maandag 29 juli 2019

Mijn brein en het spoor

Vanochtend werd ik wakker met het besef dat ik gedroomd had over mijn stad en ik in de droom zei, dat deze overal doorsneden wordt door een spoorlijn, dat je die altijd ergens over moet om ergens te komen. Ik dacht: waarom droom ik dit? en het eerste antwoord dat in me op kwam is, dat het spoor mij aan zelfmoord doet denken en het lijkt alsof mijn stad van het gevoel hierdoor nu gemarkeerd is. De  stad is al vanaf mijn jeugd in mijn droomleven, een symbool van mijn gevoelsleven. Ik dacht: mijn acute verdriet is wat ondergronds gegaan, maar doorsnijdt mijn stad wél.

Vervolgens, al typend, bedenk ik me dat ik voor het slapen gaan ineens op YouTube bij filmpjes kwam van een piano bij een station. In mijn echte stad staat er op het station ook één en ik ben er vaker bij stil blijven staan als er iemand speelt. Nu zag ik een peutertje dat ging dansen op de klanken van de liedjes uit Mary Poppins en een man van 81 jaar en een jongere man die aanschuift en geweldig met elkaar op die piano muziek maken. De oude man noemt iets en begint met een deuntje en de andere valt in. Even onverwacht als het begonnen is, stapt de oude man ineens op en verdwijnt de menigte in. De jonge man zegt tegen de camera: ‘En ik weet niet eens hoe hij heet!’ en hij, met zijn rugzakje om, vervolgt ook zijn weg.

En ik zag een filmpje waar een man de ondergrondse in stapt en als de metro vertrekt Somewhere over the Rainbow gaat zingen en iedereen, door de tekst uit te delen met een andere man met een petje op en een ukelele, de hele trein aan het zingen krijgt, eerst haperend, enkelen doen mee, anderen kijken de kat uit de boom: en dan zingt iedereen in harmonie uit volle borst. Wat bemoedigend en hartverwarmend, dacht ik voordat ik in slaap viel.

En gisteren fietste ik weer naar de waterplas en ga dan ook het spoor over, ik kwam aanfietsen, de belletjes tingelden, het spoor ging dicht, ik ging heel langzaam fietsen en hoefde niet af te stappen, de spoorbomen gingen alweer open. Het is nog geen minuut, dat zo’n trein voorbij raast, wat kort, dacht ik en associeer het nu aan de vluchtigheid van het leven... het is zó voorbij, en er was ook een bericht dat een man ‘zomaar’ een vrouw en een kind op een perron het spoor op had geduwd, het jongetje van acht jaar ging dood en hij kende ze helemaal niet.

Zo breit je brein dus van alles aan elkaar en maakt van alles rondom het spoor tot een knooppunt rondom dood en leven... Apart toch, zo’n brein... 

zondag 28 juli 2019

Supermarkt, zomer, de Thibaults, Zoeloe-lip

Wat een vreemde dagen, toen het zo warm was. Net zo warm als in India, de laatste week dat ik daar was. Ik ging naar Appie en zag tenmidden van al dat uitgebreide assortiment, zó lux, zo veel, zo groots, mij ineens weer scharrelen tussen de drie gangetjes in een supermarktje in Mahabalipuram. Er waren er drie, allemaal even klein, en de enige plekken die ik er kende met airco. Je moest er je schoenen uitdoen. In de ene kocht ik koude yogert, in de andere koude appelsap met prik in een blikje en in de derde gezoete rijstballetjes. Dan zocht ik een plek in de schaduw bij de rotstempels. Appie riep nu dezelfde sensatie op, als de eerste keer in Harrods in Londen.

Donderdag, de heetste dag met 40 graden, nog nooit dus vertoond in Nederland, bracht ik voornamelijk lezend door in mijn tuin. De hele tijd, voor het eerst, alleen de schaduw opzoekend. De bamboe kreeg ineens iets tropisch weelderigs en het verschil met India was, dat er heel af en toe, heel kort een koele windvlaag, niet meer dan een beroering, langs mijn gezicht en armen streek. Ik las De Thibaults, deel 2 van Roger Martin du Gard, vorig jaar al aangeschaft om het gratis-reizen-boekenweekgeschenk te bemachtigen.

Een dik boek van meer dan 1000 pagina’s, speciaal bestemd om te lezen op warme zomerdagen in de tuin. Want het is te dik om te vervoeren naar het water, en het heeft een tafeltje nodig om op te rusten. Het geeft een eigen leeservaring, zo’n boek dat mooi gebonden is en dat open blijft liggen zodat je langzaam weer een bladzijde kan omslaan. Het speelt zich af in de zomer van 1914, vlak voordat wij weten dat de Eerste Wereldoorlog zal komen. Je zit in de hoofden van twee broers uit een hoge aristocratische familie in Parijs. In deel 1, even dik,  zie je ze opgroeien en daardoor kan het gebeuren dat ze aanvoelen als twee bekenden, die ik nu na een paar jaar weer tegenkwam.

De ene is nu arts geworden en leeft zijn tevreden bourgeois leven en verwacht dat de wereld zoals die is, altijd zo zal blijven. Zijn jongere broer is altijd al een dromer geweest, met onrust in de lendenen, hij gelooft in het socialisme en voorvoelt wel de grote onrust die in Europa woelt. Het is heel prettig, ouderwets langzaam lezen want het raakt aan  van alles: de verhouding van de twee broers, hoe ze kind zijn van hun tijd en daar hele genuanceerde, maar ook tegenover elkaar staande gedachten over hebben, de eerste afbrokkeling van de kerkelijke autoriteit en er komen liefdesverhoudingen in voor en de onmacht een ander te bereiken. In July 1914, maak je ze dag voor dag mee en dan is het extra leuk, om op dezelfde datum als hen te zijn, op een wel warmere zomerdag dan zij hadden.

Op de vrijdag twijfelde ik: naar de Waalstranden, ik hou van de vergezichten, de boten die voorbij komen en de kruidige geuren in de lucht van de bloemen die menshoog bloeien. Of naar de waterplas bij mij in de buurt, daar kan je echt zwemmen. Ik koos het laatste en las later dat er in de Waal op deze dag iemand verdronken is... Het water stond laag en het is beste verleidelijk  om dan iets verder naar het midden te gaan, om er te kunnen zwemmen en de sfeer aan de oevers is zorgeloos en feestelijk met voornamelijk studenten. Heel aangenaam totdat er zoiets gebeurd.

Bij de waterplas, heel rustig, mijn stad is op vakantie, komen in de avond grotere Turkse families, ze gaan barbecueën en nemen een waterpijp mee. De vrouwen gaan zwemmen met de kleren aan en nu vind ik dat heel gewoon, aangezien in India iedereen met de kleren aan het water in gaat en ik nu uit ervaring weet, hoe verkoelend het is, om je zo op te laten drogen. Het is er stil, hun stemmen dragen ver in het water, met kinderen, mannen en vrouwen allemaal tegelijk aan het spetteren en spatten. En ik zag Japanners, in de verte al te herkennen aan hun typische kleurige badmutsen en zwembril en zwemband: het zwemuniform, lijkt het en ook Poolse mannen, na het werk schat ik in. Tezamen zorgt het voor een heel eigen sfeertje tot het donker wordt.

Dus gisteren ging ik weer. Fijn een eindje gezwommen tussen de eendjes, de meerkoeten en een enkele fuut. En toen at ik een krentenbol en werd ik gestoken in mijn tong! Door een wesp. Au, au, o, wat balen en het eerste wat je dan denkt is: laat het niet naar mijn hele gezicht trekken, of dat ik misselijk wordt en hoe ver ligt de volgende, stel dat ik het bewustzijn verlies, kan ik dan roepen? Dit alles beslaat maar een korte tijd, ik koelde mijn mond met de meegebrachte karnemelk, dat hielp en ik ging maar in alerte meditatiehouding zitten, dan voel je je minder overgeleverd. De pijn uit mijn tong verdween en verplaatste zich naar mijn onderlip. Ik ben maar een beetje op tijd vertrokken van het water en had tot het slapen gaan een dikke Zoeloe -lip. Nu is er niks meer aan de hand.

donderdag 25 juli 2019

Explicador- Machines zoals ik

De afgelopen twee dagen hadden hetzelfde recept: eerst werken in het bos in de speeltuin en dan afdalen naar de rivier. Gisteren op de heetste dag ever in Nederland, was het zelfs in de schaduw van de hoge bomen bijna te  warm om écht een klusje te doen. Ik ging een half uur eerder weg en kreeg van tevoren spontaan van een bezoekster een halve liter koude ijsthee in een flesje aangeboden. Bij de rivier is het heerlijk lezen, afgewisseld met frisse onderdompelingen in het water.

Ik las Explicador van Sander Pleij. Ik keek net naar  een videoboodschap van hem en ik wou dat ik deze eerder gezien had, want nu weet ik wat de stem van de schrijver is: oprecht gedreven en gepassioneerd, met de boodschap dat wij in de ontwikkeling van de huidige techniek en de A.I, wij dit niet moeten overlaten aan de mannetjes van Amazon, Google, Facebook, Apple en Microsoft, maar hiervoor kunstenaars, filosofen, schrijvers, historici, de hele humanistiek moeten raadplegen voor de input. In het boek is S. de hoofdpersoon ook bezig met een Manifest: geen robot, maar een mensbot: de toekomst is aan ons.

Ik had het boek thuis al een keer weggelegd omdat de toon populairderig is, wat schreeuwerig, vol modern taaljargon. Tegelijk ken ik hem van veel artikelen in Vrij Nederland, die ik wél goed vond... en dan komt zijn debuutroman en die wil je dan niet afserveren, dus nu gedwongen met één boek op het strand. En het is de moeite waard omdat het de vraag stelt wie de mens is en wat deze kan zijn en zich beweegt tussen een abstract zoeken in de razendsnelle ontwikkelingen van de huidige techniek en tegelijk heel down to earth is;  hoe hij gebonden zit aan zijn eigen lichaam. Hij heeft een computerkastje tegen pijn bij zijn ruggengraat, dat is gaan zweren en er weer uit moet, er staat een uitgebreide poepscène in, een herinnering uit zijn jeugd, dat hij op kamp vijf dagen poep in de nacht dit eruit perst, terwijl hij niet wil dat zijn klasgenoten iets merken. Het mondt uit in een filosofische bespiegeling over  de beleving van het zelf uitgesmeerd in al die lagen poep en hoe je nu misschien ook een extensie van jezelf ervaart in the cloud. 

Het boek begint met een uitgebreide virtuele seksscène, gaat ook over zijn halfzusje in een toenmalig hippiemilieu waarop hij verliefd wordt en over zijn vader die hem heeft grootgebracht en premier van Nederland wil worden en springt ook nog eens terug in de tijd naar het einde van de eerste Wereldoorlog, toen er ook een versnelling was door de techniek in de vorm van auto’s, de telefonie etc. en dit alles door de ogen van de dichter Paul van Ostaijen... Er gebeurt dus vėél en het is makkelijker te verhapstukken met de echte stem van Sander van der Pleij, want ik hoorde brallerigheid en dat stoorde mij ook.

Nee, dan het boek Machines zoals ik van Ian McEwan, al lang een favoriete schrijver. Dat las ik razendsnel in een adem uit. We leven in de toekomst en een man koopt een menselijke robot als huisvriend, die hij naar eigen believen kan activeren met eigen normen en waarden, hij kan zijn ideale metgezel creëren, om nooit meer alleen te hoeven zijn. Hij wordt verliefd op zijn bovenbuurvrouw en besluit haar ook de kans te geven om haar input in de robot te brengen, hij fantaseert dat het hun onsterfelijke kind zal zijn... maar de robot gaat ook zijn eigen gang en krijgt een band met beide... een soort van perfect mens en daarom ook niet meer menselijk?... Of juist onverdraaglijk, consequent , te zeer de opdracht gekregen om menselijk te zijn want meerdere versies van dezelfde robot wereldwijd  blijken zichzelf te hebben uitgeschakeld... 

Ik vond het gegeven meteen geloofwaardig en bovendien schrijft en observeert Ian McEwan prachtig. Het boek is ook intiem.  Wat mij betreft het geslaagste boek met dat thema dat in de lucht hangt, zoals ook die van Jeanette Winterson; Frankkisstein: wie zijn en worden wij als er straks robots zijn die via deep learning intelligenter zijn dan wijzelf, zoals er nu al computers zijn die elk mens met schaken en Go kunnen verslaan en onlangs ook met Poker? Wij mensen dachten dat het element ‘bluf’ typisch bij dit spel hoorde en typisch dus, menselijk was, want ook psychologisch inzicht vraagt.  Maar de computer heeft al een andere strategie gevonden, een eigen wijze van bluffen. Hoe erg zullen computers ons nog gaan verassen? De vraag is letterlijk mind-blowing. 

woensdag 24 juli 2019

Foto’s op Instagram

Ik kijk tegenwoordig dagelijks op Instagram omdat ik Duncan Laurence volg. En mijn nichtjes en neefje. De laatste zorgde voor een regelrechte verassing. Eerst was hij al in zijn eentje voor zes weken door Japan gereisd, terwijl hij 17 jaar is. Teruggekomen was zijn gedrag zoals tevoren: heel veel op zijn kamer achter de computer.... Maar zijn moeder hoorde hem wel door de gesloten deur lachen. Hij kondigde aan naar Londen te gaan,voor een weekje, ‘iemand bezoeken.’ En ineens verschenen daar foto’s van mijn neefje geheel gemetamorfoseerd: van een nerd-achtig jongetje met een gesloten blik, een zachte verliefde uitstraling, samen met een meisje, die hij romantisch fotografeerde, in een korenveld, het bos, een vlinder op haar hand...

Ondertussen heb ik er wel lol in om er foto’s te plaatsen, voor één volger: G. de jongen die ik ontmoette in India op mijn eerste reis. Zijn nieuwe Instagram-profielfoto  toont ineens een bijna-man, terwijl ik hem die jongen op de drempelfase vond: nog wat springerig vol dromen om reisleider te worden. Meestal liket hij alles.

Maar gisteren plaatste ik drie foto’s, ik doe er altijd drie tegelijk, dan vormen ze een rijtje, en eentje sloeg hij over. Het was een foto van het uitzicht waar Moeder haar schrijftafeltje had en waar zij fotoboeken inplakte, je ziet een boot en de rivier ervoor. Waarom heeft G. niks met deze foto? ... terwijl de andere twee foto’s de avondroodkleuren en bloemen bij de rivier (O, het was er ze fijn gisteren, die zwoele zomeravond na heerlijk veel drijven in het water), wel gewaardeerd worden?

Ik denk het nu te weten: hij snapt niet wat hij ziet, schat ik  in. Zijn dorp met de lemen huizen waar voor,  de drempels elke dag  met patronen versierd worden,  gemaakt  van koeienstront, hoe anders dan dit.  Dit is door het glas heen, in de hoogte, alsof de rivier en het landschap tegen het glas zijn gedrukt. Maar hij ziet geen glas en geen context, Weet hij veel dat dit van vier hoog is, en zó vlak tegen de rivier aan? Ook voor  Nederlandse begrippen, een best uitzonderlijk uitzicht....

Ik had ook ineens volgers met Arabische letters, in de vertaling, die er soms bij is, woont eentje er in Bagdad. Dit komt, denk ik omdat ik een aantal foto’s van vrouwen in burka geplaatst had. Al blijf ik me verwonderen dat je ook op foto’s en niet alleen op tekst getraceerd kan worden... Er zit ook een aantal mannen bij en ik voelde me genoopt om een vredelievende tekst bij mijn profiel te plaatsen.... tenslotte heb je geen idee wie het zijn, zoals ik ook niet weet wie dit blog leest. Maar bij Instagram krijg je er wel wat info over, dus.  Enfin. Wie even mee wil kijken kan bij Instagram inloggen met Mirjamreizi.

zondag 21 juli 2019

Je mind is geen ding

Ik moet er geloof ik een blogje aan wijden, want het blijft in mijn hoofd zitten. Ik was naar de lezing van filosoof Frank van Caspel die binnenkort promoveert op deze stelling dat het een onzinnige vraag is: 'Waar is onze mind?’ Of geest, of ziel of bewustzijn... maar van Caspel vindt ‘mind’ meer overkoepelend: zoiets bestaat niet, volgens hem, het is niet los verkrijgbaar. Het was weer in het kader van de Zomerfeesten, anders was ik er niet heengegaan.

Hij vergelijkt ‘minden’, dat is dan het werkwoord, met sporten en hij meent dat er sprake is  van een categoriefout  is als je ‘mind’ tot iets aparts maakt, alsof het los, zelfstandig zou bestaan, waardoor er allemaal onzinnige vragen en boekenkasten vol zijn geschreven over bijvoorbeeld of ‘mind’ na onze dood nog ergens is. Er bestaat ook niet ‘de sport’ die ergens is, er zijn allerlei sporten, van voetbal, tot wielrennen tot schaken enzovoort en als we één  van hen beoefenen, kunnen we zeggen dat we sporten. Sporten is de overkoepelde term, en dat is minden ook. Dus: wanneer je zegt, ik ga naar de Zomerfeesten en je loopt naar de Valkhofaffaire en naar Otis Park en naar Het Festival Op Het Eiland en iemand vraagt dan: maar ik ben  nog  niet op de Zomerfeesten geweest, waar is het?, dan weet je dat deze een onzinnige vraag stelt.

Volgens mij maakt Frank van Caspel hiermee zelf een soort van categoriefout. ‘Minden’ kan niet in dezelfde categorie vallen als ‘sporten’.‘Sporten’ is een overkoepelende term van activiteiten die we eerst zelf ontworpen hebben, met regels en dergelijke en zo hebben we elke sport zichtbaar gemaakt in de werkelijkheid. En dat geldt ook voor Zomerfeesten. Of anders wel voor ‘fruit’: wij nemen verschillende vruchten waar en hebben de verzamelnaam fruit genoemd.

Maar met mind, ziel of geest etc is iets anders aan de hand. De activiteiten die daarbij zouden horen, zoals emoties hebben, zoals verlangen, verdriet  en vreugde ervaren, wijsheid zoeken, liefhebben... bij deze activiteiten zelf ligt ’mind’ aan de basis of is ermee verweven, we kunnen het er niet uit lostrekken. Verdriet bijvoorbeeld, is er, het kan een directe oorzaak hebben, dat is te traceren en het feit is te verifiëren, maar niét hoe we daarmee vervolgens omgaan, er is geen handleiding of recept of ontwerp of concept, zoals wel bij elke sport of één van de Zomerfeesten: gemaakt en ontworpen door mensen. 

Concepten als liefde, wijsheid,rouw, verzoening, overgave, verbeelding... etc. veronderstellen iets eronder of erachter om stand te kunnen houden. Het heeft iets met oorzaak en gevolg te maken...of iets met ‘een bodem’ of ‘een grond’ of desnoods zoiets als de wand in de grot van Plato, waarop wij de wereld in schaduwen projecteren. Zonder wand waarop of grond waaruit (het zijn maar metaforen): zoals aarde voor elke plant, zou  alles in het luchtledige en in chaos hangen: er is dan geen ruimte waarin het gestalte kan krijgen, geen bord waarop we krijten, het wegwissen en weer een poging ondernemen...

Ik snap Van Caspers intentie wel om af te willen rekenen met oeverloze speculaties waar de locatie van ‘mind’ zou zijn. Want van daaruit zijn alle speculaties ontstaan omtrent een God die over die mind zou kunnen oordelen. De ene naar de hemel, de andere naar de hel, enzovoort. Ik ben er ook voor om naar de mind in actie te kijken, verweven met al ons doen en laten en zodoende geen energie te verspillen aan gedachten waar de mind zich bevindt en waarheen die mind dan eventueel kan gaan.

Ik denk dat met mind of ziel of geest etc. in feite gezegd wordt, dat de horizon van het menselijk vermogen altijd wijkt en nooit zomaar bereikt is. De locatie van mind is daarom niet aanwijsbaar en te vatten: je kunt  niet zeggen dat het ergens is, maar ook niet dat het nergens is. Hoe verder de techniek gaat, hoe meer mind op meerdere plekken tegelijk kan zijn, hoe meer wellicht zichtbaar wordt dat ‘mind’ geen hier tegenover een daar heeft, of een onder en een boven, of een heden en een verleden... mind resoneert in mij en jou, het zingt rond, overal en nergens.

Zo is mijn ‘mind’ misschien ook aanwezig in elk blogje dat ik schrijf en toegankelijk voor iedereen. Terwijl, toen er nog geen internet was, mijn mind misschien alleen aanwezig was geweest in wat schrijfsels die ik binnenkamers ergens op papiertjes krabbelde. En toen er nog geen papier was, had ik mijn mind misschien alleen aanwezig laten zijn in de wereld, door met een andere mind te praten onder een sterrenhemel... Al zijn er mensen die mij nooit gezien hebben, iets van mijn mind is door de huidige techniek zichtbaar en heeft een locatie, een aanwijsbare plek. 

Nee ‘mind’ is niet hetzelfde als ‘ik’, maar wat is dat...? Mind is ook iets wat we delen met elkaar, maar wat zeg je daarmee? Mind is zeker geen ding, dat klopt, maar mind laat zich ook niet wegwissen door er maar een werkwoord, zoals sporten van te maken. 

donderdag 18 juli 2019

Een man uit Gorinchem

Gisteren zag ik dat er nog een klein hoekje vrij was op een bank, midden in het feestgedruis, en ik vroeg aan de man of ik er nog bij kon zitten. Natuurlijk, hij schoof meteen een beetje op. ‘Bent u hier alleen?' vroeg hij en daarna werd zijn aandacht weer in beslag genomen door de jongen naast hem. Ik dacht dat het zijn zoon was, maar toen kwam er een andere jongen aan die hem ophaalde en ze namen afscheid van elkaar.

Ik raakte met hem aan de praat. Hij bleek 81 jaar te zijn en hij kwam uit Gorinchem. Zomaar een dagje naar de Vierdaagse en de zomerfeesten. Alleen, zijn vrouw vond hier niks aan. Hij kende Nijmegen omdat hij er in 1957 gelegerd was in de kazerne aan de Groesbeekseweg. Dat zijn nu appartementen, wist hij. De Vierdaagse kende hij ook uit die tijd: heel veel meer leger met bepakking van 10 kilo en geweren. Die 10 kilo vulde je dan door bakstenen in je rugzak te stoppen.

1957! Toen was ik nog niet geboren. Het vergroot je eigen kleurenpalet, als je iemand herinneringen hoort ophalen van de stad die je lief is, toen jij er nog niet was. Wat een vitaliteit, ik had hem echt geen 81 jaar gegeven. Hij ging ook elk jaar alleen met de bus naar Spanje, naar Loret de lMar. Zijn vrouw ging met twee vriendinnen met het vliegtuig, maar daar hield hij niet van, hij had nog nooit gevlogen.

‘Zo houdt je het het beste bij elkaar uit’, zei hij grinnikend, ‘door elkaar vrij te laten.’ Zo kwam hij een keer thuis en toen had zijn vrouw gezegd: 'Ogen dicht, een verrassing.' Had ze zomaar in de stad een nieuwe bank gekocht die direct was geleverd. Op dezelfde wijze was er ook een nieuwe keuken gekomen. 'Ik vind het bést', zei hij, 'als zij daar toch plezier in heeft.' Hij heeft twee kinderen en vijf kleinkinderen en behalve dat hij niet vloog, was hij ook digibeet. Dat woord kende hij wel, dus. Hij had zo’n opklapbaar telefoontje en mensen moesten daar om lachen. Nou dat snapte ik wel, ik met mijn oude Sammie, piepklein, die geen whatsapp meer kon opladen, dat maakt mensen ook lacherig.
Toch had hij gisteren zijn kleindochter op zo’n telefoontje gezien, die zijn zoon hem in de hand had geduwd. Dan praat je zomaar met haar en kun je haar ook nog zien. Hij vroeg of ik een drankje wilde.  Dat heb ik toch maar afgeslagen, ik wilde toch wel weer bijna verder lopen. 

Nu deelden we in korte tijd  herinneringen van dezelfde stad. Hij van eerder, ik van later. Hij wist het nog goed, de Grotestraat naar beneden en een café tegenover het stadhuis. De laatste kende ik niet, maar dat de afdaling van de Grotestraat naar beneden je bracht in de louche onderkant van de stad, waar je beter  niet kon komen, dat kenden we beide. Nog veel later zouden mijn ouders aan het einde van de straat aan de Waal er wonen... Allebei hielden we ons daar niet aan, dat je maar beter niet in de benedenstad kon komen, ik heb er ooit in de pauze van de middelbare school een zwerfhondje opgedaan, dat me weer helemaal volgde naar boven, tot de poort van het schoolplein.

'Dat U 81 bent!' zei ik, 'dat had ik nooit gedacht! En dan zomaar aan de zwerf!' 'Ja, dat vind ik leuk', zei hij, 'zomaar wat met mensen praten en rondkijken.' Hij keek me even doordringend aan: ‘Het kan ook elk moment afgelopen zijn.’ ‘Maar dat geldt voor iedereen’, zeiden we daarna, bijna uit één mond.  We bedankten elkaar voor de leuke ontmoeting.

dinsdag 16 juli 2019

Volwassen worden

Ik was in het kader van de Zomerfeesten gratis naar de film: Kleine Nicolaas gaat op vakantie. Ik ken hem uit de boekjes van Goscinny, die van Asterix en Obelix, met tekeningen van Sempé waar je heel vrolijk van wordt. Het is een Frans jongetje dat groots droomt in een wereld met een beetje zure volwassenen zoals zijn ouders die steeds ruzie maken met elkaar. Fijne film in vijftiger jaren sfeer.

Er zaten meer kinderen dan volwassenen in het zaaltje en er was één scène waar ze allemaal bulderden van het lachen, voor de rest hielden ze zich stil. Misschien is het vooralsnog een aangename film voor volwassenen, omdat het je terug brengt in de kinderwereld, alles aangenaam en overzichtelijk en de volwassenen halen er ook kattenkwaad uit en maken hetzelfde soort onschuldige avonturen mee, als de kinderen.

De scène waar al die kinderen over de stoel rolden van het lachen was de volgende. Omi is mee en slaapt op de kamer van de kleine Nicolaas. Maar Omi snurkt en Nikolaas kan niet slapen en mag tenslotte in het bed van zijn ouders slapen. Maar dan kan de papa niet slapen omdat Nikolaas ronddraait in bed en met zijn voeten in zijn gezicht zit, Dus papa gaat maar bij omi slapen. En  verzint manieren om haar te laten stoppen met snurken. Door gekke geluiden te maken. Dat helpt eventjes en dan weer niet.. Hoe vaker het niet lukte, hoe erger de kinderen gingen lachen. Tot slot blijkt papa in de badkuip te hebben geslapen!

Wat is het, dat kinderen dit zó  leuk vinden? Ik wou dat ik in het kinderbrein kon kruipen...Is het omdat ze een volwassene machteloos zien, dat het lijkt dat iets gaat lukken en dan nee, toch niet? Is het iets van de spanning van het magisch denken?...Als ik dít doe, zo’n soort geluidje, dan gebeurt er dat, dan stopt ze écht met snurken? 

Ik las de laatste Donna Leon: The Waters of Eternal Youth; Inspecteur Brunetti in Venetië onderzoekt de zaak van een meisje dat nu een volwassen vrouw is, maar voor altijd een zevenjarige zal blijven omdat zij ooit in het water is gevallen en bijna verdronken. Maar haar oma gelooft niet dat het een ongeval is. Brunetti observeert dat iedereen met deze vrouw praat, zoals hij dat van heel vroeger kan herinneren tegen zijn eigen jonge kinderen, vol verwachting naar de mooie dingen die komen: samen taart eten en op avontuur gaan. Er komt een leeftijd dat je niet meer zo praat met een kind...

Ik zie het nu ook in de speeltuin: allemaal opa’s en oma’s, vol geduld naar hun kleinkinderen, die hebben al vakantie, hun ouders nog niet. Ouders kunnen vaak een wrevelige, wat ongeduldige ondertoon hebben jegens hun kinderen: ga nou maar spélen, laat me even met rust! Zo niet de grootouders...En vandaag was er een ernstig jochie dat alleen speelde en vroeg wat ik aan het doen was. Van papiertjes oprapen en blikjes en dopjes en touwtjes... naar het overkoepelende werkwoord:  jij bent aan het opruimen!  En toen kwam hij achter me aan met een héél klein frommeltje.

Het houdt me bezig, de kinderwereld tegenover de volwassenenwereld.  Waarom zou dat kind dat nu in een vrouwenlichaam zit, ongelukkig zijn? Zijn dat niet alleen de volwassenen om haar heen die het niet kunnen aanzien? Waarom zijn al die kinderen doodstil  tijdens de hele film, behalve bij die ene scène die misschien als enige geen dubbele bodem had, geen volwassen blik; geen extra handelingen bevatte, alleen een bed en twee lichamen met geluid? Waarom moet je volwassen worden? Ik weet het niet.


maandag 15 juli 2019

Duncan Laurence, The Woods

Ik volg hem nog steeds, Duncan Laurence, zelfs op Instagram. Hij is nu in Los Angelos om nieuwe liedjes te maken bij Capital Records. Je ziet hem door de straten joggen en op het strand een eendje filmen met een kindje dat erachteraan gaat en hij wil zijn fans niet teleurstellen, hij baalt dat hij niet elke keer meer kan reageren op Instagram-berichten en richt een Quality-time uurtje in: dat hij nú een uur op alles zal reageren.

Ik zal het nooit vergeten: daar lag ik in India op bed in een donkere kamer onder de klamboe en had net ontdekt dat ik naar de NPO kon kijken en keek naar de DWDD. Daar was hij, die onbekende zanger die desondanks zacht en zelfverzekerd vertelde over de clip van het songfestivalnummer: en hij eindigde met te zeggen dat het misschien ook ging over wedergeboorte...ik dacht: jij durft, om daar zo onbevangen over te praten en nu maar hopen dat het ook iets is.

En nu weten we allemaal dat het wat was en elke stap voorwaarts werd door hem met bescheidenheid ontvangen; hij steeg bij de bookmakers naar de hoogste regionen en aanvankelijk zei hij alleen dat hij het als een groot compliment beschouwde. En ik zag vanuit India dat het liedje op You Tube de wereld veroverde en ik luisterde er elke dag naar, want ja, het had iets.

En nu heb ik een nieuw favoriet liedje dat ik elke dag beluister: The Woods, gezongen in Paradiso op 5 juli, weer een droom van hem, na Pinkpop, die uitkwam: een concert geven in de oudste poptempel van Nederland. Hij raakt omdat hij kwetsbaar durft te zijn en over dit liedje vertelt hij dat hij het alweer zes jaar geleden schreef ( hij was toen dus 19 jaar ofzo!). Hij kende iemand van wie de oma was overleden en hij stelde zich de heartbreak voor, hoe dat moet  zijn als iemand er niet meer is, die je jouw hele leven, zestig jaar, gekend hebt. Terwijl hij dit vertelt, voelt hij het weer en met dit liedje heeft hij het verwerkt.

En dan komt er weer zo’n liedje met zo’n gelaagdheid, een oude ziel zingt betoverend: zo ervaar ik dat, zijn stem krijgt iets magisch. En tegelijk is het zo’n schatje, nog een beetje verscholen in zijn bruine jas, je ziet er ook nog het jongetje in dat vroeger werd gepest, maar tevoorschijn is gekomen. The Woods vertelt ook dat verhaal van een omvormingsproces : een vuur branden, voetstappen van herinnering maken om uit de bossen te kunnen komen.

Hij maakt hier gebruik van een mythisch beeld: de bossen zijn in sprookjes en mythen en fantasy-verhalen, de plekken van het onbewuste, waar duisternis en schaduw je uit het licht houden, waar demonen kunnen huizen, maar ook elfen kunnen wonen die je vanuit een tijdloze wereld weer naar de gewone wereld brengen, opgeladen met nieuwe energie. En daarom wandelen we tenslotte zelf ook in bossen...

Ik verwacht dat Duncan Laurence, als hij door gaat op deze weg, héél groot zal worden. Het is zijn eigen motto: dat hij zichzelf wil blijven. Nu is hij ook nog dat jongetje met een pestverleden wiens eerste uitgebrachte singeltje onverwacht zo’n succes heeft, beland in een snoepwinkel. Ik hoop van harte dat wanneer hij een ‘doorgewinterde artiest’ wordt, hij toch ook altijd dat jongetje zal blijven. Ik blijf hem volgen. 


zaterdag 13 juli 2019

Onsterfelijkheid

Naar aanleiding van het boek Mijn naam is morgen van Damian Dibben vroegen we aan elkaar in de boekenclub of je onsterfelijk zou willen zijn. De verteller in het boek is een hond, die zijn baasje zoekt, o.a. in het  Venetië van de 17e eeuw. Hij en zijn baasje zijn onsterfelijk, ze zien het woelige Europa vol oorlogen en gaande en komende hoven en koningshuizen en slachtvelden.

Ik antwoordde meteen: Ja! Ik hoef daar niet over te twijfelen, ik ben nieuwsgierig naar de ontwikkelingen van de mensheid. Misschien dat over 50 jaar, elk mens met de voortschrijdende techniek sowieso, wie weet, zeg maar al 200 jaar ofzo zal leven. Maar ik zal dat niet meer meemaken, jammer, toch? Ik was de enige die dat zo positief zag zitten. De anderen dachten aan al die ellende, zoals oorlogen, die je keer op keer moet meemaken. En dan, als je de enige bent die onsterfelijk is en niemand weet daarvan,  dan moet  je steeds maar afscheid nemen en je bent dan ook hartstikke eenzaam. 

Mij zou dat allemaal niet uitmaken. Je leeft nu toch ook met steeds maar afscheid nemen, in een wereld die vol van die contrasten zit, tussen alles wat mooi en lelijk is? Elke dag is in feite een opgave om het in die dynamiek uit te houden en niet bitter of cynisch te worden van alle imperfectie, het ‘kwaad’, alles wat mensen elkaar aandoen... ’Nou ja, misschien zou ik dan wel 300 jaar willen leven’ , zei H. En ik reageerde daar zonder nadenken op: 'O, ik niet, dan zit er nog een tijdspanne op, dat lijkt me aardig onverdraaglijk.'

‘En als je dan kon kiezen tussen 30 jaar of 300 jaar, wat dan?’ vroeg B. Nee, dat zou ik ook niet willen... Het is onsterfelijk zijn of niks voor mij, reageerde ik meteen. Nu ik erover nadenk, gaat het me erom dat ik voor altijd zou  willen leven en dat de tijd dus eigenlijk verdwenen is, dan, ik wil dat er geen tijd is. Het is als in het liedje van Bob Dylan: Forever Young. Je gaat iemand niet wensen dat deze 300 jaar jong mag blijven en dan alsnog het verouderingsproces zou toeslaan. Dat is bijna een vloek, een wrede wens, vind ik. 

Ik denk wel dat je daarvoor een soort van leven als een hond moet leiden:... niet écht een invloed kunnen en willen uitoefenen op het wereldtoneel, dus eigenlijk ook je handen niet vuil hoeven maken, want dan tors je op een gegeven moment een hele hoop vuil met je mee. Gewoon dicht bij de grond blijven, overal tussendoor, alles beschouwen. Eigenlijk ben je daardoor dan ook geen mens meer, misschien. Zoals deze hond in het boek ook zegt dat mensen wél muziek kunnen maken en hij als dier dat nooit zal kunnen. ‘Je wilt eigenlijk een God zijn!’ zei B lachend. Nou, dat weet ik niet.

Ik wil er gewoon graag ‘voor altijd’ zijn.... en daarin dan steeds beter de kunst van het loslaten beoefenen, waarvan ik verwacht dat je dat dan ook steeds beter kan. Zoals ik nu op oudere leeftijd al ervaren heb, dat je kunt vervellen: een oude huid van je af kunt schudden en er weer een nieuw persona ontstaat, die tegelijk toch dezelfde is en die als het goed is, wel alle mooie ervaringen met zich mee blijft dragen...

Maar vandaag luisterde ik naar Shiver me Timbers, gezongen door Bette Midler. Over iemand die vertrekt, terwijl jij achterblijft... dat ging me wel door merg en been. Omdat het verlangen om te willen vertrekken en niet te kunnen blijven zo overheersend is, dat je voelt dat je die ander niet kunt tegenhouden. En dan is die andere wég. En jij blijft in de leegte achter. Om onsterfelijk te kunnen zijn, moet je je dus ook niet al te zeer hechten...



vrijdag 12 juli 2019

Rouw

Vandaag was het de begrafenis van L. Hier was het 01u uur in de nacht en ik was wakker, had waxinelichtjes aangestoken en wierook gebrand. Twee foto’s van L. bij het waxinelichtje in een berkentak, gemaakt door de vader van W. Op de foto’s is het zijn eindbal en op de ene staat hij heel serieus tussen zijn ouders en op de andere giebelend met zijn broer; hij is uit zijn eigen broek, van achteren gescheurd. Het vestje dat hij aanheeft is het kerkenvestje van de vader van W., misschien wel 60 jaar oud. Twee momentopnamen met dezelfde achtergrond, dus vlak na elkaar gemaakt.

Ik hervond tussen boeken een brief van W., geschreven eind maart, ik zat nog in India. En daar staat ineens wat er gebeurd is: L kwam terug van een biologiekamp, hij was helemaal overstuur. Zijn project was misgelopen en hij voelde zich een mislukking en een ‘social misfit’. In zijn beleving waren zijn klasgenoten over hem heen gedenderd, terwijl hij altijd veel vrienden om hem heen had...Dat kan dan dus zo in je hoofd gaan zitten en in je gaan vreten... Het eerste soort van zelfbesef die je weghaalt uit de onschuld van het kind-zijn: een afwijzing van anderen en dat weg van huis, op kamp. Ik heb deze passage dus niet opgeslagen in mijn geheugen, net terug gekomen uit India, het had ook zomaar een zorg kunnen zijn, maar nu heeft het een verschrikkelijke betekenis gekregen...

In mijn ervaring is shock, verdriet, intense rouw iets waar je alleen maar aan overgeleverd bent. Alleen door te blijven leven, maakt de tijd dat milder en zachter en dan komt er een dag dat je jezelf waarneemt: hé, ik heb weer voor het eerst gelachen... Ik weet nog dat ik weleens dacht: waarom kan ik dit allemaal niet overslaan, als je toch weet dat de tijd alle wonden heelt?

Deze dagen voelde ik af en toe weer dat rauwe verdriet, de wanhoop, het gevoel dat de wereld niet klopt. Maar nu weet ik dat dit niet mijn gevoel is in het hier-en-nu. En dan is het wél mogelijk om echt de knop om te draaien, mij op iets heel anders te richten en dan ook ontdekken dat dit andere je mee kan nemen naar andere werkelijkheden. Maar dat geldt niet als het verdriet en verlies de jouwe is en het als een gestage waterval over je heen klettert. Dan helpt niks, je wordt niet droog.

donderdag 11 juli 2019

63 Up

Wat irritant. Het blogje dat ik wilde publiceren is daarvoor in de plaats verdwenen. Daarom nu de  korte samenvatting. Het ging over 63Up van Michael Apted dat nu bij de NPO in drie afleveringen te zien is. Over zeven kinderen aan wie elke zeven jaar gevraagd wordt hoe het nu met hun leven gesteld is. Ik ben maar 2 jaar jonger en nu de sterfelijkheid bij een ieder gloort en terugkijken op je hele leven al een thema wordt, realiseer ik me pas dat hun levens ook spiegels waren voor mijn eigen levensfases.

Zo was ik erg onder de indruk dat Neil ineens in een caravan in de natuur in Schotland woonde, toen mij dat zelf ook wel wat leek. En toen werd hij actief in de gemeentepolitiek in de tijd dat ik als beheerder in de gemeentelijke wijkcentra mijn draai vond en lekenpriester toen ik mij in kloosters thuis begon te voelen. Tegen hem, als enige, zei Michael Apted nu, dat wat hem betrof het motto van de Up-serie niét van toepassing was: Geef me het kind van zeven en ik vertel je wie hij is, als hij volwassen is. Je zag oude zwart-wit filmpjes van een blije, zachte, onschuldige jongen van 7 en 14, wandelend in de natuur, vol grote dromen over de toekomst, hij wilde astronaut worden. En dan op zijn 21 ste werkt hij in de bouw en woont hij in een kraakpand. ‘Wat is er toen gebeurd, hoe is die breuk ontstaan?’ vroeg Apted, maar Neil die ook altijd geworsteld heeft met depressiviteit, kon daar geen echt antwoord op geven. Zo kan een leven als volwassene een radicale breuk zijn met het kind-zijn....

Dat gold niet voor Tony, een arbeidersjongetje  uit de East End, die jockey wilde worden en anders taxichauffeur, en beide waar heeft gemaakt. Een stoer overkomen met bravoure maar met een gouden hart. Vrouwen waren voor ‘erbij’ en om snel weer verder te gaan, totdat hij bleef hangen aan zijn huidige vrouw, ze zijn nog steeds bij elkaar, al heeft hij ook slechte dingen gedaan. Tony kijkt als een  kind, wanneer hij zegt hoe dankbaar hij is, dat zij bij hem is gebleven. Ik keek naar een geslaagd leven en een heel gelukkig stel en beide zeggen dat de zevenjarige Tony en de man van 63 dezelfde zijn; in de grond is er niks veranderd.

Aanvankelijk lag de focus ook op de vraag hoezeer in een klassenmaatschappij als Groot Britanië is, dit allesbepalend voor een leven is. Meerdere jongetjes hebben exact het pad gevolgd, dat op zevenjarige leeftijd al voor hen was uitgestippeld. Een gloedvolle carrière vaker in de rechtspraak, dan kijk je dus naar het huidige geweten van Engeland, een vrouw uit hetzelfde milieu, kinderen, kleinkinderen... ze zeggen gelukkig te zijn, maar het komt  mij ook een beetje als klapvee over, in een stramien ... Het geluk van de twee jochies die opgegroeid zijn in een kindertehuis onder een strak, onderdrukkend regime, waardoor zij weinig zelfvertrouwen hebben ontwikkeld, zag er veel stralender uit, want met moeite gewonnen. Beide danken hun geluk ook aan hun vrouwen, die heel goed met elkaar overweg kunnen omdat zij hun mannen gestimuleerd en geactiveerd hebben, ze zijn uit hun schulp gekropen.

Nature en nurture is nu meer de focus. Een sterke, krachtige persoonlijkheid, nature, dus, lijkt doorslaggevender voor de mate van het eigen welbevinden, dan de omstandigheden waarin je leeft. Zo is daar Jackie, een meisje uit de East End, die nu Michael Apted flink de oren wast, door te zeggen dat ze het zó stom vond, dat hij aan de jongens vanaf het begin af aan vroeg wat ze wilden worden en bij de meisjes alleen over kinderen krijgen en trouwen begon... Zelf is ze nu trots op haar kleindochter, die ze een toekomst op de universiteit voorspiegelt. Het terugkijken en kunnen constateren dat je nog steeds dat levenslustige meisje van 7-14-21 was, doet goed...

Ik zelf heb geen kinderen en dus ook geen kleinkinderen en ook al geen partner en heb ook niet de carrière gemaakt die in potentie aanwezig was. Van al die kinderen geldt dat alleen ook voor Neil, die wel de laatste zeven jaar een relatie had, die echter na vier jaar geen stand heeft gehouden. Neil:die mij vanaf het begin dus al raakte, waarschijnlijk omdat hij buiten de gebaande paden, een leven zocht. Ik noem mij desondanks, heel gelukkig...Voor mij heeft dat te maken dat ik terugkijkend zie, dat ik op kruispunten in mijn leven volledig in-het-moment  aanwezig was, ook in rouw. Niks toedekken, dus, voor niks wegvluchten en je overgeven aan nieuwe vormgevingen die altijd weer komen. Of dit als zevenjarige al in mijn natuur zat, geen idee...


maandag 8 juli 2019

3 boeken; kunst-matige wereld

Ik heb niet zoveel woorden deze dagen... Ik las twee boeken uit, de ene is De Uitweer van Amy Liptrot, een mooi geschreven autobiografisch verslag waar de auteur wil genezen van haar alcoholverslaving. Zij moet een nieuw leven vinden na het laveloze uitgaan en drinken in Londen en gaat terug naar haar geboortengrond: de Orkney-eilanden hoog in Schotland. Prachtige, lyrische beschrijvingen van de natuur, zij dompelt zich erin onder en toch blijft zij de drank missen, juist ook op momenten van extreem geluk.

En ik denk: hoe de geest geheel gekoppeld is aan het lichaam, hoe de laatste mee blijft dicteren, hoe in elke cel van haar de alcohol, ook al staat ze al twee jaar droog, kan blijven roepen, zo zeer buiten haar eigen wil om. Hoe erg leef je wat in je genen en hormonen besloten is en kun je daar weinig aan doen? Zoals veel vrouwen ervaren dat zij de meeste ruzie maken vlak voordat ze ongesteld moeten worden: ‘voor niks’, denkt het hoofd en toch gebeurt het.

Het andere boek is Frankustein , de nieuwste van Jeanette Winterson en dat heeft het omgekeerde uitgangspunt: hoe kan de geest zich losmaken van het lichaam, zoals nu steeds meer aan het ontstaan is met de kunstmatige intelligentie? Zij weeft het oude verhaal van Mary Shelley van Frankenstein, een mens maken uit dode lichaamsdelen, aan het streven van nu: je hersens na je dood conserveren totdat de tijd wellicht komt dat we die weer kunnen activeren en dan moet zo’n individueel brein eerst leren leven zonder het eigen lichaam... Kan dat, wie ben je dan? Het boek sleepte mij niet zo mee als bijna alle anderen van haar, het samensmeden van twee verhaallijnen blijft wat  gekunsteld overkomen. Maar nu ik dit typ bedenk ik me dat Winterson dat wellicht met opzet zo bewerkstelligd heeft omdat het tenslotte ook het thema van het boek zelf is.

En ondertussen zwierf ik wat rond in mijn boekenkast op zoek naar woorden voor verbijsterend verdriet, maar ik heb niks gevonden. Wel kwam ik Mijn leven met Mozart tegen, een mooi klein boekje met cd van Eric-Emmanuel Schmitt en dat begint met de notie dat hij waarschijnlijk op 15-jarige leeftijd zelfmoord had gepleegd als hij de muziek van Mozart niet was tegen gekomen. Akelig accuraat beschrijft hij hoe hij zich voelde: met dat lichaam van een kind dat plotseling veranderde en overal haren kreeg en hoe eng hij dat vond en de toekomst een dreigend zwart gat werd... En ik denk: zo kan het van een toeval afhangen of je wel of niet blijft leven. 

En ik las over de Biënnale in Venetië met het motto: May you Live in Interesting  Times, overgeleverd als  een oud Chinees gezegde, dat zowel als een vloek bedoelt is, als ook een uitnodiging inhoudt: maar het blijkt geen authentiek gezegde en daarom met al deze dubbelzinnigheden en complexe perspectieven hét thema van deze Biënnale, die voor het eerst meer vrouwelijke dan mannelijke kunstenaars heeft. En ik boekte ineens heel snel een vliegretour voor in augustus. Maar onderwijl gaan er ook vlagen rauw verdriet door mij heen en zend ik alleen maar kracht en sterkte naar de andere kant van de wereld.

zaterdag 6 juli 2019

Verrukking & Verdriet

Ik geloof dat ik gisteren even een hartstilstand heb gehad. Ik las de mail en vond mezelf zwaar hijgend en ademend terug. In de mail van vriendin W. stond dat L. haar zoon die in september 18 jaar zou zijn geworden, zelfmoord heeft gepleegd. Nu ik dit typ staan de tranen weer in mijn ogen en adem ik weer zwaar. Ik kan het bijna niet geloven. In brieven was hij altijd een tevreden jongetje dat zichzelf goed kon vermaken, zacht en sociaal. Nog in een brief van januari staan er drie korte woorden: 'L. is happy.’

In de laatste brief, van een paar weken geleden, las ik ineens over de stemmingswisselingen van L., dat die op en neer gingen. Ik dacht nog: ‘Hé, bij L.? Dat is voor het eerst.’  Ik kan het bijna niet geloven. Hij was een geluksbrenger: ik herinner me nog boven zijn wieg-boks te hangen samen met W. en hoe goed je dat doet, zo’n kleine zachte baby... Hij leek moeiteloos te leven, nooit wat aan de hand...

Ik kan me bijna alleen iets voorstellen dat de hormonen ineens heftig en beslist door zijn lichaam zijn gaan gieren, dat hij zelf niet begreep wat hem was overkomen, dat je het onheil voelt van een andere levensfase waar je heen moet, van kind naar volwassen moeten worden, een lange onvoorspelbare weg, dat je donkere emoties voelt die je nooit eerder hebt gehad en dan... in een onbewaakt moment... Ik denk aan Peter Pan die niet volwassen wilde worden...

Ik weet het niet, ik weet er niks van, alleen dat de levens van zovelen nu voorgoed getekend zijn door dit verdriet, dit verbijsterende onbegrijpelijke. En ondertussen kon ik gisteren alleen nog maar Engelse gedichten lezen, om iets van het gewoel in mij te ordenen en dan in de avond, tot mijn eigen verwondering toch nog een boom kunnen opzetten met iemand over dynamiek en wederkerigheid, over Ich und Du bij Buber, over chassidische vertellingen, de dialogen van Plato, de betekenis  van mythen. Ik hoor mezelf zeggen: alles krijgt een eigen betekenis door wie het voltrekt... De wereld is bezield of leeg en betekenisloos: het is er allemaal;  in ons, door ons, beide is mogelijk.

En vandaag wandelde ik in de bossen rondom Baarn en trok uit de engelenkaartjes ‘Verrukking’. Ja, dat woord is mij heel dierbaar en heeft voor mij alles te maken met het vuur van Pinksteren, de geest die is gaan waaien, waar grenzen worden opgeheven en een ieder elkaars taal verstaat: verrukking. En ik voelde dat zo en tegelijk liep ik in stille momenten met tranen in mijn ogen en een brok in de keel door de bossen... Misschien is dat in beginsel voor kinderen altijd zo: een wereld vol spel en onbegrensde mogelijkheden... niks wat je kan weerhouden...: je kent het woord Verrukking nog niet, maar je leeft het wel. Verrukking is misschien een woord dat alleen volwassenen kunnen bezigen, omdat je ervaren hebt dat het gewonnen en gebeiteld moet worden uit de harde stenen van cynisme, nihilisme, onverschilligheid.

Er zijn  volwassenen die ik als  kind heb gekend en van wie ik zou willen dat ik die nooit groter had hoeven te zien. Waarvan ik denk:  jij was alleen maar gelukkig en je zelf, toen je nog een kind was, toen je woonde in de onschuld van het kind-zijn, dat er zomaar was. Van L. zal niemand ooit nog weten, wat er van hem geworden zou zijn. 

donderdag 4 juli 2019

Zonder familie?

Wij leven dus in een maatschappij waar de eenzaamheid onder ouderen zo groot is, dat de minister zich ertegen aan bemoeit: er komen billboards bij de snelwegen om ons eraan te herinneren dat het zo is, en wellicht een sms op onze telefoons die niet alleen zegt dat we nu in het buitenland van onze vakantie zijn, maar of we even aan onze ouderen willen denken... en dan zit daar bij Pauw ook Willeke Alberti die gewoon zegt: ga elkaar ontmoeten, zing de liedjes van weleer, ga dansen met elkaar: voor jezelf want daar word je blij van...

Maar we zijn niet meer zo geprogrammeerd, we zijn ingesteld op het eigen plan of programma van het uur, de dag, de week, het jaar, we zijn ‘geïndividualiseerd’ , zoals dat dan heet. Wat niks meer wil zeggen, dan dat we niet mee willen en kunnen luisteren: niet naar een ander, maar ook niet naar al het andere waarin onze geest leeft: het eigen lichaam, de natuur, het gaan en komen van subtiele bewegingen van een zuchtje wind naar een razende storm en wat dat met je doet, hoe dat je beweegt, je stil laat staan bij jouw eigen ademhaling waarvan je leeft.

Dus je zit in je coconnetje en je graaft je in. Als je jouw eigen prachtige plannetje voor de dag of de maand of het jaar maar haalt, dan ben  je succesvol en mag je van geluk spreken: we vertellen elkaar dus wat we doen, wat we gehaald hebben, wat de volgende stap is... Maar leven speelt zich NU af, in elke hartslag en ademhaling en laat die lucht en die omgeving zo helder mogelijk zijn, ook al geeft het weleens een donderslag, wrikt het en wrijft het en al lijkt het voor niks, soms is het nodig om af te wijken van jouw eigen in werking gestelde mechaniek: even zand tussen de raderen om weer bij je zelf uit te komen en niet bij wat je denkt dat moet en goed is.

Ik kwam mezelf in India tegen omdat ik geen enkel plan kon hebben, want ik wist niet wat de dag van morgen mij zou brengen. En juist daardoor ontmoette ik op intense wijze anderen in dat NU waarin je zomaar kunt zeggen tegen elkaar dat dit het enige is wat telt : elkaar nú in de ogen kijken, lachen  naar elkaar, zeggen dat dit goed is, helemaal los van wat er zal komen.

Gisteren kwam ik terecht in het drama wat een familie ook kan zijn. Maar ook dat hoeven we nauwelijks onder ogen te komen want een ieder in een familie kan haar eigen gang gaan, je hoeft elkaar nooit meer te zien, als je dat wilt. Hoe anders als in het oosten, zoals India, waar de familieband ervoor zorgt dat jij in Zuid-India voor hen gaat werken, terwijl zij leven in Nepal, zoals het leven van Wiki door zijn familie getekend is... 

Maar gisteren kwam ik bijna letterlijk in het hart van de familie tussen alles en niets. Er moest voor het allerlaatst in de foto’s gekeken worden en dat terwijl de ontruimers om ons heen alles weghaalden. Daar zag ik hem in een ooghoek lopen met dat bloemstuk met blauwe en witte bloemen in een langwerpig schuitvormige boot, waarover ik het langst getwijfeld heb of ik het mee naar  huis zou nemen, omdat ik het samen met Moeder zorgvuldig had samengesteld voor haar slaapkamer waar zij nu alleen in zou zijn, na het overlijden van Vader. Een bloemstuk vol symboliek: twee grote lelies, twee witte seringen, vijf blauwe bloemen, het aantal van hun kinderen...

Vier van hun vijf kinderen leven al twee en een half jaar onder de tirannie van die ene andere zus, die op afstand elke vorm van pais en vree de nek omdraait, zij gaat volstrekt haar eigen gang in haar eigen wereld. En nu was zij daar plotseling te midden van al die foto’s om nog meer van haar gading te zoeken... ik kwam later binnen, zij waren al meer dan vier uur bezig. Hoe? ... Door ‘netjes’ te blijven, denk ik... Zij wilde een foto hebben waar zij niet opstond, want nog niet geboren. De rest van de familie bij een grote knuffelijsbeer in Burgers Zoo. Wat moet jij daarmee, terwijl jouw motto Afronding met de familie is?! riep ik uit. Dat is het pijnlijke adres waarheen wij haar mails moeten sturen met democratisch gemaakte afspraken, unaniem, waar zij niet bij wilde zijn en waar zij zich vervolgens niet aan houdt.

Dit was mijn donderslag, mijn zand in het mechaniek om in het hier-en-nu te kunnen blijven:  want ja, ik werd kwaad, dat als bron machteloosheid heeft, en het is zó lang geleden dat ik dat werkelijk geweest ben... Ik ben helemaal geprogrammeerd om een ander te begrijpen... maar dit is het hart van de familie, dat nooit een hartaanval krijgt, dichtte ik eens in een sinterklaasrijm aan Moeder. Als surprise had ik een groot jute hart gemaakt, versierd en geborduurd , met cadeautjes voor een ieder erin. De andere zus en broer moesten mij sussen, want anders had zij wellicht een klap uitgedeeld, zeiden ze later tegen mij en dan waren we nog verder van huis geweest... 

Ik blog erover, omdat ik anders niet verder kan met het blog. Het zijn passie-bloempjes en het was ook mijn passie om de gehele familie bijeen te houden. Ik geef dat hierbij op. 

maandag 1 juli 2019

Oude foto’s

Gisteren met een broer en zus het aller-allerlaatste ding opgeruimd uit het huis van mijn ouders: de Grijze Kast, zoals die is gaan heten met fotoboeken. Dan kom je kiekjes tegen met mensen uit het begin van de vorige eeuw, in Indonesië en je hebt geen idee wie het zijn. Die groep van mensen wat doet die daar en waarom is het, waarschijnlijk door Vader ooit uit een album van zijn vader gescheurd? En  dan ineens zie je dat donkerder hoofd daar, naast al die witte kinderen, dat is Opa. De blanke man in het midden van de groep is veel prominenter aanwezig. 

Een familie is een rare groep van mensen. Verwantschap stroomt,  ook puur door de uiterlijkheden.Een foto van een heel jonge vrouw en die lijkt exact op een  nichtje. Alles; de hele houding, oogopslag, het gezicht: twee druppels water. Dan moét dat wel Oma zijn, maar zo jong hebben we haar nog nooit gezien. Pas met een andere foto ernaast waar zij ouder is en voor ons duidelijk herkenbaar, zegt de reconstructie van dezelfde mond en kaaklijn en neus, dat die andere foto inderdaad Oma is.

Ik zag mezelf als baby en peuter in nieuwe scènes: een oom deed toen aan fotografie en ik ben dus in de gelukkige omstandigheid dat ik heel veel foto’s, ook al geplakt in albums, van mezelf heb. Maar nu kwamen er foto’s te voorschijn van het moment nét ervoor of erna: dat ik scheef , half gedraaid zit of half huilend of een gek gezicht trek, de omstanders er slordig omheen. Dan kijk je ineens door een gat naar de vergane tijd, momenten van jezelf in stilstaande beweging. 

Wat is nou echt van jezelf en wat hoort helemaal alleen bij de familie, zó dat het een exclusieve groep is, ook al zie je elkaar nauwelijks, terwijl eronder de banden toch  ook  zo ingewikkeld en verstrengeld blijken en blijven?  Uit de dikke reis-fotoalbums van mijn ouders, haalde ik een enkele foto, waarin ik mezelf zag in exact dezelfde houdingen. Languit liggen in de zon, Vader met plastic zakjes waarin hij dingetjes vervoerd of net iets gekocht geeft. Midden op markten tussen groenten en fruit,  een beeld in een tempel aanrakend,op de zij lezend in het zonnetje...

De meest gekke gewaarwording was, om Vader omhoog te zien kijken, bij een Chinese gevel in een straat. Ik wist al waar hij naar keek, want er is exact delfde foto van mezelf, op dezelfde plek in Georgetown, Penang in Maleisië. Daar zagen wij de familie naam tussen Chinese andere namen, hoog in de gevel. Ik heb mijn eigen foto erbij gezocht: daar staan we dan, bij Leong San Tong Khoo Kongsi. Het is een van de mooiste clan-huizen in Penang, lees ik op een ander fotootje dat ik erbij heb gemaakt.

Wij staan op nog geen meter van elkaar. Aan de linkerpilaar nog hetzelfde wierook-kommetje . Het bankje dat  bij mij rechts van de pilaar staat, is verplaatst naar de linkerpilaar. Op mijn  foto hangt er een elektriciteitsdraad  met  peertjes van de ene pilaar naar de andere. Bij vader zijn er  schijnwerpers bovenin de twee pilaren bevestigd. Onze houding is dezelfde: vanuit de heup, maar vader heeft de handen in de zij en ik op mijn rug. En nu komt het grappige, ik had het niet verwacht:ik was eerder dan hij! Ik in 1997 en hij in 2003.