Gisteren zag ik dat er nog een klein hoekje vrij was op een bank, midden in het feestgedruis, en ik vroeg aan de man of ik er nog bij kon zitten. Natuurlijk, hij schoof meteen een beetje op. ‘Bent u hier alleen?' vroeg hij en daarna werd zijn aandacht weer in beslag genomen door de jongen naast hem. Ik dacht dat het zijn zoon was, maar toen kwam er een andere jongen aan die hem ophaalde en ze namen afscheid van elkaar.
Ik raakte met hem aan de praat. Hij bleek 81 jaar te zijn en hij kwam uit Gorinchem. Zomaar een dagje naar de Vierdaagse en de zomerfeesten. Alleen, zijn vrouw vond hier niks aan. Hij kende Nijmegen omdat hij er in 1957 gelegerd was in de kazerne aan de Groesbeekseweg. Dat zijn nu appartementen, wist hij. De Vierdaagse kende hij ook uit die tijd: heel veel meer leger met bepakking van 10 kilo en geweren. Die 10 kilo vulde je dan door bakstenen in je rugzak te stoppen.
1957! Toen was ik nog niet geboren. Het vergroot je eigen kleurenpalet, als je iemand herinneringen hoort ophalen van de stad die je lief is, toen jij er nog niet was. Wat een vitaliteit, ik had hem echt geen 81 jaar gegeven. Hij ging ook elk jaar alleen met de bus naar Spanje, naar Loret de lMar. Zijn vrouw ging met twee vriendinnen met het vliegtuig, maar daar hield hij niet van, hij had nog nooit gevlogen.
‘Zo houdt je het het beste bij elkaar uit’, zei hij grinnikend, ‘door elkaar vrij te laten.’ Zo kwam hij een keer thuis en toen had zijn vrouw gezegd: 'Ogen dicht, een verrassing.' Had ze zomaar in de stad een nieuwe bank gekocht die direct was geleverd. Op dezelfde wijze was er ook een nieuwe keuken gekomen. 'Ik vind het bést', zei hij, 'als zij daar toch plezier in heeft.' Hij heeft twee kinderen en vijf kleinkinderen en behalve dat hij niet vloog, was hij ook digibeet. Dat woord kende hij wel, dus. Hij had zo’n opklapbaar telefoontje en mensen moesten daar om lachen. Nou dat snapte ik wel, ik met mijn oude Sammie, piepklein, die geen whatsapp meer kon opladen, dat maakt mensen ook lacherig.
Toch had hij gisteren zijn kleindochter op zo’n telefoontje gezien, die zijn zoon hem in de hand had geduwd. Dan praat je zomaar met haar en kun je haar ook nog zien. Hij vroeg of ik een drankje wilde. Dat heb ik toch maar afgeslagen, ik wilde toch wel weer bijna verder lopen.
Nu deelden we in korte tijd herinneringen van dezelfde stad. Hij van eerder, ik van later. Hij wist het nog goed, de Grotestraat naar beneden en een café tegenover het stadhuis. De laatste kende ik niet, maar dat de afdaling van de Grotestraat naar beneden je bracht in de louche onderkant van de stad, waar je beter niet kon komen, dat kenden we beide. Nog veel later zouden mijn ouders aan het einde van de straat aan de Waal er wonen... Allebei hielden we ons daar niet aan, dat je maar beter niet in de benedenstad kon komen, ik heb er ooit in de pauze van de middelbare school een zwerfhondje opgedaan, dat me weer helemaal volgde naar boven, tot de poort van het schoolplein.
'Dat U 81 bent!' zei ik, 'dat had ik nooit gedacht! En dan zomaar aan de zwerf!' 'Ja, dat vind ik leuk', zei hij, 'zomaar wat met mensen praten en rondkijken.' Hij keek me even doordringend aan: ‘Het kan ook elk moment afgelopen zijn.’ ‘Maar dat geldt voor iedereen’, zeiden we daarna, bijna uit één mond. We bedankten elkaar voor de leuke ontmoeting.