Wat een vreemde dagen, toen het zo warm was. Net zo warm als in India, de laatste week dat ik daar was. Ik ging naar Appie en zag tenmidden van al dat uitgebreide assortiment, zó lux, zo veel, zo groots, mij ineens weer scharrelen tussen de drie gangetjes in een supermarktje in Mahabalipuram. Er waren er drie, allemaal even klein, en de enige plekken die ik er kende met airco. Je moest er je schoenen uitdoen. In de ene kocht ik koude yogert, in de andere koude appelsap met prik in een blikje en in de derde gezoete rijstballetjes. Dan zocht ik een plek in de schaduw bij de rotstempels. Appie riep nu dezelfde sensatie op, als de eerste keer in Harrods in Londen.
Donderdag, de heetste dag met 40 graden, nog nooit dus vertoond in Nederland, bracht ik voornamelijk lezend door in mijn tuin. De hele tijd, voor het eerst, alleen de schaduw opzoekend. De bamboe kreeg ineens iets tropisch weelderigs en het verschil met India was, dat er heel af en toe, heel kort een koele windvlaag, niet meer dan een beroering, langs mijn gezicht en armen streek. Ik las De Thibaults, deel 2 van Roger Martin du Gard, vorig jaar al aangeschaft om het gratis-reizen-boekenweekgeschenk te bemachtigen.
Een dik boek van meer dan 1000 pagina’s, speciaal bestemd om te lezen op warme zomerdagen in de tuin. Want het is te dik om te vervoeren naar het water, en het heeft een tafeltje nodig om op te rusten. Het geeft een eigen leeservaring, zo’n boek dat mooi gebonden is en dat open blijft liggen zodat je langzaam weer een bladzijde kan omslaan. Het speelt zich af in de zomer van 1914, vlak voordat wij weten dat de Eerste Wereldoorlog zal komen. Je zit in de hoofden van twee broers uit een hoge aristocratische familie in Parijs. In deel 1, even dik, zie je ze opgroeien en daardoor kan het gebeuren dat ze aanvoelen als twee bekenden, die ik nu na een paar jaar weer tegenkwam.
De ene is nu arts geworden en leeft zijn tevreden bourgeois leven en verwacht dat de wereld zoals die is, altijd zo zal blijven. Zijn jongere broer is altijd al een dromer geweest, met onrust in de lendenen, hij gelooft in het socialisme en voorvoelt wel de grote onrust die in Europa woelt. Het is heel prettig, ouderwets langzaam lezen want het raakt aan van alles: de verhouding van de twee broers, hoe ze kind zijn van hun tijd en daar hele genuanceerde, maar ook tegenover elkaar staande gedachten over hebben, de eerste afbrokkeling van de kerkelijke autoriteit en er komen liefdesverhoudingen in voor en de onmacht een ander te bereiken. In July 1914, maak je ze dag voor dag mee en dan is het extra leuk, om op dezelfde datum als hen te zijn, op een wel warmere zomerdag dan zij hadden.
Op de vrijdag twijfelde ik: naar de Waalstranden, ik hou van de vergezichten, de boten die voorbij komen en de kruidige geuren in de lucht van de bloemen die menshoog bloeien. Of naar de waterplas bij mij in de buurt, daar kan je echt zwemmen. Ik koos het laatste en las later dat er in de Waal op deze dag iemand verdronken is... Het water stond laag en het is beste verleidelijk om dan iets verder naar het midden te gaan, om er te kunnen zwemmen en de sfeer aan de oevers is zorgeloos en feestelijk met voornamelijk studenten. Heel aangenaam totdat er zoiets gebeurd.
Bij de waterplas, heel rustig, mijn stad is op vakantie, komen in de avond grotere Turkse families, ze gaan barbecueën en nemen een waterpijp mee. De vrouwen gaan zwemmen met de kleren aan en nu vind ik dat heel gewoon, aangezien in India iedereen met de kleren aan het water in gaat en ik nu uit ervaring weet, hoe verkoelend het is, om je zo op te laten drogen. Het is er stil, hun stemmen dragen ver in het water, met kinderen, mannen en vrouwen allemaal tegelijk aan het spetteren en spatten. En ik zag Japanners, in de verte al te herkennen aan hun typische kleurige badmutsen en zwembril en zwemband: het zwemuniform, lijkt het en ook Poolse mannen, na het werk schat ik in. Tezamen zorgt het voor een heel eigen sfeertje tot het donker wordt.
Dus gisteren ging ik weer. Fijn een eindje gezwommen tussen de eendjes, de meerkoeten en een enkele fuut. En toen at ik een krentenbol en werd ik gestoken in mijn tong! Door een wesp. Au, au, o, wat balen en het eerste wat je dan denkt is: laat het niet naar mijn hele gezicht trekken, of dat ik misselijk wordt en hoe ver ligt de volgende, stel dat ik het bewustzijn verlies, kan ik dan roepen? Dit alles beslaat maar een korte tijd, ik koelde mijn mond met de meegebrachte karnemelk, dat hielp en ik ging maar in alerte meditatiehouding zitten, dan voel je je minder overgeleverd. De pijn uit mijn tong verdween en verplaatste zich naar mijn onderlip. Ik ben maar een beetje op tijd vertrokken van het water en had tot het slapen gaan een dikke Zoeloe -lip. Nu is er niks meer aan de hand.