Gisteren was het zo'n gouden dag. Vriendin P. vroeg me al eerder om te gaan wandelen, maar ik had geappt dat ik niet kon. Ik was namelijk echt van plan om te kiezen uit twee sociale activiteiten die ik kon doen. Dat ik kon kiezen geeft aan wat ik onder een 'sociale activiteit' versta: het is in een groepje en je kunt je aansluiten, maar jouw aanwezigheid is niet nodig of van te voren bekend.
Van de eerste activiteit: een lange afstandsdagwandeling, daar zag ik in de ochtend van af. Ik had toch meer zin om naar de kerk te gaan en het zou een zonnige dag worden en dan is je koesteren fijner dan actief wandelen. De zondagse viering was weer heel prettig. Eigenlijk exact zoals ik graag wil dat die is: in een halve kring rondom het altaar de stoelen, met allerlei soorten van mensen, ook jonger, en kinderen, bij elkaar zo'n tachtig in getal. En er was een koor, er werd veel gezongen, met enige van mijn lievelingsteksten.
'Wek mijn zachtheid weer, geef mij terug de ogen van een kind, dat ik zie wat is en mij toevertrouw en het licht niet haat'. En ook: Die mij droeg op adelaarsvleugels en als ik krijsend val, mij opvangt in de vleugels van zijn vlucht... Een priester ging voor, maar een vrouw deed de beschouwende inleiding voor de schriftlezingen en de overweging. En ik blijf het zo bijzonder vinden dat daar het evangelie eerst in het Vietnamees wordt voorgelezen. En ook vertederend dat de spullen voor op tafel, de kaarsen, het witte doekje, het water, het brood en de wijn, door de kinderen worden aangereikt.
Huiswaarts koesterde ik me inderdaad heerlijk buiten in mijn ligstoel in de zon. In de middag zou ik dan gaan naar een film over zwarte vrouwen in Amerika, die dienstbode zijn geweest. Die werd vertoond ter ere nog van 8 maart, Internationale Vrouwendag. Maar voor het pand aangekomen, de regenboogkleuren met afscherm-plakplastic onder de hele hoge ramen, de deur wel wijd open, maar geen fiets of mens te bekennen, alleen wat vage schimmen toen ik naar binnen probeerde te kijken, besloot ik toch door te lopen. Er scharrelden wel twee zwarte kipjes buiten, grappig.
Ik voelde me ineens zo vrij! Ik liep in die lentewarmte naar de Ooij, ging voor de tweede maal deze week de boogbrug over en ik zocht een windstil plekje aan de rivier op. Daar luisterde ik op Sammie, twee uur lang naar muziek. Veel mensen waren aan het flaneren of koesterden zich op picknickkleden, kinderen groeven weer hun eerste kuilen in het zand, de rivier en de boten glinsterden in kalme voortvarendheid.
En ik had er nog niet genoeg van. Weer in de stad zaten alle terrassen vol met mensen, er hing een lentevreugde in de lucht, en ik ging de supermarkt in en kocht twee broodjes met kipsaté en een pak met passievruchten-mango-drinkyogurt en kuierde naar het Kronenburgerpark, voor de laatste zon van de dag. Uit de boekhandel had ik een magazine meegenomen vol tips over Engelse boeken. Groepjes studenten in een kring, het tokkelen van een gitaar, en stel met de ruggen tegen elkaar; hij verdiept in een dik boek, zij alleen maar glimlachend, met de ogen dicht.
Heerlijk, om zo met zijn allen de lente te verwelkomen. Soms is het leven een grote koestering en gisteren was het zo'n dag.