Wat een verademing. Ik wilde het dagje Amsterdam beginnen met de installatie van Christian Boltanski in de Oude Kerk. Maar de museumingang was gesloten, en de kerkklokken luidden, dus dan maar naar de dienst. Een jonge vrouwelijke dominee ging voor in witte alba en een paarse stola, dus voor mijn oog zag ik gewoon een priester. Ze had een heldere eenvoudige overweging waar ze vertelde dat de twee vrouwen, het meisje van twaalf dat dood leek en de vrouw die al twaalf jaar aan bloedvloeien leed, stonden voor de twaalf stammen van Israël, dus dan gaat het over de verhalen verteld en herverteld, waar mensen zich aangeraakt weten door God.
En de mens is in dit geval vanzelfsprekend vrouw. We verhuisden van de klapstoeltjes rondom de houten hoge kansel naar het koor, waar staande in een kring het brood en de wijn werd gedeeld. In het midden ervan was een gedeelte van de kunst-installatie gewoon aanwezig: verspreid stonden er stoelen met over de rugleuning jassen, alsof er nog veel meer mensen zo aanwezig waren. Misschien degenen die door ziekte of drukte of ouderdom niet konden komen, of als de overledenen die zo toch ook in het midden waren opgenomen? Vervolgens de eenvoud van het tafelgebed. Gewoon hup, in één adem eerst het brood in de ene hand en daarna de beker.
Er ging matzes rond, waar jij een stukje kreeg van een ander en met dat in de hand, je zelf een stukje afbrak voor degene naast je. De vrouw naast me kreeg van twee kanten een stukje matzes aangereikt. ‘Leg maar gewoon terug’ zei degene die de schaal met de matzes vasthield tegen mij. En de wijn smaakte naar vruchtenwijn. Daar moet je bij de katholieken niet mee aankomen! Want daar is het brood het lichaam van Christus geworden, dat gooi je dan niet terug in de mand, dat komt in je en daarmee ben je even de tempel van Christus en daarom doen ze er daar zo moeilijk over, dat velen die communie niet mogen omdat ze onrein zijn: homo’s en die niet katholiek gedoopt zijn enzovoort. En de wijn is heel goede miswijn: het wordt immers het bloed van Christus en de priester drinkt daarvan na afloop het overgrote deel van wat over is, op. Sommige priesters doen meerdere vieringen achter elkaar: Nou ben je laat op de ochtend al een beetje tipsy, denk ik weleens.
Zomaar zonder gedoe, vrouwen in het christendom als middelpunt... met deze mijmering vervolgde ik mijn weg en kwam bij de Nieuwe Kerk op de Dam uit. Grote vaandels kondigden er Jef Koons aan: The gazing ball. Wat een leuk toeval: want komend uit het koor in de ene kerk, stond in deze kerk midden in het koor het kunstwerk: een reproductie, maar wel met de hand geschilderd, van Perugino, twee keer zo klein als in het echt, van Maria in de hemel die omringt met zes cherubijnen, naar vier figuren onder zich kijkt: aan beide kanten de aartsengel Michaël en de apostel Johannes en tussen hen in opnieuw twee vrouwen: waaronder de heilige Catharina, die van de wetenschap.
In hun midden plaatste Jef Koons een grote blauwe glanzende glazen bol, waarin je zelf weerspiegeld wordt en de contouren van de hele kerk achter je. Zo wordt met jouw blik alles met elkaar verbonden: het hemelse transcendente en het aardse immanente, het verre verleden en het hier en nu. This experience is about you, your desires, your interests, your participation, your relationship with this image, zegt Jef Koons hierover. Door een koptelefoon hoorde je ook Stairway to heaven, van Led Zeppelin en die beluistert Koons dagelijks. Voor hem gaat het hier over vrouwelijke spiritualiteit.
Ja! denk ik dan Ja!, Ja! Zo kunnen al die beeldrijkdom, al die verhalen uit de bijbel, al die prachtige muziek die uit deze verbeeldingswereld is voortgekomen, zoals in deze tijd voor Pasen weer het jaarlijks Nederlandse ritueel dat overal de Matteüspassion wordt uitgevoerd, in de 21ste eeuw wél een voortgang hebben. Ik ga tenslotte tegenwoordig ook graag Zondags naar de kerk om deelgenoot te worden van die verbeeldingswereld, die dan ter plekke levend wordt
Daarna liep ik weer terug naar de Oude Kerk die ondertussen ook weer als museum open was gegaan. Ik was toch benieuwd wat onder al die dozen te zien was, bekleed met zwart landbouw zeil, waar ik op had uitgekeken vanaf mijn klapstoeltje. Sommige ervan reikten tot het plafond. Nou, niets dus. De hele kerk bleek vol te staan met deze zwarte gevaartes. Ze stonden op de omtrekken van de tegels eronder, waarvan bijna elke een grafzerk is. De kerk was dus letterlijk gevuld geworden met de vele doden die er begraven zijn. Het deed me denken aan het holocaustmonument in Berlijn, je dwaalt tussen hen die er niet meer zijn, maar toch altijd aanwezig blijven.
Nu lagen er op de grond, in het middenpad waar eerst de klapstoeltjes stonden, in rijen donkere jassen met de armen gespreid. Versleten en gedragen jassen van bewoners uit de omgeving. En ook hier blijf je denken aan al die inwoning, ooit, in die jassen: zoveel levens ooit geleefd... op de tafel in het koor waar het brood en de wijn hadden gestaan, lag nu een enorme vracht, een berg van bloemen. Die zouden er de hele tentoonstelling blijven en ze zouden langzaam dus gaan verdorren. Nu waren er nog verse tulpen bovenop. Of wellicht werd het bovenste laagje wél regelmatig ververst? Ik weet het niet.
Zo werd de Oude Kerk, een ruimte om stil te staan bij wat komt en gaat: al die generaties van mensen en mensen, met ieder een eigen gang, de hoop, de dromen, de pijn, de verwonding, het verdriet, het verlies en afscheid nemen en desondanks verder leven: loslaten, troost, herstel, nieuwe en andere lijnen die er ook altijd zijn. Want leven is beweging.