En toen was ik weer thuis, na twee weken Terschelling en Oerol. Het begon met storm: een familie hielp me de tent op te zetten. Gauw, de zware koffer in de tent zodat die niet de lucht in kon vliegen en boomstronken uit het bos gesleept om op de touwtjes aan de zijkant te leggen en deze te verzwaren, want de tentharingen vlogen zó de aarde weer uit. Wat lijkt dat al weer lang geleden... Mijn Laughing Owl, zo heet mijn nieuwe tent, is precies zoals ik die zelf ontworpen zou hebben als ik tentenbouwer zou zijn. Met heel veel leefruimte voor en gazen ramen, die wel doorzichtig lijken. Ik verheug me er al op, om zo muskietenvrij te kunnen koken in Venetië.
De volle grote maan zien opkomen boven de bosrand, de stilte en de sterrenhemel met het ruizen van de branding in de verte. Op de bijna zwoele zomeravonden de laatste dagen over de duinpannen in het droge fijne zand klossen en de sporen zien van allerlei dieren. Niet alleen maar vogelachtigen, maar ook trippel stapjes van muizen ofzo en de snelle afdrukken van duinkonijnen of hazen met remsporen. Als enige mens daar jouw afdrukken bij achterlaten. En dan over de duintop, aan de andere kant, Terschelling te zien liggen in mistig en heiig landschap. 'Witte Wieven' noemen ze dat in de Achterhoek. Koeien en paarden die plots opdoemen.
Jouw verbeelding laten spreken. Je realiseren dat dit troostend is omdat je zelf zonder te sturen of te construeren een zinvol verband voelt. Soms vraag ik me heftig af, of Moeder nog ergens is. Vaak zegt een stem in me terug: Ja, ik ben er. Ik denk daar dan verder niet meer over na. Ik sprak een meisje aan, van wie ik dacht dat ze bij de organisatie hoorde of ze wist waar ik water zou kunnen bijvullen. Nee, ze was zomaar iemand. Na een zoektocht naar water, waarbij een van de spelers van het stuk , het voor mij ging bijvullen, kwam ik dat meisje weer bij de fiets tegen. Is het gelukt? vroeg ze. We raakten aan de praat: zij was voor het eerst op Oerol, ik voor de 18e keer. Mag ik met je opfietsen?, vroeg ze Bij het scheiden van de wegen riep ze: 'Hoe heet je?' 'Mirjam', zei ik, en jij? 'Christine,' antwoordde ze. Het is de naam van mijn moeder.
Een meisje in een duinkom zingt, terwijl de laatste streep lucht rood bij de zee, het donker laat worden. Ze zingt alleen, met achter haar de partituur en enkele woorden erbij geschreven die wit voorbij glijden. over jij, ik, de mensen, dat alles beweegt, en komt en gaat. 'Gaan praten vond ik vals spelen', zegt ze in een interview. ONE heette de voorstelling van BOG. Iets wat leek op een wijzerplaat met één wijzer kwam steeds voorbij, aangedreven door onduidelijke dingen. Ze stapte er, al zingend, telkens overheen.
Ik stapte, al doende gewoon over mijn moeheid heen. Dan maar niet... dacht ik eenvoudigweg. Dit is nu mijn natuur en die zegt dat mijn lichaam moe is en niet zomaar lang tegen de harde wind kan fietsen. Geen lange strandwandelingen kan maken, naar de beide uiteinden van het eiland, zoals ik meestal doe. Me des te meer realiseren dat elke ademtocht er één is, en elke die daarop volgt, mij het leven geeft. 'Wat zal ik weemoedig zijn, als ik sterven moet', hoorde ik mezelf hardop zeggen, terwijl ik mijn afval had weggebracht en voor het laatst naar de tent liep, om die af te gaan breken.