maandag 1 juli 2019

Oude foto’s

Gisteren met een broer en zus het aller-allerlaatste ding opgeruimd uit het huis van mijn ouders: de Grijze Kast, zoals die is gaan heten met fotoboeken. Dan kom je kiekjes tegen met mensen uit het begin van de vorige eeuw, in Indonesië en je hebt geen idee wie het zijn. Die groep van mensen wat doet die daar en waarom is het, waarschijnlijk door Vader ooit uit een album van zijn vader gescheurd? En  dan ineens zie je dat donkerder hoofd daar, naast al die witte kinderen, dat is Opa. De blanke man in het midden van de groep is veel prominenter aanwezig. 

Een familie is een rare groep van mensen. Verwantschap stroomt,  ook puur door de uiterlijkheden.Een foto van een heel jonge vrouw en die lijkt exact op een  nichtje. Alles; de hele houding, oogopslag, het gezicht: twee druppels water. Dan moét dat wel Oma zijn, maar zo jong hebben we haar nog nooit gezien. Pas met een andere foto ernaast waar zij ouder is en voor ons duidelijk herkenbaar, zegt de reconstructie van dezelfde mond en kaaklijn en neus, dat die andere foto inderdaad Oma is.

Ik zag mezelf als baby en peuter in nieuwe scènes: een oom deed toen aan fotografie en ik ben dus in de gelukkige omstandigheid dat ik heel veel foto’s, ook al geplakt in albums, van mezelf heb. Maar nu kwamen er foto’s te voorschijn van het moment nét ervoor of erna: dat ik scheef , half gedraaid zit of half huilend of een gek gezicht trek, de omstanders er slordig omheen. Dan kijk je ineens door een gat naar de vergane tijd, momenten van jezelf in stilstaande beweging. 

Wat is nou echt van jezelf en wat hoort helemaal alleen bij de familie, zó dat het een exclusieve groep is, ook al zie je elkaar nauwelijks, terwijl eronder de banden toch  ook  zo ingewikkeld en verstrengeld blijken en blijven?  Uit de dikke reis-fotoalbums van mijn ouders, haalde ik een enkele foto, waarin ik mezelf zag in exact dezelfde houdingen. Languit liggen in de zon, Vader met plastic zakjes waarin hij dingetjes vervoerd of net iets gekocht geeft. Midden op markten tussen groenten en fruit,  een beeld in een tempel aanrakend,op de zij lezend in het zonnetje...

De meest gekke gewaarwording was, om Vader omhoog te zien kijken, bij een Chinese gevel in een straat. Ik wist al waar hij naar keek, want er is exact delfde foto van mezelf, op dezelfde plek in Georgetown, Penang in Maleisië. Daar zagen wij de familie naam tussen Chinese andere namen, hoog in de gevel. Ik heb mijn eigen foto erbij gezocht: daar staan we dan, bij Leong San Tong Khoo Kongsi. Het is een van de mooiste clan-huizen in Penang, lees ik op een ander fotootje dat ik erbij heb gemaakt.

Wij staan op nog geen meter van elkaar. Aan de linkerpilaar nog hetzelfde wierook-kommetje . Het bankje dat  bij mij rechts van de pilaar staat, is verplaatst naar de linkerpilaar. Op mijn  foto hangt er een elektriciteitsdraad  met  peertjes van de ene pilaar naar de andere. Bij vader zijn er  schijnwerpers bovenin de twee pilaren bevestigd. Onze houding is dezelfde: vanuit de heup, maar vader heeft de handen in de zij en ik op mijn rug. En nu komt het grappige, ik had het niet verwacht:ik was eerder dan hij! Ik in 1997 en hij in 2003.