis van Moeder van haar boekenclub. Aangekomen bij T. deed ze niet open. Ik besloot te wachten op een tuinstoel, had ze het er niet over gehad dat ze naar de kapper ging?

Ik sloeg het boek open Perfecte stilte van Thomas Verbogt. Geboren in mijn stad, bij mooi weer kom ik hem regelmatig tegen, ook flanerend in de stad, al schijnt hij hier niet meer te wonen. Heel korte hoofdstukjes, in heel eenvoudige, bescheiden, achteloze taal. Het boeide meteen. De hoofdpersoon, een jongen, verliest op jonge leeftijd zijn beste vrienden. Valerie en Simon. De laatste was spoorloos verdwenen.

Maar waar was T. ?Er verscheen een jongeman, de buurman zo bleek. T. was onverwachts is het ziekenhuis opgenomen, de vorige avond: bloedvergiftiging. O. Wat erg. Het verdwijnen uit het boek voelde welhaast fysiek, werkelijk, ineens. Ik wandelde dus weer naar huis. Las eerst verder op het bankje voor de kerk van het gehucht. Het was er doodstil. Een vrouw duwde een heel oude vrouw in een rolstoel voorbij. Dat was het.

Ik wandelde vlak langs de oevers van de Maas. En regelmatig, bij de stam van een boom in de zon, stopte ik en las ik verder in het boek. Valerie bleek zich van een dak gestort te hebben. Nee, zelfmoord mocht het niet heten, zij was voorbij gegaan. De hoofdpersoon gaat op zoek naar haar ouders. De moeder woont nu alleen, vader is opgenomen in een verpleeghuis.

Hij zoekt de vader op, die als bijnaam de Monnik heeft gekregen van het verplegend personeels, omdat hij zo veel stil is. Hij was een zeer levenslustige man, volgens de moeder, zo vitaal, maar alles is veranderd, toen Valerie 'voorbij ging'. Dan plotseling een monoloog van de hoofdpersoon tegen de Monnik op zijn kamer. Dat hij de waarheid kent, dat hij het zelfs gezien heeft ... incest dus. De hoofdpersoon, zelf ook vertrokken na tien jaar, uit een relatie die als idee vooral een relatie was, hij zegt tegen Monnik, niks te zullen zeggen tegen zijn vrouw, om de laatste jaren van haar leven niet te vergallen.

Het hele boek is doordesemd van afscheid en verlies en plotselinge verdwijning. Zoals uiteindelijk ook de dood aanvoelt van iemand die tot het laatste zo helder van geest was: Moeder dus. Ik las in haar aantekeningen haar antwoord op de vraag welk personage haar het meest had aangesproken. Er staat: op p.112: de moeder van Valerie die zegt: Ik bouwde een muur van woorden om me heen, dat is het enige wat ik kon, ik kon er verder niet over praten...

Ja, ook dat was Moeder. Ook zo zijn haar kinderen. Zo moeilijk om werkelijk gewoon te praten over je gevoel. Het leven zit vol onverwachte verdwijningen en ik blijf hopen dat mijn woorden geen muren opbouwen, maar die afbreken. Woorden en stilte, elkaars tegenpolen. Maar een 'perfecte stilte', zoals de titel van het boek is, is nooit goed. Die twee woorden kunnen eigenlijk niet samengaan, want stilte IS gewoon, zonder kwalificatie. Ik hoop ook dat ik T. binnenkort weer hoor en dat we gewoon met elkaar kunnen praten.

dinsdag 21 maart 2017

Vlees en bloed

Ik dacht kom aan, geef je er maar aan over, misschien zie je dan meer nuance. Zo stond het op het hoesje aangekondigd: 'De priesters zijn geen eendimensionale monsters, en de studenten niet simpele naïeve slachtoffers. Juist door de nuance en door subtiel en overtuigend spel maakt de film meer indruk dan een simplistisch politiek pamflet zou doen'.

Het gaat dus over seksueel misbruik in een opleidingsinstituut voor jonge jongens, bij de paters Jezuiten in Brazilië. Perfect obedience, heet de film. Ja, er wordt goed in geacteerd en de filmbeelden zijn ook heel mooi. En de film maakte indruk. Ik zat op het puntje van mijn stoel, als het ware. Maar toch eigenlijk omdat het voelde alsof ik naar een horror-film keek.

De engste horror is die, welke heel dichtbij de gewone werkelijkheid staat. Zoals de tot cultfilm geworden The Blairwitsch project. Je ziet tieners hollen in een bos, het word donkerder en het is zó eng. Omdat je zelf weleens door kreupelhout gewandeld hebt en helemaal alleen je soms iets unheimisch kunt voelen, wat je dan snel weer van je afschudt.

In deze film zag ik die brave,lieve grijns van de Jezuïet, die stap voor stap een jongen voor zich inneemt, volgens de drie stappen van de gehoorzaamheidsregels van Ignatius van Loyola, de grondlegger van de spiritualiteit van de Jezuïeten. Eerst ben je gehoorzaam omdat je het opgedragen krijgt, vervolgens uit liefde, en vervolgens word je als het ware het verlengde van degene die jou wat vraagt. En zo wordt het jongetje Julian, die ondertussen ook gehecht is geraakt aan de Jezuïet die hem heeft uitverkoren om zijn speciale zoon te zijn, op het strand verkracht. En daarna is hij uit de gratie en kiest dezelfde Jezuïet, het volgend jaar, bij de voetenwassing op Witte Donderdag, een nieuwe knaap uit van de velen die hij de voeten wast.

De horror zit hem voor mij in het bekende. Die hele wijze van koelbloedig alleen maar je eigen gang gaan en oog hebben voor jezelf. Geen pijn, verdriet of onmacht van een ander kunnen toelaten. Laat staan dat jij daar de bron van zou kunnen zijn...Lief doorgaan in de naam van de lieve Jezus en zijn lijden, de sfeer vasthouden dat je degene bent die zeer terecht de handen wast in onschuld. De eenzijdige monoloog die over je heen gestort wordt...

'Ze zijn niet meer van vlees en bloed', zei vriend T daarover. Je hoort de brave verhalen aan over labyrint-lopen en andere mooie bijeenkomsten die ze organiseren en dat die andere dan verzucht misschien wel nooit bij de diepste laag van zich zelf te zijn aangekomen. Wanneer dan wel?! En voor mij, zie ik dan alleen maar een heel angstige man"... Ja, ik herken dit. De ander is onbereikbaar omdat die tot je praat met al die zalvende woorden, een muur die je niet kunt doorbreken.

Gelukkig keek ik na deze dvd naar een andere film met mensen, heel erg wel van vlees en bloed The disappearance of Eleanor Rigby. Two films, one love is de ondertitel. Het gaat over een gelukkig stel, dat na zeven jaar een zoontje krijgt die na twee maanden overlijdt. Het zijn twee films: de ene vanuit zijn perspectief en de andere vanuit het hare. Heel subtiel, heel raak gedaan. Hoe voor hem, zij, Eleanor zomaar ineens verdwijnt, zijn wanhoop en hoe onbereikbaar ze lijkt. En voor haar is het zo, dat ze eerst van de brug afspringt (hij weet dat niet) en dan tijdelijk bij haar ouders komt te wonen, omdat ze niet anders kan, maar wel steeds naar hem blijft reiken... Na meer dan een jaar, waar zij vanuit New York ook nog in Parijs gaat wonen, een oude droom, zien ze elkaar weer. Ik geloof dat het twee films zijn wel met een Happy End.

Van vlees en bloed zijn,een gewoon mens.En geen geest of spook of monster of engel of duivel of priester of religieus, 'Ik heb gekozen voor dit leven', herhalen sommige religieuzen elk keer weer, juist als ze het moeilijk hebben.  Wat betekent dit eigenlijk, buiten hun eigen kleine wereld om?

zaterdag 18 maart 2017

Ouders--herinneringen

Ik schoof het gordijn opzij en zag dat het regende. Bah. Daar had ik nou helemaal geen zin in. Ik dook weer in bed met de zaterdagkrant en het boekje As in Tas van Jelle Brandt Corstius dat ik gisteren toevallig in de bieb zag liggen. In dik een uur las ik het onder de warme dekens, half in het donker uit, terwijl ik een wasje liet draaien. Wat een welbestede eerste deel van de ochtend, perfect!

In As in tas fietst Jelle, geheel onervaren als fietser, met een koffiekopje van de as van zijn vader, in een satijnen zakje, het overige deel is nog bij het crematorium, als geheel weegt de as ongeveer 3 kilo, van Amsterdam naar de Middellandse zee, om daar die as te verstrooien. Het is twee maanden na de dood van zijn vader, die dementerend was; de bekende Hugo Brandt Corstius, van Opperlandse taal en met talrijke pseudoniemen, waaronder Piet Grijs.

De stem van zijn vader kende ik eerder dan die van Jelle. Zijn vader was altijd in de oppositie, leefde in een eigen universum, trok zich van niemand wat aan, ook niet veel van zijn drie kinderen, die hij onverwacht moest opvoeden omdat hun moeder jong overleed. Zij wilde graag kinderen, hij niet, hield hij hen voor.

Het boekje beschrijft de vreemde ontmoetingen onderweg, hoe het is op de fiets, het kamperen, het landschap. In Frankrijk bijvoorbeeld fietst hij tijden lang door doodsaaie dorpen en na het beklimmen van de Ardennen gaat het hem  in de Jura steeds beter af. Verder zijn door de hele tocht heen van 15 dagen,  herinneringen aan zijn vader verweven. Met zijn vader ging hij ook vaak fietsen. Twee dagen: meer niet want anders zouden ze zeker ruzie krijgen.

Ik herken het soort herinneringen die hij opdist en ook wel de wijze hoe hij nu naar zijn vader kijkt. Van oude kindherinneringen waar je ervaren hebt: nu is hij echt mijn vader, naar schaamte over hoe hij doet, het onvermogen om gewoon rustige gesprekken met elkaar te hebben, de momenten die boven komen, waar je nu wel van weet: toen waren we elkaar zonder al die taal toch nabij.

Hugo Brandt Corstius leefde in en van zijn woorden, hij maakte er wiskundige formules van. Hij verzon met groot gemak verhalen waarvan Jelle nooit zal weten wat nu waar was of niet. Hij zou het internet en de magnetron hebben uitgevonden...Hij zou ooit in een gevangenis in de VS beland  zijn, omdat hij nog in de tijd van de segregatie wel had gepraat met zwarten in de bus en in hun gedeelte was gaan zitten. Jelle was eens in de VS in die stad en zocht daar in de archieven. En daar stond het bericht: 'Dutch writer, freed from prison...'  Dit bleek dus waar te zijn.

In het definitieve afscheid met je ouders merk ik zelf ook onverwachte herinneringen van soms heel vroeger te hebben. Alsof je geheugen scant in je brein en vitale momenten vindt en die aan je voorschotelt. Deze week was ik weer in Burgers Zoo. Ik dacht er wel aan, daar ook vaker met mijn ouders en nichtje l.  geweest te zijn. Ik stond bij de vogelkooien en wilde eigenlijk nog niet weg. Maar M., die onverwacht mee was gegaan,  liep door, en ik dus ook.

Thuis gekomen rommelde ik wat in de doos oude kaarten. Ik vond er een kaart van Moeder. Ik vouwde die open en las: 'Herinner je, Mirjam, dat we naast elkaar bij de vogels in Burger Zoo stonden en dat we ons allebei, zonder veel woorden verwonderden over die rare gekleurde snavels... dat dit zo verzonnen was? '

vrijdag 17 maart 2017

Weemoedig waterland

Dat valt tegen na zoveel dagen lentewarmte. De temperatuur is weer 7 graden minder, er waait een koud windje, buiten zitten is er niet meer bij. Het is fijn om twee dagen in je tuin te zitten in de zon en een boek te lezen, terwijl je weet dat je anders aan het werk was geweest. Ik lees Istanbul van Orhan Pamuk. Als tegengeluid omdat alles wat Turks is, op dit moment zo besmet is,

Pamuk heeft zijn leven lang in Istanbul gewoond. Wat Istanbul het meest kenmerkt , is de ervaring van weemoed, zegt hij. Niet alleen de weemoed omdat het ooit zo'n welvarende en rijke culturele stad was, die ooit Constantinopel heette, en waar al die rijke paleizen en villa's nu overwoekerd zijn geraakt door flatgebouwen. Nee, het is iets wat er eerder al was en haar oorsprong heeft in de mystiek van de soefi's.

Ik zeg het nu in mijn eigen woorden: het is de weemoed van het weten of herinneren dat er ooit een ongescheiden staat was, waar de mensen en de dingen één waren, de weemoed van het leven met het imperfecte, met een verlies dat niet materieel is, nooit te grijpen of te pakken. Weemoed... naar een horizon die telkens wijkt, noemde ik dat heel vroeger. Je blijft lopen en verlangen, maar de aankomst is altijd tijdelijk, je gaat weer verder, de horizon wijkt.

Wat me nu het meeste bij blijft is zijn beschrijving van de rijke, seculiere bourgeois waar hij zelf uit voortkomt. Deze mensen geloven vanzelf sprekend helemaal niet in Allah of God, maar aan de buitenkant doen ze wel gewoon mee. Ze kopen voor het offerfeest een ram , is het geloof ik, binden het aan een paal in de achtertuin, en geven het aan de armen. Om vervolgens zich tegoed te gaan doen aan echt lekker schapenvlees. Het is dus niet zo'n offer om dit weg te geven, eerder geeft het iets van opluchting om dat stugge en taaie vlees niet te hoeven eten.

Pamuk beschrijft de altijd aanwezige spanning die er is tussen dat wat Westers heet, en Oosters. Het lijkt een strijd, of is het ook  wanneer de ene zich beter voelt dan de andere. In zijn rijke bourgeois familie, was het gewoon om zich ook westers te achten en vond men godsdienst iets voor de armen. Dat is dus, denk ik, die uitspraak van Marx: religie is opium voor het volk.

Mooi zijn de beschrijvingen over de Bosporus, het hart van Istanbul, dat al half de zee is. Het uitzicht op de Bosporus dat miljoenen vensters hebben en hoe hangen uit het venster en turen over het water en alle boten die er varen, je echt doet wortelen in de stad. Het is als het ware het water waarop je niet woont, dat de ziel van de stad bepaalt.

Ik herken dat wel. Op de kades van Venetië, turend over het water, voel ik me geland en lijkt het de klankkast van alle geluiden, gemurmel, fluisteringen van alle inwoners aan land. Klankkast en middelpunt, zoals je in de Chi Kung je Dan tien hebt: het centrale punt, vlak onder je navel, waar al le energie zich centreert en van daaruit stroomt door je lichaam. Ik beleef het ook in mijn eigen stad. Het is het water dat er langs stroomt, dat me doet wortelen. Ook al stroomt het niet bij mijn achtertuin, te weten dat dit water in de buurt is en ik er naar toe kan gaan, doet me op zo'n plekje in de zon landen.

De horizon wijkt, maar het water draagt alles altijd verder en mengt aardsheid en weemoed zodat het door je bloed kan blijven stromen.

woensdag 15 maart 2017

Makelaardij

Het huis van mijn ouders moet verkocht worden. Ik kom ineens in een wereld die mij volkomen vreemd is. Ik weet alleen dat het een prachtig appartement is, hartstikke uniek, midden op de Waalkade, de bovenste verdieping.  Als een adelaarsnest heeft het aan de ene kant een heel groot dakterras dat op de binnenstad uitkijkt. De Valkhofkapel uiterst links en  de toren van de St. Stevenskerk. En aan de andere kant is er een spectaculair uitzicht op alle bruggen die Nijmegen nu rijk is, de boten varen langs vele ramen voorbij, uitkijk op wat de Deltawerken van het binnenland heten, het nieuwe Stadseiland en elke avond een prachtige zonsondergang.

Nu liep ik onlangs toevallig langs het Estel-gebouw. Dat bestaat al veel langer, is ouder dan de Waalkade en nu een bouwput. Er moeten meer dan 60 appartementen in komen. Die hebben allemaal geen direct uitzicht op de Waal, die stroomt ergens in de verte, in de zomer roken er hangjongeren onder de overkapping hasj en luisteren naar muziek, Er is een oud zwembad binnen waarvan ik weet dat voor de oppimpfase, de buurt er tegen een gering bedrag kon gaan zwemmen. 'Een beetje oude meuk is het daar nu binnen,' zei B. daarover, die  weleens van dat zwembad gebruik maakte.

Nu werd  dat pand van mijn ouders eerst een tonnetje aan geld lager ingeschaald dan dit Estel-gebouw. Ik snap daar niks van. Zo'n unieke, fraaie plek, overal vrij uitzicht, directe uitloop naar de stad, cultuur en natuur vlakbij elkaar, tegenover appartementen waarvan vele ook nog inkijk bij elkaar hebben, dat aan een gewone achteraf straat ligt met onderlangs een lawaaiige verkeersweg, en veel balkons hebben geen zon en grenzen aan elkaar... Ik maakte ter plekke fotootjes en appte het naar mijn familie. Dat pand van mijn ouders zou vele malen meer waard moeten zijn, dan dit, zou ik denken.

Het blijkt dat dit Estel-gebouw wordt voorzien van allerlei luxe snufjes, waarvan ik dan denk: dat is toch maar de oppervlakkige versiering op een oud karkas en kan nooit zoveel  bijdragen aan woongenot als die unieke plek aan de Waalkade. Ook het zwembad en de fitnessruimte zijn lokkertjes in de brochure.  Ik geloof dat die fitnessruimte al bestond toen Estel nog een kantoorgebouw was.

Het gebouw is dus gewoon heel knap in de markt gezet; met de zweem van luxe en veel exclusiviteit er omheen en veel ouderen uit de meest sjieke wijken van Nijmegen blijken daar gevoelig voor te zijn geweest.  Ongeveer 40 appartementen zijn er al verkocht. Er moet ook een soort van community-sfeer gaan heersen: er komt ook een bar enzo bij. Ik denk dan: O, ja gemeenschap met mensen...en hoe vaak wordt dat dan niet ruzie en hoe leuk is het dan nog om met elkaar in één gebouw te wonen? Hoeveel woongroepen en gemeenschappen functioneren binnen no time weer zo veel mogelijk solitair eencellig, in plaats van bijenkorf-vrolijk?

Dus dat pand van mijn ouders leek eerst een tonnetje minder waard dan Estel. Maar gelukkig hebben we (nou ja, eerder 'ze'... Ik ben in dezen een volger in de familie) een makelaar gevonden die het heldere inzicht van de familie deelt en bereid is om het voor een tonnetje meer te gaan verkopen. Ja, dat gaat dus over een tonnetje geld. Ik snap daar ook tegelijk weer niks van. Zomaar een tonnetje minder of meer. Maar voor wie veel geld geeft, is dat waarschijnlijk niet echt voelbaar. Misschien komt er uiteindelijk nog wel een tonnetje of meer bij!

maandag 13 maart 2017

Zondagse lente-koestering

Gisteren was het zo'n gouden dag. Vriendin P. vroeg me al eerder om te gaan wandelen, maar ik had geappt dat ik niet kon. Ik was namelijk echt van plan om te kiezen uit twee sociale activiteiten die ik kon doen. Dat ik kon kiezen geeft aan wat ik onder een 'sociale activiteit' versta: het is in een groepje en je kunt je aansluiten, maar jouw aanwezigheid is niet nodig of van te voren bekend.

Van de eerste activiteit: een lange afstandsdagwandeling, daar zag ik in de ochtend van af. Ik had toch meer zin om naar de kerk te gaan en het zou een zonnige dag worden en dan is je koesteren fijner dan actief wandelen. De zondagse viering was weer heel prettig. Eigenlijk exact zoals ik graag wil dat die is: in een halve kring rondom het altaar  de stoelen, met allerlei soorten van mensen, ook jonger, en kinderen, bij elkaar zo'n tachtig in getal. En er was een koor, er werd veel gezongen, met enige van mijn lievelingsteksten.

'Wek mijn zachtheid weer, geef mij terug de ogen van een kind, dat ik zie wat is en mij toevertrouw en het licht niet haat'.  En ook: Die mij droeg op adelaarsvleugels en als ik krijsend val, mij opvangt in de vleugels van zijn vlucht... Een priester ging voor, maar een vrouw deed de beschouwende inleiding voor de schriftlezingen en de overweging. En ik blijf het zo bijzonder vinden dat daar het evangelie eerst in het Vietnamees wordt voorgelezen. En ook vertederend dat de spullen voor op tafel, de kaarsen, het witte doekje, het water, het brood en de wijn, door de kinderen worden aangereikt.

Huiswaarts koesterde ik me inderdaad heerlijk buiten in mijn ligstoel  in de zon. In de middag zou ik dan gaan naar een film over zwarte vrouwen in Amerika, die dienstbode zijn geweest. Die werd vertoond ter ere nog van 8 maart, Internationale Vrouwendag. Maar voor het pand aangekomen, de regenboogkleuren met  afscherm-plakplastic onder de hele hoge ramen, de deur wel wijd open, maar geen fiets of mens te bekennen, alleen wat vage schimmen toen ik naar binnen probeerde te kijken, besloot ik toch door te lopen. Er scharrelden wel twee zwarte kipjes buiten, grappig.

Ik voelde me ineens zo vrij! Ik liep in die lentewarmte naar de Ooij, ging voor de tweede maal deze week de boogbrug over en ik zocht een windstil plekje aan de rivier op. Daar luisterde ik op Sammie, twee uur lang naar muziek. Veel mensen waren aan het flaneren of koesterden zich op picknickkleden, kinderen groeven weer hun eerste kuilen in het zand, de rivier en de boten glinsterden in kalme voortvarendheid.

En ik had er nog niet genoeg van. Weer in de stad zaten alle terrassen vol met mensen, er hing een lentevreugde in de lucht, en ik ging de supermarkt in en kocht twee broodjes met kipsaté en een pak met passievruchten-mango-drinkyogurt en kuierde naar het Kronenburgerpark, voor de laatste zon van de dag. Uit de boekhandel had ik een magazine meegenomen vol tips over Engelse boeken. Groepjes studenten in een kring, het tokkelen van een gitaar, en stel met de ruggen tegen elkaar; hij verdiept in een dik boek, zij alleen maar glimlachend, met de ogen dicht.

Heerlijk, om zo met zijn allen de lente te verwelkomen. Soms is het leven een grote koestering en gisteren was het zo'n dag.

donderdag 9 maart 2017

Lasceux momentje

Al langere tijd houd ik me bezig met de vraag wat nu de betekenis is van het moment dat mensen geen genoegen meer namen met de wereld zoals die gewoon zich aan je voordoet en waarom dat dan zo is. Waarom zijn de grotten van Lasceux beschilderd en vond men het niet genoeg om die grotten te gebruiken als slaapplaats en bescherming tegen het klimaat buiten?

Waarom al die moeite om kleuren te maken en dan ook nog eens met afbeeldingen te komen die adembenemend zijn, alsof beesten met vaart aan het rennen zijn, een ode aan snelheid, schoonheid, saamhorigheid? Waarom je tijd daaraan  besteden, het heeft geen enkele nut. Men is het er nu ook over eens,dat dit niet het werk van enkele individuen was, zoals graffiti kan zijn op stadse muren:  er is gezamenlijk over nagedacht, het was een project, waar een wil uit spreekt om dit zo vast te leggen.

Het is eigenlijk de vraag naar...mijn eigen desinteresse in zoveel gewone materiële zaken. Ik heb nog nooit een belastingformulier ingevuld. Mijn economisch bewustzijn reikt niet verder dan: zoveel komt er per maand binnen, zoveel geef ik uit. Zou ik als holenmens nu horen tot degenen die zich bezig hielden met vuur maken, jagen, slapen, onder een dierenhuid liggen op zoek naar warmte? Of zou  ik kleuren willen maken om die grot mee te helpen te beschilderen?

Aangezien ik nog nooit de moeite heb gedaan,om rijker te worden, te investeren,hogerop te komen enzovoort,zou ik dan niet allereerst horen bij de groep die onder de dierenvellen gaat liggen slapen? Ik denk  toch van niet.Omdat er in mij steeds dat moment borrelt dat ik géén genoegen neem,met die hele materiële wereld, zoals die is. Maar waar komt dat dan vandaan? Waarom heb ik dat zo sterk?

Er bestaat zoiets als schoonheid. En de ervaring dat je dat kan delen met anderen. Dat je zo jezelf en je omgeving verplaatst naar andere tijden en andere oorden. Dat deed  men daar in die grotten van Lasceux. En als ik dan toch alleen maar onder een dierenvelletje lag te kijken naar de uitslovers die ineens begonnen te tekenen,dan heb ik daar vast ook van genoten. Een momentje.

Dat hoop ik dan maar. Dat dit zo is, voor de hele dolgedraaide wereld om me heen, bezig met economie, status en macht. Dat er af en toe een momentje is... van de grotten van Lasceux, een Lasceux-momentje.

woensdag 8 maart 2017

Wie zoekt...

Een totale regendag. Dus ik ben naar de bieb gegaan en amuseer me hier met de laptop op Wifi. Eerst maar eens naar Floortje naar het einde van de wereld gegaan. Daar hoor ik regelmatig in mijn omgeving lovende uitingen van. De aflevering ging over Wrangel een eiland boven Rusland, noordelijker op de wereld, op een eiland, kun je niet gaan. Er zwemmen vlak langs de kust grote walrussen, er broeden kleine pinguïns op de steile rotsen, de ijsberen lopen langs je neus. Op het strand liggen mammoet-slagtanden.

'Dichterbij de prehistorie kun je niet zijn', aldus een jongeman van 27 jaar die er als natuuropzichter en beheerder leeft. Twee keer op een dag, om negen uur 's ochtends en 's avonds contact met  anderen die op soortgelijke wijze leven, als er iemand niet antwoordt, dan er naartoe om te kijken wat er aan de hand is.

Hij had elke dag het gevoel dat hij écht leefde, omdat alles ook moeite kostte. Het mooist wat hij zei, was, dat je in zulke omstandigheden als vanzelf mensen vertrouwde, omdat je geen energie wilt en kunt besteden aan iets anders. Ook niet aan al die nephandelingen eromheen. Dat er zoveel mensen alleen maar bezig zijn met geld verdienen en dan weer uitgeven: hij dacht nooit aan geld. Veel mensen leven niet echt, zei hij. Ze doen de dingen volgens de lijn van de verwachtingen van anderen, die aan je vertellen wat een goede toekomst zou zijn.

Ik moet denken aan dat poëzie-versje: 10, dat zijn de kinderjaren, 20 ga je aan het sparen, 30 ben je al getrouwd, 40 ben je daarvoor te oud, 50 dan komen de ongemakken, 60 ga je aan het zakken ... verder ken ik het niet meer. Ja  tegenwoordig is alles flexibeler. Maar in de grond worden er aan je dezelfde vragen gesteld in elke levensfase. Nog geen grote liefde, heb je al werk, komen er nog kinderen, zou je geen huis gaan kopen? etc.

Zo leeg als het in Wrangel is, zo zou de bodem kunnen zijn, waar vanuit je je eigen leven ontwerpt. Out of the box, want er is geen box. Je hart volgen, dat is het enige wat telt. En die uitspraak is de schakel met dat andere programma, waar 4 miljoen mensen naar kijken, daarna komt het programma van Floortje, qua kijkdichtheid, en het verkiezingsdebat trok zondag maar 400.000 mensen, Boer zoekt Vrouw, dus. Vanaf deze fase wil ik het wel volgen: dat de boeren  met de drie uitgekozen vrouwen, drie dagen vertoeven op hun eigen boerderij.

Steeds duidelijker zie ik, dat de KRO met gigantisch veel beeldmateriaal, dat allemaal al lang tevoren is opgenomen, gewoon een mooi verhaal vertelt, met zoveel mogelijk authentieke gevoelens. Een soort opperconcentratie van wat echt leven is. Nu blijven er al een paar vrouwen hangen, waarvan je ook al iets weet van de achtergrond... de kans is groot dat deze degenen zullen zijn, die de boer uitkiest. Het verhaal wordt ons voorgeschoteld door vertellers die de uitslag al kennen. Lekker om achteruit te leunen en deze verhalen verorberen. En echt gebeurd; dat is het  extra toefje slagroom op de taart.

dinsdag 7 maart 2017

R.

Ik ging naar de herhalingscursus van de Bedrijfshulpverlening, dat is verplicht om te herhalen, want anders verloopt het. Goede manier om eens te kijken wat vier uur bezig zijn in tl-licht nu met me doet. De laatste nachten sliep ik voor het eerst weer door tot zes uur, en dat voelt als een ononderbroken nacht, raak ik wellicht toch weer boven Jan, dacht ik.

Welnu, op de cursus, groeide wel weer de druk in mijn kop en de duizelingen werden weer sterker, en een vaag misselijk gevoel groeide. Verbandrolletjes vielen uit mijn handen... Enfin, wel doorstaan. Ik vroeg aan degene die de cursus gaf en die ook alle wijkcentra regelmatig bezoekt om de EHBO-kisten te vernieuwen en de veiligheid van de gebouwen te checken, wat hij dacht dat het donkerste wijkcentrum van de stad is. Nou de Klif zeker niet, zei hij meteen, juist niet, omdat 90%  daar uit kunstlicht bestaat.

Dat heb ik weer: naar het slechtste gebouw verwezen te zijn en daarmee nu dus achteruit te zijn gegaan...Want vannacht werd ik weer  rondom 3 uur wakker, de lichtvlekken dansten weer in het donker, tezamen met het zoemen van een bij en klokkengelui. Ik heb sindsdien nauwelijks geslapen. Hoe werkt dat toch? Met hoedje en zonnebril op, kan het licht een aanval doen op je hersens... Of zoiets.

Maar dit is peanuts, toen ineens in de cursus R. ter sprake kwam, de vrijwilliger uit mijn nog oudere wijkcentrum, die zes jaar gelden alweer had moeten sterven. Dat was de prognose. Maar hij leeft nog steeds. Het ging over zware suiker hebben, ja dat heeft R. ook, gecombineerd met iets aan het hart en dat hij nu dubbele whiskey met cola achteroverslaat: 'Zijn hele leefstijl: die jaagt zichzelf zo de dood in', zei de cursusleider.

Ik twijfelde kort en hevig om er iets over te zeggen. Het had niet zo mogen zijn, dat R. meteen herkenbaar was, als voorbeeld hoe het niet moet. Maar dat was hij wel; er waren andere beheerders die meteen wisten om wie het ging. Dus ik heb het verteld: dat R. een gezwel heeft en zes jaar geleden al is opgegeven en dat hij toen ook al verrekte van de pijn... Hoe moet dat nu dan voor hem zijn?

Dat het woord dood al om hem heen hangt en dat R. deze al zó lang van zich weg weet te houden. Is dit de geest, die in staat is om het lichaam in toom te houden? Wils- en krachtsinspanning en een heel eenzaam stil gevecht tegen bijna ondraaglijke pijn? Hij zei toen al tegen me, dat hij het soms nauwelijks kon houden... Ja, ik denk wel vaker aan R. Dit was voor het eerst dat ik mijn gedachten deelde.

maandag 6 maart 2017

Besmuikt; met mededogen

Ik voer een huishouden van Jan Steen. Dat krijg je, als je in je eentje leeft. Niemand die je maant om op te ruimen, die klaagt dat het een rotzooi aan het worden is, die écht vind dat je jouw boeken moet opstapelen en liefst van de tafel af moet halen. Wat ook een hele hoop scheelt is, dat ik geen poesen meer heb. Dus van alles kan op het aanrecht blijven staan en je hoeft niet héél netjes te zijn als je nog ergens een half bordje eten hebt staan.

Voor een poes, zou ik best wel mijn huishouden willen veranderen. Ik vind het zó jammer dat ik allergisch ben gebleken voor kattenhaar. Wat zo grappig is, dat je, als je thuiskomt, dan meteen hardop begint te praten; Poes is letterlijk, een aanspreekpunt. Tegenwoordig praat ik ook weleens zomaar hardop. Tegen dezen en genen, al dan niet overleden, al dan niet poes, knuffelbeest of muur.

Dat zijn de eigenaardigheden van een 'alleengaande', vermoed ik. Pas had ik wel een heel merkwaardig gevoel, wat in feite gebaseerd was op iets niet reëels. Zoals gezegd: je doet maar wat, in je eigen huis. Ik drink helemaal niet veel, weleens een biertje, al dan niet speciaal, en met een fles wijn doe ik, als die open is, meestal zo lang, dat ik voor mijn gevoel moet dóórdrinken, om die niet zuur te laten worden.

Die lege flessen , die stop ik dan in een grote shopping-bag, en die staat in mijn schuur. En dan nóg een tas vol, dat valt nauwelijks op, in een toch al rommelige schuur. Maar toen kwam, vorige week , een keer het moment om die tassen wel naar de glasbak te brengen. Helemaal volgeladen met aan elke kant van het fietsstuur een tas, met de benen rare bewegingen makend, terwijl je fietst, om je knieën niet te stoten tegen de flessen.

Ik stond bij de glasbak en hoorde al die flessen één voor één breken op de bodem. En ineens voelde ik me BESMUIKT. Alsof ik een drankorgel en een zuipschuit ben. Al bedacht ik me, dat het een flessenverzameling was, van wie weet jaren, het hielp niet voor mijn gevoel. Ik begon me er ook een zwerver bij te voelen, zo'n clochard-type, met in elke hand een fles.

Later dacht ik: en hoe vaak zal het nog meer voorkomen, dat je een oprecht en helder gevoel hebt, terwijl het totaal niet op de werkelijkheid is gebaseerd? In mijn omgeving ken ik nu  twee gevallen van mensen die zich bedreigd voelen, of dat er wat van hen geëist wordt, of dat je buitengesloten wordt en niet serieus genomen. Wat je dan ook zegt, daartegenin, het lijkt niet te helpen...

Wat reëel is, is voor een ieder dus anders. Je creëert voor een groot deel je eigen werkelijkheid. Dan helpt het psychologisch inzicht uit het boeddhisme: alles is juist schijn. En alles komt en gaat. En als je elke keer benoemt dat veel van men doet lijden veroorzaakt, of lijden is, en dat alleen maar mededogen helpt... ja dan weet je jezelf ook in ene keer weer een deel en een mede-veroorzaker van mededogen. Dat verandert tenminste je eigen gevoel en werkelijkheid. Meer kan je niet vragen en dat is ook misschien meer dan genoeg.

Burgers Zoo

Ik had er ineens weer heel erg zin in: om een jaarabonnement te nemen op Burgers Zoo, de dierentuin. Jarenlang had ik er eentje, toen dacht ik het een jaar over te slaan, maar dat werden weer járen. Zo gedacht, zo gedaan. Weer 'ouderwets' wandelen vanaf station Arnhem, door het Sonsbeeckpark en het Zijpendaalpark tot aan de ingang van de dierentuin. Ik bleek nog in de computer te staan, dus het jaarpasje was zó gemaakt.

Ik had het nog nooit zo druk in de dierentuin gezien. O, ik was helemaal vergeten dat het voorjaarsvakantie is, en dan ook nog een zaterdag. Dus overal klonken er kinderen, liepen er hele families rond, vaak met opa's en oma's erbij, en meer dan de helft van wat ik hoorde was Duits. Ook Duitsland gaat, na het carnaval, tot slot nog een dagje uit, zo lijkt het.

Ik vind het zó leuk! Al die dieren, al dat vrolijke enthousiasme om me heen, dat werkelijke plezier en de verwondering om al die verschillende soorten van beesten. Geen wanklank gehoord, iedereen liep in hetzelfde feestje en toen bleek ook nog, dat  in de voorjaarsvakantie het open was tot negen uur s;avonds en er een lichtshow was: een wandelroute door de hele dierentuin, vol kleurige verlichte dieren, en de hoge bomen en de waterval in de bush, vol wisselende kleuren.

Dan verandert alles in een sprookjestuin: grote reuzenslakken die een heuvel op kropen, felrode apen die tussen de takken slingerden, haaien met scherpe tanden, terwijl er vlak achter het glas een echte haai zwom, een kameleon die van kleur veranderde, grote bloemen, een galerij vol kleurig vlinders, zwevende kwallen en blauwe zeepaardjes.

Ik weet het, het is een tik van me, om daar dan altijd iets religieus bij te denken. Maar ik vind het wél zo. Om daar met alle generaties mensen en ook gehandicapten in rolstoelen, en ook vrouwen met hoofddoekjes, met wel een onvervalst Utrecht-accent, geloof ik, en ook jongemannen met petjes op en stoere jassen, die op een vliegveld er vast als 'verdacht' uit zouden worden gepikt, om daar met zijn allen te genieten van 'Gods wondere schepping', dat is toch LEUK?

Het is hetzelfde gevoel dat ik ook altijd in Venetië heb. Zó  divers zijn de mensen, zo erg waarderen we wel allemaal, met zijn allen in dezelfde tijd en ruimte, van wat gewoonweg mooi, en daarmee wonderlijk is.

vrijdag 3 maart 2017

In de soep...

Het was ook wel een beetje verwarrend. Ik was vrijwilliger in mijn oude wijkcentrumpje en werd daar dan natuurlijk als beheerder aangesproken. Heel subtiel weet je de weg niet meer precies. De thermoskannen stonden niet op de voor mij bekende plaats, sleuteltjes waren verhangen, ik wist de wifi-code niet, want waar ik die opgeschreven had, daar kon ik niet meer bij. De rookmelder, deed ik op de automatische piloot wel goed eraf, bleek later, maar ter plekke dacht ik dat het niet gelukt was...

Zo stuntel je een eindje weg, ook nog met al dat licht, waar ik dus veel gevoeliger voor ben geworden... Ja, er is een heel aantal van die cliffhangers in mijn leven, op dit moment... Zal ik ooit nog de functie van beheerder uitoefenen? Ik weet het niet. Het gesprek met de bedrijfsarts gisteren was het cliché-gesprek van botte bijl tegenover de wellicht onwillige werknemer, die zich aanstelt... We zullen wel weer zien.

Dan is er mijn mussenkolonie, Een paar weken gelden plotsklaps een soort van dreigbrief, dat ik alle klimop en begroeiing weg moest halen. Toen heb ik de Stichting Mussentoevlucht gevonden op het internet, en wonderbaarlijk: meteen op de dag zelf werd ik teruggebeld en via email en app word ik nu zomaar ondersteund. De woningbouwvereniging is afgedropen, zo lijkt het: voor 1 maart wilde men dat ik mijn werkzaamheden verricht had, ik heb niks meer van ze vernomen.

Dan wordt ik ook door een droefheid bevangen. Twee heel dierbare mensen in mijn omgeving lijken hun eigen weg te gaan, naar andere plekken en horizonnen, waar ik ze niet meer volgen kan...Je zou willen dat het anders is, maar het is niet zo. Ik hoop dat het cliffhangers zijn, maar dat is waarschijnlijk niet zo.

Het leven geeft, het leven neemt. Een soort van gelatenheid en acceptatie, is het enige wat helpt. Ik denk maar aan Moeder, die voor haar raam die kale boom zag, die ze ook nog vol herfstblad had gezien. 'Er komt in de lente weer bloesem aan, zo is het leven...' Ja, ik leef. De graankorrel moet eerst sterven, om ooit een korenaar te worden.

En uiteindelijk genoten  we in het wijkcentrum van een grote pan welgevulde groentesoep. Zo begint geloof ik I.M., de requiem-roman van Connie Palmen, over haar toenmalige man Ischa Meijer. Hij zei zoiets: dat er niks troostender is, als de geuren van een pan soep.

woensdag 1 maart 2017

Túbke en Klibansky

In Museum De Fundatie in Zwolle zijn er nu twee interessante tentoonstellingen. Ze doen dat wel goed daar, vind ik. Ze brengen daar vaker tentoonstellingen bij elkaar, die een heel verschillend publiek kunnen trekken. Al gauw loop je ook naar de tentoonstelling die niet meteen je eerste keuze is, en vaker heb ik er de ervaring gehad, dat het als geheel, dan toch op associatief niveau wel bij elkaar past. Alles bij elkaar is dat dus wel 'de verbeelding prikkelend'.

Deze keer was ik wel echt in beide tentoonstellingen nieuwsgierig. Er is daar nu een grote overzichtstentoonstelling van de in de voormalige DDR levende schilder Werner Tübke, aangekondigd als 'Meesterschilder tussen Oost en West'. Heel intrigerend werk, met Jeroen Bosch-achtige elementen, grootse taferelen, allemaal meesterlijk geschilderd.

Hij heeft ook geparticipeerd aan een Documenta in Kassel in 1977 en  daar gaat het steeds om de samenspraak van de hedendaagse kunst en de moderne, huidige samenleving.  Terecht, dat Tübke paste op de Documenta; het werk van hem  doet soms middeleeuws aan, maar door die beeldtaal kon hij ook ontsnappen aan de DDR-regels van wat kunst zou moeten zijn. Ook door het mengen van thema's door elkaar: Met Bijbelse scenes en sprookjesachtige fantasiefiguren en de harlekijn die vaak terug komt, kon hij zo op ongrijpbare wijze, toch commentaar en kritiek leveren op de DDR.

Wat is het toch mooi om een kunstenaar te zijn en gebruik te kunnen maken van verschillende beeldtalen, om een eigen kritisch, profetisch andersoortige wereld te scheppen, die daarmee een commentaar is op de huidige wereld.  Dat was voor mij nu de schakel met de andere tentoonstelling van Joseph Klibansky, die Leap of Faith heet. Dat klinkt heel buitenlands, maar het is een Nederlandse kunstenaar.

Ook hij gebruikt beeldtaal uit de christelijke geloofstraditie: zoals een gigantisch beeld van een ruimtevaarder, die naar de grond wordt gedrukt door een gigantisch kruis. Hij geeft vorm aan 'een wereld die balanceert tussen utopie en schrikbeeld', aldus de begeleidende folder. Dus daar kan Walt Disney's  Pinokkio bijna niet meer een zeer grote  diamant torsen, beide overgoten met klatergoud, zoals Atlas ooit de de wereld torste. Het Vrijheidsbeeld staat op een McDonald-vestiging en heeft in plaats van een toorts, een ijsco in de hand,.

Het wordt me steeds duidelijker: alle platgebaande paden van de kerk en het geloof zijn voorbij. Maar de wereld blijft geloven, ofwel eerder: vertrouwen. Er zijn altijd vormen waar mensen zichzelf weer opnieuw uitvinden, vervuld van passievolle dynamiek. Deze twee kunstenaars laten me dat weer eens ervaren.