Ik was aan het bladeren harken rondom de skelterbaan, zie ik in de verte een lange dunne gestalte met een witte wollen muts met een grote bolle pompon daarop naar me zwaaien en dichterbij komen. Ik herkende haar zo niet, dus ik blijf dan kijken zonder meteen terug te zwaaien, maar de lange arm met de witte want hield niet op met bewegen. Het bleek de leidinggevende J. te zijn.
‘Mirjam, wat fijn dat ik je zie, ik denk al elke dinsdag en woensdag dat ik langs wil komen en het kwam er steeds niet van, maar nu heb ik de auto meegenomen en straks ga ik door naar Lindenholt. ‘ Ze vroeg hoe het met me ging en ik zei haar dat het me nu uitstekend beviel, al heb ik, zoals ze wel weet, eerst moeten wennen aan het idee. En dat ik nu weer elke nacht ononderbroken sliep. Ze reageerde exact zoals ik dacht: 'O, daar ben ik zó blij om', en ze schudde met haar hoofd heen en weer van plezier.
Ze noemde nog eens het nadeel: dat het wel wat ver was van mijn huis, maar ik zei dat het reisje met de bus me wel beviel en dat ik genoot van de locatie en het bos. 'Het is zeker weleens lawaaiig nu, met die werkzaamheden?’ Ze doelde op de bouw van het Romeinse ford. En ik vroeg haar of ze er al eens met haar kinderen was geweest, nee nog niet echt uitgebreid. Mart, de oudste was nu vijf en was wel een keer mee geweest toen ze er een korte bespreking had. En we wisselden nog wat ditjes en datjes en wetenswaardigheden uit.
Ik zei dat ik blij was, haar even gezien te hebben en ik meende het. Want nu was ze weer een mens geworden en niet meer die ontzielde schim op het einde van de ondertekeningsbijeenkomst. Dat zei ik er natuurlijk niet bij. Ik ontdek dat mijn blik langzaam opschuift: met de acceptatie dat de meeste mensen nou eenmaal meerdere rollen hebben te spelen in hun leven, gaat het er me uiteindelijk alleen maar om dat het gewone gelijkwaardige contact en de ontmoeting van twee mensen mogelijk blijft.
Vroeger zou ik het allemaal eerder hypocriet vinden, dit op-en-neer en het now you see me, now you don’t. Nu denk ik: honderd keer liever dit, dan mensen die zomaar niet meer thuis geven, terwijl je dacht dat er een vriendschap was of echte verbondenheid. Ik heb daar een nieuw woord voor: ik noem dat een kloosterstreek. Nee, dat is niet flatterend voor het reilen en zeilen binnen kloosters, maar helaas is dit wat ik er heb meegemaakt: mensen die zich onbereikbaar en ongenaakbaar maken in hun eigen heilige wereld... Met God aan hun zijde om je achter te verschuilen. Terwijl ‘God’ voor mij juist het ultieme woord is dat opent en je bevrijdt van je eigen kleine waanideeën van almacht.