woensdag 30 juni 2021

Ich bin Ich… Wir wollen doch einfach nur zusammen sein

En toen kwamen er door een liedje op YouTube dat ik tegenkwam ineens heel veel werkelijkheden bij elkaar. Ik dacht aan U. in Dresden met wie ik het contact verloren lijk te hebben. Zij sprak mij ooit aan terwijl ik alleen uitgebreid en lang ontbeet in een hotel in Turkije aan het strand. Ontbijt- en avondbuffet, verder was er niet veel te doen, het was al naseizoen en de zee en het zwembad waren te koud om erin te zwemmen. Zij had er een romance met een Turkse ober en ik diende als uitvalsbasis. Op het einde nodigde ze zichzelf uit om te komen logeren in Nederland, ik bezocht haar tot twee keer toe in Dresden, vierde daar op een groots feestje haar 60ste verjaardag en daar zong iedereen dat liedje in herhaling: Ich bin Ich van Rosenstolz. Zij bleek fan:  Rosenstolz dat waren oorspronkelijk DDR'ers en voor al haar DDR-vrienden en nieuwe aanwas, zoals collega’s die alleen het Westen kenden en ik, was dit samenbindend.

Ik associeer het liedje nu aan de Duitse bi-groep in Keulen en aan de bi-pride-wagen die meedeed in de grootse optocht op Christopher-streetday; onvergetelijk, zwaaien naar een massa van mensen, vijf rijen dik, en een man die terwijl de vrachtauto langzaam voorbij reed naar mij gebaarde: zij, mijn vrouw, die hij omarmde, is ook zoals jij!: Bi, dus. Nu is het gewoon dat de regenboogvlag voor LHBTI+ staat, maar indertijd, 25 jaar geleden ofzo was het een overwinning dat een Bi-wagen mee mocht doen aan de gay-pride parade.

Met U. lijk ik het contact verloren te hebben, al blijf ik altijd hoop houden, dat zit onverwoestbaar in mij. Zij sleepte mij, als ik in Dresden was overal naartoe: naar haar pleegdochter, naar een vrijdagmiddag borrel met collega’s met wie zij dan aan beach-volleybal deed… ik meende te begrijpen dat dit ook paste in haar DDR-mentaliteit: zo sprak zij er ook over: hoe zij de sfeer van het socialisme miste, alles samen doen, geen concurrentie, al was er ook altijd een soort van gesprek, wie wellicht niet te vertrouwen was.

Toen was zij op bezoek in Nederland, in een recreatiepark vlakbij mijn huis, met dochter en twee kleinkinderen, eerst stelde ze voor dat ze met zijn allen bij mij zouden komen logeren, maar dat heb ik toch geweigerd. Ik ging er heel vanzelfsprekend vanuit dat ze meeging naar het wijkcentrum en dat weigerde ze pertinent, hoe ik ook aandrong. Ik snapte er niks van, maar liet het zo… er kwamen berichten met foto’s van haar kleinkinderen dat ze mij zo erg misten en wanneer ik weer kwam naar Dresden… En toen ineens vroeg ik mij af waarom zij mijn wijkcentrum niet wilde zien en bezoeken. Ik vroeg het haar, maar heb nog geen antwoord gekregen, ze zou erover nadenken en dat doet ze nu al vier jaar.

En zo zijn er onzichtbare muren die niet geslecht kunnen worden. Voor  mij ook een eindeloos raadsel: de gedachtespinsels in de hoofden van mensen die transparantie, helderheid en ontmoeting onmogelijk lijken te maken en hoe je dan machteloos afstand moet houden om niet verstrikt te raken, net zoals Harry Potter en Ron Weasel in een web waarin je ingesponnen wordt en je niet jezelf kunt zijn. 

En dat brengt mij naar de échte muren die er waren en zijn: ooit in Berlijn en in de opmaat naar het liedje Ich bin Ich luisterde en bekeek ik van Udo Lindenberg uit 1973: Wir wollen doch einfach nur zusammen sein… In zwart-wit zie je daar werkelijke beelden van de muur en waar je elkaar alleen maar voor één dagje kon zien met een dagkaart van West-Berlijn naar het Oost-Berlijn en weerom. 

En zo brengt dát mij weer bij de foto’s die gisteren de hele dag in mij rondgingen. Ze stonden in de New York Times: Migrants on U.S Border Share Journey in Self-Portraits. Mensen hebben met een zelfontspanner zichzelf vereeuwigd en hun verhalen verteld over hun hoop en dromen voor een betere toekomst. Door de belichting en het zwart-wit van de foto’s kom je zó dichtbij een soort van intimiteit… Dit zijn mensen zoals jij en ik en we verlangen tenslotte maar één ding, zoals in dat liedje van Rosenstolz: een ‘ik’ zijn en zonder grenzen kunnen ademen in vrijheid.

dinsdag 29 juni 2021

Voetbal!

En nu heb ik gisteren dus de hele lange avond naar voetbal gekeken en ik vond het FANTASTISCH! Nu denk ik, als ik het commentaar aan alle kanten goed beluister, dat ik ook wel iets uitzonderlijks heb gezien: Twee wedstrijden achter elkaar, waar een 3-1 achterstand weggewerkt wordt en in de ene won het al favoriete Spanje en in de ander, via bloedstollende penalty’s de underdog: Zwitserland, nota bene van de heersende wereldkampioen Frankrijk.

Voor wie niks weet, zoals ik, vallen dan in anderhalf uur puzzelstukjes in elkaar. Waarom klinkt de stem van de commentator vanaf het begin zó partijdig, ervan uitgaand dat Frankrijk gaat winnen? En: O, nu snap ik wel iets meer van het spel zelf: ik zag al snel dat Frankrijk spelers had die vliegensvlug als eekhoorntjes ergens konden komen of kronkelend als een slang een tegenstander konden ontglippen. Tegelijk zag ik iets van gedegenheid en rust bij de Zwitsers, een soort van ijzeren geduld, zoals ze bekend zijn geworden van hun horloges: Zwitserse precieze. 

Nu snap ik ook beter dat je kunt kijken op zoveel niveaus tegelijk: naar individuele spelers, naar de samenhang van het team, naar iets onzichtbaars als ‘de geest die over het geheel hangt’, naar de coach: ik zag die van Zwitserland steeds individuele aandacht geven aan elke speler. En dan de emoties van het publiek en hoe een werkelijkheid in twee minuten tijd geheel kan omdraaien en het zelfs mogelijk blijft tot in de laatste minuut. Hoe ‘tijd’ tijdens zo’n wedstrijd ook geheel compact en geconcentreerd word: in 2x 45 minuten verrijzen er werelden en vallen ze in duigen.

Tijdens het kijken bedacht ik dat ‘voetbal’ kennelijk ook iets is wat er ofwel met de paplepel ingegoten wordt of een niet bestaande anonieme grootheid blijft van twee keer elf mannetjes achter een bal aan. Bij mij thuis vroeger heeft er nooit een voetbalwedstrijd op de tv aan gestaan. Maar als je van jongs af aan meemaakt dat je ouders en je omgeving helemaal opgaan in dat spel en vol emotie kijken, dan kan het niet anders dan dat je dat ook zo gaat doen.

Tegelijk heb ik dus zelf wel ooit op voetbal gewild. Het kwam waarschijnlijk vooral voort omdat dit voor meisjes niet vanzelfsprekend was en bij een bericht dat het nu wél kon (waar ving ik dat dan op?) wilde ik wel meedoen. Dat idee duurde kort: toen ik ontdekte dat je voor de training elke week héél vroeg uit je bed moest, was de ambitie alweer over.

Ik denk nog steeds niet dat ik nu actief ga proberen om heel veel voetbal te zien. Ook nu viel ik in de wedstrijd van Kroatië-Spanje nadat het eerste doelpunt al gevallen was. Het zit niet in mijn systeem wanneer wedstrijden beginnen (nu wel al meer: de eerste is dus om 18u, geloof ik). Ik zag wel meteen dat het op het veld spannend en leuk was, zó hing dat in de lucht. Het is bijna zoals wanneer je in een gesprek kunt vallen aan de andere kant van de kamer: je ziet vanaf de verte al of het geanimeerd is of niet, dan ga je nog even checken door dichterbij te komen en na vijf minuten weet je wel of het de gebaande paden bewandelt van de ‘social talk’, of dat beide gesprekspartners oprecht op zoek zijn naar elkaar of iets nieuws. 

Zo’n voetbalkijker zal ik waarschijnlijk worden: als het na tien minuten nog niks is, dan haak ik af. Om misschien nog een keer te polsen na een half uur. Het voelt wel aan als een nieuwe ontdekking in mijn leven en dat is leuk.

maandag 28 juni 2021

Weekend en voetbal

Ik heb na mijn studententijd eigenlijk nooit een ‘weekendgevoel’ gekend. Ik werkte meer dan 30 jaar in de wijkcentra en had daar onregelmatige diensten in blokjes van ongeveer vier uur elk: ochtend, middag of avond en ook in het weekend. Een keer in de drie weken kreeg je een rooster, waar je zelf wel enigszins  invloed op had, omdat je kon aangeven wanneer je niet ingepland wilde worden, want je werkte in een team van drie-vier ofzo. Ik werkte parttime en dat hield het leven prettig onvoorspelbaar. Vooruit: totdat ik de enige beheerder was van het wijkcentrum, waar ik op enigszins vaste tijden openging, maar dat kon met eigen aanpassingen ook in het weekend zijn. Totdat ‘rechts’ aan de macht kwam, het sociaal-culturele leven geleidelijk afkalfde en de wijkcentra zoveel mogelijk maar dicht moesten blijven in het weekend, want dat was duurder dan door de week. 

Maar hier in het bos is het weekendgevoel terug: vanaf vrijdagavond tot zondag vroeg in de avond is de parkeerplaats voor de slagbomen vol en zijn er veel meer mensen op het terrein, terwijl het door de week stil en leeg is. Mijn naaste buren komen altijd tussen 19.15-19.30u op vrijdagavond en vertrekken op zondag om dezelfde tijd en de buren aan de andere kant van het straatje houden het op zaterdagmiddag tot zondag; die beëindigen standaard hun weekend, door ergens eten te halen (dan zie ik hun auto niet en dacht eerst dat ze dan al weg waren), het te verorberen en te gaan. Ik heb dus geen buren, behalve in het weekend. Door de week kan ik de mensen die op een dag door mijn straatje lopen, meestal op één hand tellen.

Maar gisteren toen Oranje voetbalde was de sfeer ineens anders. Heel vroeg in de ochtend hing de buurvrouw een groot oranje spandoek aan een buitenluifel en veegde het terras, terwijl haar man en zoon, zoals elke ochtend, al 43 jaar lang, op pad zijn om wild te gaan fotograferen. Om 17u begon het naar frituur en bitterballen te ruiken, ik hoorde verder niks, de gordijnen waren gesloten, ik denk dat ze met koptelefoons keken en luisterden. Meteen toen Oranje definitief verloren had, sjouwde Zoon in een oranje T-shirt de weekendtassen de auto in, het spandoek erop gevouwen, en toen de eerste druppels regen vielen vertrokken ze. En aan de overkant waren ze al eerder op de middag vertrokken: die hadden kennelijk besloten om al het voetbal van de avond thuis te gaan bekijken.

Ik zelf was bijna om voor het voetbal: de wedstrijd vanuit het Wembley-stadion, ik weet al niet eens meer wie tegen wie, vond ik zeer het aanzien waard en ik begon er lol in te krijgen om de bewegingen op het veld te zien, gecombineerd met close-ups, slow motion, en beelden van boven en ontdekte dat je niet iets anders ertussen door moest gaan doen, dat haalde de intensiteit en concentratie meteen weg. Maar gisteren was ik na tien minuten wel weer klaar, Wat saai, zou het ook aan de registratie liggen? Ik zag alleen weer die mannetjes in de verte op dat groene veld heen en weer lopen. ‘De wedstrijd zit op slot’, hoorde ik als commentaar,  terwijl ik even terug zapte.

Want ik keek ondertussen op het andere net naar het wél heel spannende ‘Uur van de Wolf. Mijn Rembrandt'. Ook hier bijna allemaal mannetjes in de hoofdrol, op zoek naar échte Rembrandts, de   Franse  verkoper die met zoveel liefde sprak wat een schilderij met hem deed, maar nu het geld nodig had, de machinaties in de museum- en kunstwereld; de museumdirecteur, de kunstkenner tot en met de ministers van cultuur van Nederland en Frankrijk  (de enige twee vrouwen)  en oude vriendschappen die kapot gingen omdat de ene zich verraden voelde door de andere… Hier het drama op chique gezichten, letterlijk gezeten in het pluche binnen in kamers vol kunst, hetzelfde en ook weer heel anders dan al die ‘jongens’ op het veld buiten: de voetballers, de coaches, het publiek op de tribunes.

Nou ja. Ik had al geen zin meer in België-Portugal, al had ik daar ‘Ronaldo’ kunnen bekijken, wat ik van plan was, een onderzoekje of ik iets ervan kon zien waarom hij zo’n ster is. Maar ik begreep dat hij niet heeft kunnen doen waar hij zo sterk in is en Portugal gaat naar huis, dus dit onderzoeksprojectje kan ook geen doorgang meer vinden. Nieuwsgierigheid drijft mij voort: ik ga toch nog wel weer een wedstrijd proberen en ben ook benieuwd hoe de buren zich het aankomende weekend gedragen.

zaterdag 26 juni 2021

Veluws leven

Zonet kwam W. langs: of ik Wifi heb, hij wilde op Buienradar kijken of hij nog naar de markt van Apeldoorn zou gaan fietsen. Daar twijfelde ik ook even over, maar had al besloten om niet te gaan. Ik had me bijna verplicht kunnen voelen, want twee weken geleden gaf een marktkoopman mij iets van een euro gratis mee: ‘Je komt vast nog weleens op de markt, breng me het dan maar… Dit doe ik niet bij iedereen hoor!’ Ik vond dat zó leuk en heb zoiets nog nooit mee gemaakt. Ik wist dat dit op zijn vroegst nu was geweest, maar ik kwam op het idee om bij de Vietnamese loempia’s één euro erbij te pinnen en kwam hem dat brengen: ‘Nou lieverd, je zou toch pas op zijn vroegst over twee weken komen!’ reageerde hij.

W. blijkt de bewoner te zijn van de meest vervallen plek op het hele terrein, in het pad waar ik vanaf mijn tuin inkijk. Hij is 80 jaar, zit hier al 47 jaar, net zoals de bewoners van de twee plekken ernaast, zijn vrouw is 25 jaar geleden overleden, een buurvrouw van hem liep voorbij en die bleek vorig jaar weduwe te zijn geworden. Vroeger hielden de drie stellen uitgebreide etentjes in de tuin, samen met alle kinderen die hier zijn opgegroeid. Een van zijn dochters en schoonzoon bewonen de caravan aan het begin van dat pad, op de hoek tegenover mij. Weer een stuk sociale kaart ingevuld en ik vind het een leuke gedachte dat dit pad zoveel oude bewoners kent.

W. wil hier blijven totdat hij niet meer kan. Hij is nog zéér vitaal, hij fietst zonder elektriek en is scheidsrechter bij volleybal op internationaal niveau en was degene die ervoor zorgde dat de leeftijdsgrens van toen, die 55 jaar is, nu dus  opgerekt is, totdat je het zelf niet meer kan. Hij is een fervent fietser, is in Spanje, Schotland, Ierland, geweest eerst op bezoek bij een bekende uit de sportwereld en dan het land fietsend verkennen. Met Cycletours is hij ook in Equador en Siberië geweest. Hij blijkt 21 kleinkinderen te hebben en dat kwam omdat hij als jongeman huwde met een vrouw die al acht (!) kinderen had. Van die 21 zijn er 4 kleinzoons die wel ook uit zijn bloed voorkomen.

Een boeiend en actief leven dus, dat de laatste jaren kennelijk ook een andere kant kent: hij krijgt hulp van het Leger des Heils. De nieuwe eigenaar van het park wil hem waarschijnlijk van het terrein krijgen, heeft daarvoor wel al zijn dochter benaderd en het Leger des Heils, maar zelf heeft hij nog niks gehoord. Samen met deze man heeft hij enige weken geleden wat opgeruimd bij zijn caravan, dat was me wel al opgevallen, maar die is op zijn hand en vond het hier een geweldige plek. Hij vroeg me dus naar Wifi, maar liet ook vallen dat hij honger had. Die opmerking heb ik maar genegeerd.

Zelf ben ik ook zeer aan het genieten van deze geweldige plek hier, en heb de boel ‘zomerklaar’ gemaakt: een waslijn buiten gemaakt, want de was gaat nu niet meer op de kachel, een hordeurtje van gaas gespannen, een tip van Y., waardoor ik voor het eerst sinds lang weer in de Action kwam, ik verkies hier de ouderwetse Winkel van Sinkel in de Dorpsstraat van Beekbergen, waar ik onlangs zo’n gezellig wit vierkant vliegengaas-parapluutje scoorde, met een witte  kanten rand. 

Ik eet al twee dagen salade, vers geplukt uit het ‘moestuintje’ en tot  twee keer toe in twee dagen naar de Kringloop gefietst. De tweede dag had ik spijt dat ik toch niet dat kleine houten opklaptafeltje had gekocht en die twee vierkanterige bordjes met een grote rode papaver erop. En toen vond ik ook nog een wit gordijn met lichtgroene bloemstelen erop en vitrage-achtige lijnen; een dun gordijn dus, precies mijn smaak en prima om de terrasdeuren nu wijd open te kunnen houden, de hele dag, zonder bang te zijn dat insecten van allerlei soort binnen komen: 7,50 euri, compleet met haken en de rails hing er al, klaar!

En ik vond er een klamboe, ook al een wens van mij. Ik zat tot laat op de avond buiten en toen kwam de Vos, als kers op de taart, en trakteerde mij voor mijn neus, met een rondgang rond de tafel, liggen in het gras, met de voorpoten op de tafel springen en uiteindelijk kwam zij zó dichtbij dat alleen het klamboenet ons scheidde en ik mijn voeten naar achter deed, onder mijn stoel. Hé, dit is het leven hier, op de Veluwe. 

donderdag 24 juni 2021

Voetbal

Het lijkt wel of de wereld verdeeld is tussen hen die naar voetbal kijken en waar het dus even altijd een onderwerp van gesprek is, net zoals Corona en hen voor wie het geheel nauwelijks bestaat. Afgelopen weekend is het geheel niet over voetbal gegaan. Vanuit mezelf is er ook niks dat gaat kijken, ik deed een avondwandeling en zag bij alle aanwezige bosbewoners wél dat groen schermpje. Behalve vanaf het moment dat Oranje de kwartfinale haalt, dan kijk ik thuis wel en begint er een groepsgevoel te borrelen. 

Maar ik realiseer mij nu, dat ‘voetbal’ al die jaren tegelijk weldegelijk dichtbij was door het Wijkcentrum. Vier jaar geleden heb ik er zelfs georganiseerd dat we met zijn allen keken, gekleurd in oranje, vlaggen opgehangen enzovoort. Ik heb zelfs met de wijkagent overlegd: stél dat het zó druk zou worden, als je kenbaar maakt dat in het wijkcentrum gekeken kan worden, zou dat uit  de hand kunnen lopen? Ik schatte in van niet, er kwamen veel ouderen in het wijkcentrum daar zullen zich geen horden jongeren bij aansluiten, maar  ik wilde wel even gemeld hebben dat het gebeurde. Ik herinner me, dat we met zo’n 30 mensen keken en dat was leuk.

Ik word dus getriggerd door het groepsgevoel, de gezelligheid, iets delen van ‘samen’. Wellicht werd ik nu wakker na eerder onder een steen gelegen te hebben door alles rondom de anti-homowet in Hongarije en dat het stadion in München, nota bene, in het ‘verlichte’ Duitsland en niet in Boedapest zelf, niet  in regenboogkleuren mocht worden aangelicht door de UEFA en dat veel gebouwen als antwoord daarop dat wel deden en dat enkele ambassades in Budapest de regenboogvlag hadden uitgehangen. Dus ik ging kijken naar Duitsland-Hongarije en ontdekte al doende al ras dat er twee wedstrijden tegelijk te bekijken waren en dat deze in München was en de andere, Portugal-Frankrijk, zich in Boedapest afspeelde.

Ik begrijp daar niks van: hoe het kan dat Duitsland ofwel de pool zou verlaten, ofwel er tweede zou kunnen worden, wat de ‘virtuele werkelijkheid’ werd genoemd tijdens alle tussenstanden op beide velden. Hoe kun je nu tegelijk ofwel de slechtste zijn van de vier ofwel de één na beste? Ook gek, dat de ene weet van de andere, tijdens het spelen. Iedereen is dus aanwezig in meerdere werkelijkheden tegelijk en ik zapte ook steeds even naar de andere,  om het doelpunt te zien.  Ik kan niet anders zeggen dan dat ik er een boeiende avond aan heb beleefd en wel mee kon gaan in het liedje dat Leo Blokhuis koos om het geheel samen te vatten: ‘Thriller’ van Michael Jackson. 

De hele entourage maakt wel uit. Ik begreep dat ‘Ronaldo’ in de ene wedstrijd iemand was om naar uit te zien, een sterspeler, maar ik vond de stem die het geheel er begeleidde zo saai, die nam mij niet mee. Terwijl de bewogen en gespannen commentaarstem in een stadion vol zware regen wel meteen iets van drama toevoegt aan het geheel. De close-ups van gezichten vol emoties die het hele spectrum bevatten van doldwaze vreugde en triomfantelijke kracht naar sluimerende wanhoop en onmacht, dat zie je toch nergens zó geconcentreerd in  twee keer 45 minuten of iets langer, als bij voetbal.

Nee, het gaat mij nog steeds niet over het voetbal zelf; de kunst of de kunde daarvan, welke spelers excelleren en wie de fouten maakt: ik zie het niet. Wél weer dat alles ook afhangt van inzicht en samenhang van de spelers op het veld en dat die steeds maar moeten bedenken waar ze heen moeten gaan om een goal-kans te creëren. Misschien dat ik nu elke avond doelbewust toch iets ga bekijken, misschien ga ik overstag en word uit mezelf een voetbalkijker, je weet nooit hoe een bal kan rollen.

PS: ik zie in mijn blog dat het NEGEN jaar geleden is, dat ik voetbal organiseerde in het wijkcentrum. Ik kan het bijna niet geloven, het lijkt véél korter geleden…

dinsdag 22 juni 2021

‘Theologen’-weekend

Het had wat voeten in de aarde, eer de neuzen allemaal dezelfde kant uitstonden, maar het kwam er toch van: de ‘theologen’ kwamen bij mij op bezoek in mijn boshuisje en twee sliepen in een tent en eentje binnen en de andere ging toch maar slapen bij haar ouders op een steenworp afstand: ook belangrijk echte ‘quality-time’ omdat het erop lijkt dat bij 90-jarigen, even een paar uurtjes aanwippen, niet beklijft.

Misschien ben je dan te snel en te vlug en leef je als je jonger bent in andere tijdseenheden, die buiten het langzame en stille als scherven uiteenvallen en verdwijnen. Misschien speelt dit ook al mee bij zestigjarigen en nog iets ouder, want zo oud zijn we zelf: ooit studiegenoten en onze samenkomsten zijn in die veertig lange jaren ook veranderd van: samen met elkaar avondeten toen we nog studeerden, naar een dag lang ergens bijeenkomen en dan ook vaak iets doen, een stads- of andere  wandeling, afhankelijk waar de gastvrouw woonde en dat werd in de loop van de jaren: naar zee, het Zuid-Limburgse heuvelland, de uitgestrekte weilanden in het hoge Noorden  in Groningen. En toen werd het een B&B-weekend ergens midden in het land; eerst ergens koffiedrinken en de boodschappen doen, langzaam aankomen en installeren, enzovoort. En nu dan in mijn boshuisje, op B&B-wijze.

Uiteindelijk werd de sfeer er een van voorpret: de ene maakte dagen ervoor een goedgevulde soep en meldde deze vast in te vriezen , ook handiger met vervoer, de andere had de tent al een keer opgezet om te kijken of alles functioneert en weer een ander deed de boodschappen van de verse broodjes en beleg, en ik deed de rest eromheen: Zo zie ik het ‘t liefste: de catering en de bijeenkomst gedragen door allen.

‘We kennen elkaar al meer dan veertig jaar’, zeg je dan tegen elkaar, ook wel met verbazing hoe snel de tijd gaat… en dan gaan de gesprekken over werkelijk alles en niets, wonderlijk hoe dat werkt. Ik was degene die in de hele lockdown helemaal geen zin had in een Zoom-meeting; ik zag niet hoe je die hele interactie en dynamiek ook maar een beetje aanwezig had zien worden en natuurlijk vind ik nu na het weekend daarin ook mijn gelijk.

vrijdag 18 juni 2021

Over mensen en dieren



In het kader van het thema dat het deze week Oerol-week is, kwam ik een leuk filmpje tegen: Serenading the cattle  with my trombone (Lorde Royals). Je ziet een man plaatsnemen aan de voet van een grote lege weide met hoog gras, op een campingstoeltje en hij zegt iets van: Let op! Hij begint trombone te spelen en daar aan de hoge horizon verschijnen de eerste zwarte koeien. De opwinding is zoals wanneer je door de verrekijker ineens iets van wild ziet. Maar deze koeien komen dichterbij en beginnen ook mee geluid te geven en het past wonderwel bij elkaar.

Op Oerol was er ook ooit een voorstelling die zich afspeelde voor een weide met koeien, in een interview had de maker al verteld dat het leek alsof de  koeien ook helemaal ingespeeld waren, alsof ze zelf besloten hadden om het perfecte levende decor te zijn. Ze gingen wat draven, daar waar het in de voorstelling wat onrustiger was en lieten een boe! horen, vlak voordat een moment van stilte weer doorbroken werd. Dat las ik tevoren in de dagkrant en ja: die avond gebeurde het weer. Er was ook een voorstelling in de  bossen van de duinen waar een vogel begon te fluiten na een muziekstukje en nu ik het zelf hier heb meegemaakt, hoezeer vogels meteen kunnen reageren, denk ik dat zoiets niet helemaal toevallig is. Dat de zon op het juiste moment aan zee ondergaat, dat is geregisseerd door de makers, maar dat er een wolk voor een blauwe hemel schuift of er een regenbui is, precies als dat in het stuk past, dat is louter toeval. Dierengeluiden zitten hier tussen in.

Dan zit je op YouTube ineens in een nieuwe stroom van filmpjes die allen in het kader staan van de verhouding tussen mens en dier. Broer Y. haalde onlangs de herinnering op, die ik aanvankelijk vergeten was, dat zijn poes Ellie bij ons logeerde en dat hij deze na een lange reis weer kwam ophalen. Mij stond vooral bij dat Ellie zó dominant was, dat mijn eigen poes Pepi doodsbang was en die toen ergens anders moest logeren en bij thuiskomst een week lang achter elkaar keihard aan het snorren was en voortdurend op mijn schoot kroop. Ellie herkende broer Y. eerst niet en keek hem met haar twee grote Siamese kattenogen op een afstand  aan. En toen ineens wel, en ze begon oorverdovend te krijsen en kon niet ophouden en zo heeft Y. een wandeling met haar door het plantsoen achter mijn huis gemaakt, Ellie met staart omhoog, miauwend achter hem aan.

Nu zag ik een vergelijkbaar filmpje waar honden, katten, maar ook leeuwen en een beer in de armen vallen van hun menselijke verzorger, ongelofelijk dat dit er uitziet als echte omhelzingen. Het meest ontroerende wat ik zag was: Man and gorilla’s unforgettable reunion after years apart. Een man die als kind ook altijd tussen de wilde dieren heeft geleefd in huis, verzorgde een gorilla-jonkie en heeft deze bij volwassenwording in de jungle vrijgelaten. Nu keert hij terug en hoopt hij de gorilla te vinden door naar hem te roepen vanaf de rivier. De spanning op het gezicht van de man is wat raakt: zal hij hem vinden en zo ja, wat dan? Hem is afgeraden om dichterbij te komen, want de gorilla heeft waarschijnlijk al mensen aangevallen, Ze zijn  zó sterk dat ze je arm kunnen breken alsof het een twijgje is.

Dan verschijnt de gorilla aan de oever, het zit meteen goed tussen hen, hij wil de man zijn vrouwtjes laten zien en hem bij zich houden. Als de man toch vertrekt, dan volgt hij hem helemaal tot het kamp waar hij slaapt en blijft er tot de volgende ochtend en pas dan kan hij afscheid nemen. Je zou willen dat mensen altijd zo trouw zijn aan elkaar.

woensdag 16 juni 2021

Vingerhoedskruid. Hout sprokkelen. Bab Gons

Ik zag ze voor het eerst anderhalve week geleden in het bos, op weg naar Apeldoorn: grote toortsen roze vingerhoedskruid. Een week later waren het er een heleboel meer geworden, en toen zag ik ze ook staan in de Hoge Veluwe. Het is kennelijk een plant die hier de inheemse bossen is binnen gedrongen, want ineens op een wandeling hierachter stikte het er ook al  van. Dus gisteren heb ik er twee met een schop uitgegraven en die torenen nu fier aan de zijkant van mijn huisje, tussen het hoge gras. 

Het bos om er boodschappen in te doen: zo voelt dat als je er met een grote boodschappentas in loopt, gisteren dus om twee keer de grote vingerhoedskruid te vervoeren en zonet toen ik er takjes ging verzamelen voor een ‘kampvuurtje’ op mijn terras. Gisterenavond voor het eerst: een BBQ die overgaat in een piepklein vuurtje in de ronde BBQ-bak. Het is hier ten strengste verboden: open vuur, maar er loopt hier in het donker geen mens voorbij en met de BBQ-deksel en het gereedschap er nog bij, is het ook nog mogelijk om net te doen alsof je toch nog aan het BBQ-en bent, want dat mag weer wel.

Het is deze week de OEROL-week, waarin ik gelukkig niet over hoefde te denken of ik daarnaartoe wilde, want het is op het laatste moment afgelast. Toch krijg je nu elke dag op de mail een OEROL-Dagkrant net alsof je er bent, en alles actueel is, met zoals altijd interviews met makers van voorstellingen, verslagen van aparte fenomenen op het eiland. Het doet vermoeden dat vėél van die dagkrant dus al lang  tevoren al geschreven is, en men nu niet alles wil laten verspillen.

Er was daar een paar jaar geleden in een nieuw project dat de vervanging was van een feestende meute op het Groene Strand, op een nieuw terrein met hoge boeien, bij de haven iets wat heette, zeg ik nu uit mij hoofd, Babs Literaire Salon. Een taalkunstenaar uit Suriname die gasten ontving en zelf gedichten voorlas. Dat was dus voor de Black Lives Matter-tijd en nu begint zij landelijk door te breken, ik zag haar ook al in talk-shows. Ze heet Bab Gons en ze heeft een gedichtenbundel uitgebracht Doe het dan toch maar en één was mij gisteren al opgevallen en nu kreeg ik die ook nog eens  toe gemaild.

Het geeft zo goed die gekke periode weer, waar ‘rouw’ ook een thema is in je leven, zonder dat je dat de hele tijd bewust bent. Ik typ het hier over, om met deze handeling stil te staan bij hen die niet meer onder ons zijn, maar wie we wel altijd ergens in ons hart meedragen.

DULDEN

ik weet niet wat rouw is
heel lang stil zitten op de bank
de keukentegels achter het fornuis half schoonmaken
boren, heel hard, in de muur
plankje erop, nieuw plantje erop
hartjes sturen naar iedereen van wie je wil
dat ze nooit doodgaan
een hele dag op chocola leven
vervelen, even niets willen
halverwege het huilen denken
stop nu maar
hardop praten tegen jezelf
dingen zien die je eerder niet zag
een partner willen die al het verdriet wegneemt
en met wie je het donker wegvrijt
mooie herinneringen vertellen
aan de lucht
en soms over de telefoon
een altaar willen maken
maar dat ook weer vergeten
je heel klein voelen
heel nietig
heel stom
dat ik nog leef
en bepaalde dagen
er soms een hele tijd niet aan denken
en je daar rot over voelen
alsof  je twee verschillende sokken draagt
een zwarte die rouwt
een rode die hard doorleeft
rouw is misschien wel van de ene voet op de andere wippen

Rouwen was voor mij ooit, een lange periode regelmatig houtspronkelen in het bos en er tot diep in de nacht een groot vuur van maken. Dat was louterend. 

maandag 14 juni 2021

Show Me: Marinus Boezem en wild

Ik kan het niet anders dan bestempelen als een topdag: als je eindelijk weer in een museum wandelt en daarna in de avond héél veel wild ziet op de wildbaan van de Hoge Veluwe. Het museum was  natuurlijk Kröller-Müller. Daar vroeg een mevrouw in een elektrisch invalidenwagentje in het Engels of ik het touw dat de looproute maakt omhoog wilde doen, kon ze naar de andere kant (zij wél...). Ze zei in aardappel-Engels dat ze dit het mooiste museum van Nederland vond en toen ik haar in het Nederlands vroeg of ze misschien Nederlandse was, ging ze zich uitgebreid verexcuseren dat ze Engels met mij had gepraat: het was zo’n internationaal museum, zei ze, vandaar...

Toen bleek het toch een beetje een teken aan de wand te zijn: ik bleek te maken te hebben met een regelrechte virusontkenner... het enige wat ik nog probeerde uiteindelijk was: zonder vaccins waren we nu niet in het museum! Enfin. Tevoren een leuk gesprekje met een jonge vrouw die op de kunstacademie zat in de opleiding tot docent beelden vormen en kunstgeschiedenis en die als bijbaantje nu tot november op de tentoonstelling Show Me met werk van Marinus Boezem, nu praatjes met mensen mocht aanknopen over wat zij eraan beleefden. 

Er was ook een film , die ook op YouTube te bekijken is, over The Making of... en dat was héél veel werk: er zijn tien ‘shows’ te zien en daartoe moest de hele ruimte omgebouwd worden en moesten de makers zich bezig houden met: hoeveel kilo dons heb je nodig om een dwarrelend sneeuweffect in een ruimte te krijgen , nee géén tien kilo zoals eerst de inschatting was,  maar een handvol, ongeveer 150 gram, en hoe krijg je een zandstraal als een soort van opspuitende vulkaan voortdurend de lucht in? Alles draaide dus om de werking van wind en jij als toeschouwer die een deel kon worden van de shows...maar de ‘tafeldame’ ( er stonden ook ronde tafeltjes waar de wind de witte kleden deed wapperen, vandaar deze associatie) was het wel met mij eens, dat de ideeën in de zeventiger jaren wellicht bijzonder waren, maar nu vooral leuk voor mensen die niks van kunst weten. 

De kathedraal van bomen van Marinus Boezem blijf ik wel bijzonder vinden, net zoals de kathedraal met de plattegrond van die van Assisi en waar in een ode aan Franciscus die in de legende met vogels kon praten, hij de omtrekken ervan, geheel van vogelzaad neergelegd heeft en gefilmd hoe vogels gedurende een seizoen alles weg-aten. Dat toen in de lente  de plattegrond opnieuw van gras te zien was, dat er al in  de grond verborgen lag, was bijvangst, dat had Marinus niet voorzien. Ook zag je in het filmpje dat hij mensgrote eieren van riet gevlochten had: een mens kan erin wonen, het ei als een volmaakte vorm. De verhouding mens-natuur-maakbaarheid of niet en middel tot meditatie, mijmering, verwondering  en stil-staan zou dan een overkoepelend thema van Marinus Boezem kunnen zijn.

Nou ja: dat werd op de wildbaan heel erg waar: eerst wilde ik mijn broodjes eten op een picknickkleed in het begin van de wildbaan en zag toen door de verrekijker al veertig reeën met jonkies grazen. Toen ging ik de wildbaan zelf op, en zag hoger tussen de bomen zeker twaalf edelherten met héél grote geweien, prima camouflage tussen alle takken, en weer verderop, lagen en graasden er drie bij een boom met nog licht lentegroen en ergens aan de horizon nog enige hindes. En toen zag ik er vijf lopen, veel kleiner van een ander soort met een wittige buik, wat was dat? Het bleken de vrouwtjes te zijn van de moeflons en er kwamen er méér de bossen uit, ook oude mannetjes met heel grote horens, en nog meer: bij vijftig stopte ik met tellen, dat lukte ook niet meer, het aantal groeide aan en ze begonnen ook te draven, nadat er enigen op een grote boomstam klimspelletjes hadden gedaan.  Ik heb nog nooit zoveel wild tegelijk gezien, geweldig! 


zaterdag 12 juni 2021

Er is altijd wel een... gedicht / meisje / zwembad

Gisteren scrolde ik kort door Instagram, dat doe ik bijna nooit, en kwam een gedicht tegen waarvan ik dacht: dat past zó in het het natuurgedichtenboekje dat ik sinds mijn puberteit elk jaar op reis meenam, totdat het zó stukgelezen was dat meenemen in rugzak of koffer niet meer verantwoord was, die zou de reis niet meer overleven. Ik weet dat ik het boekje naar hier, het boshuisje, mee wilde nemen, maar kon het niet vinden tussen mijn gedichtenbundels.  In reconstructie denk ik  dat ik het voor mijn laatste reis naar  Bali steeds in huis met me mee heb gezeuld, twijfelend of ik het tóch nog ergens in zou stoppen, in mijn handbagage bijvoorbeeld, dus slingert het ergens rond.

Er is één gedicht dat ik uit mijn hoofd ken. Daar vragen natuurelementen, The sea, the clouds enzovoort wie je bent en het steeds herhaalde antwoord, dat is een soort van mantra van mij geworden: The Trees ask me who I am... SOMETHING SMALL,  SOMETHING SMALL, BUT A PIECE OF IT ALL. En een ander gedicht van Robert Frost las ik ook altijd, over de twee wegen: Two roads diverged into a wood / and I took the one less travelled by / and that has made all the difference. 

Dat gedicht op Instagram kan ik nu niet meer terugvinden. Hetzelfde eigenlijk als met dat gedichtenboekje: te lang getwijfeld en daarom is het zoekgeraakt. Ik dacht erover om er een blogje van te maken en het daarmee over te schrijven, zoals je dat vroeger deed met pen en papier, en dan had ik het tussen de bladzijden van het boekje ook meegenomen,  maar het kwam er toch niet van en dus heb ik er ook geen simpel ‘screenshot ‘ van gemaakt... Wég. Net typte ik voor het eerst de hele titel van de gedichtenbundel in, ik schreef  het dus als het ware over zoals ik dat vroeger deed bij mooie gedichten, twee Chinese dagboeken vol, en voor het eerst kwam de impact ervan binnen, het bevat allemaal lievelingswoorden van mij en dat dier voegt er iets wilds aan toe en vraagt om dezelfde ruimte en hoort daarmee evenzeer bij de ‘ik’: Room For Me and a Montainlion: Poetry of Open Space. 

Ach... en daar verscheen die kleine pocket met die twee mensen die op een rots bij het water de ruimte inkijken... ’Bantam Books’ uit 1975, het was waarschijnlijk ook een van de eerste boekjes die ik in Amsterdam kocht in the American Book Center, dat voor mij een werkelijke poort is geweest om uit te breken uit de Nederlandse spruitjeslucht... Ook mijn huidige interesse in the graphic novel is daar, al heel lang geleden begonnen, halve-hele  boeken las en bekeek ik er op een krukje tussen de kasten. En die Chinese dagboeken kocht ik in een Chinese winkel in Amsterdam, ook al zo’n openbaring voor mij toentertijd: China Town.

Dat gedicht op Instagram lijkt nu voorgoed verloren geraakt, maar wordt in mijn herinnering nu waarschijnlijk steeds mooier en niet te overtreffen. Dat past bij de ervaring van het liedje dat ik gisteren toevallig al zappend tegenkwam (ook dat doe ik bijna nooit). Bij Humberto op RTL4 was Youp van het Hek o.a. gast. Ik ben nooit fan van hem geworden, hij blijft voor mij een echte hetero-man uit de betere klasse, ook al drijft hij daarmee tegelijk de spot. Bij het liedje hoorde hij steeds de stem van Janne Schra, dus heeft hij haar een brief geschreven of ze met hem wilde zingen en die vertelde eerst verbaasd te zijn, maar ze had toch ‘ja’ gezegd. 

Toen zongen ze samen het liedje, je zou kunnen denken, een echt ‘hetero-liedje’ van een oudere man. Maar juist door de toevoeging van Janne Schra, dacht ik meteen : O, dit kan een klassieker worden, het liedje wordt zoveel gelaagder omdat zij het ook zingt: Er is altijd wel een meisje... Zo is er altijd wel een gedicht dat ergens wacht om gelezen te worden en aanwezig is. En gisteren kwam ik tot een heerlijke ontdekking hier. Ik wist dat het er was, maar had er nog geen gebruik van gemaakt: het verwarmde zwembad. Dus ik kan het hele seizoen zingen: er is altijd wel een zwembad... Zoals het mijn gewoonte was om die gedichtenbundel altijd mee te nemen, zo zou ik er een gewoonte van kunnen maken om elke dag wat baantjes te trekken: Room For Me...



vrijdag 11 juni 2021

Zonsverduistering-doos

Gisteren was er dus een gedeeltelijke zonsverduistering te zien, van 11.19u tot 13.31u, de laatste keer dat er wat te zien was, is in maart 2015. Daarvan heb ik nog een eclipsbrilletje, maar die ligt in mijn huis in de nieuwbouwwijk. Het was een gek moment: dat ik er naar op zoek ging en dan, het al doende ineens bedenk: O, nee, die is niet hier! Dus ik moest op het laatste iets anders verzinnen, als dat kon.

Ik was al spontaan iets tegen gekomen dat je zelf kon knutselen met een zeef en een wit papier met gaatjes daarin of zo, dus wellicht waren er nog meer mogelijkheden. En ja: met de verrekijker de zon projecteren, maar dat zag er toch wat ingewikkeld uit en de tijd begon te dringen, ik had nog een uurtje, eer het begon. Toen zag ik een filmpje met een oude schoenendoos, uitgelegd door een oudere man die zichzelf ranger noemde: benodigdheden: een doos, een wit papier, een schaar, tape en een stukje aluminiumfolie, dat moest lukken. En o ja: een ongekookte spaghetti-sliert.

Ik vond gelukkig de exact juiste grootte van een doos die dicht kon in mijn schuur, wie wat bewaart heeftwat. Het stukje wit papier moest in de binnenkant aan de korte zijde, dat werd het projectiescherm. Aan de zijde ertegenover: een groter gat in de hoek die je met aluminiumfolie bedekt en een ander gat in de andere onderhoek. Dan prik je met de spaghetti een klein gat in het aluminium, je plakt de hele doos dicht en kijken maar, door het andere gat. Hiertoe ga je met de rug naar de zon zitten, zó dat de zon door het gat gevangen wordt. 

En het lukte! Eerst dacht ik nog: zie ik nu wel de zon of is het zonlicht dat door dat gaatje komt en zie je dus eigenlijk de contouren van dat gaatje? Maar zo is het niet: want ik moest de zon echt vangen: zó bewegen en gaan staan totdat er een heldere stip in de donkere doos te zien was. En nog steeds dacht ik: waarom zie ik meer een eivormige zon, terwijl op de plaatjes je een hapje uit de zon moest zien, die dan langzaam aan de bovenzijde draait? Maar later, tijdens die meer dan twee uur dat het duurde en je kijkt niet steeds in die doos, zag ik een animatie die toch op een ei-vormig zicht duidde.

Dus het kon niet anders dan dat mijn snel in elkaar geflanste zonnekijker werkte! Het gaf de sensatie alsof je in het donker naar de maan keek, terwijl de zon dus op mijn rug scheen en mijn lichaam gebogen was naar de grond, heel apart: de ruimte inkijken, alsof een toverdoos je ergens anders heen bracht. Pas later ontdekte ik dat ik ook de verminderde intensiteit van de zon ervaren had. Op het hoogtepunt van de zonsverduistering en het ‘eitje’ heel smal, was het pikdonker in de doos en allengs werd het er lichter en op het einde zag ik de bruine wanden en de contouren van de hele doos oplichten. Zo leuk!

De doos heb ik opgehangen in de schuur. Voor de volgende gedeeltelijke zonsverduistering, dat is op 25 oktober 2022. Terwijl ik dit typ, denk ik steeds aan Nikkietutorials die regelmatig haar volgers een Nederlands woord leert. Dat was onlangs ‘doos’. Met de uitleg dat wij Nederlanders hun vrouwelijk orgaan daaronder, en ze keek naar beneden, zo noemen. 

woensdag 9 juni 2021

Een lange dag

Ik word wakker en vind op YouTube Catch the Wind, gezongen door Joan Baez en Mary Chapin Carpenter. De laatste had ik nog nooit ‘geschminkt’ en in nette kleding gezien, ik ken haar alleen van haar trouwe wekelijkse verschijningen in haar eigen huis, een jaar lang tijdens de lockdown. Met bril op, spijkerbroek, trui, petje, en haar hond Angus en haar poes Kitty die ze altijd beide noemde. Ik vroeg mij altijd af of ze nu werkelijk alleen woonde in dat grote boerderij-achtige huis ergens op het Amerikaanse platte land, het wekte de indruk van wel. 

Het liedje was  opgedragen aan Mimi, de overleden zus van Joan Baez waarmee ze vaak gezongen heeft en daardoor krijgt het liedje dat melancholieke dat met afscheid en gemis te maken heeft. Dat had het tevoren nooit zozeer, in de oorspronkelijke versie van de blije Donovan, maar nu voel je het: Try and catch the wind, dat kán  niet...En dat terwijl ik zo blij ben om wakker te worden en de zon net boven de bomen te zien verrijzen.

Want gisteren voelde aan als een lange, lange dag die ik om de een of andere reden, met een scherp bewustzijn beleefde. Het begon met een vroege ochtendwandeling en ik dacht erbij: Ik woon in een bos en ik kan er zó in wandelen, wat bijzonder toch! Ik zag een liedje dat was opgenomen in Central Park in New York en dat zag er precies zo uit als ik de parken in Londen heb meegemaakt, drie jaar geleden, in een bloeiende lente, overal groepjes mensen. Ik denk daar nu vaak met heimwee aan, zou ik dat ooit nog zo onbevangen mee kunnen maken, met de bus naar Londen? Maar ik vond het een troost dat dit er weer zó was in New York, dat zo zwaar geteisterd is geweest door COVID. Er liepen ook mensen met mondmasker, maar het leven herneemt zich.

Het liedje was We Believe You, gezongen door Diana Jones en de ‘you’ dat zijn de vluchtelingen, ze heeft een heel album vol naar hen gemaakt: Songs For Refugees. Het leek ‘Wereldvluchtelingendag’, maar mijn Nederlandse krant maakte er geen melding van, en dat was het gisteren ook niet: dat is het Zondag 20 Juni. Dat zo’n dag bestaat...bepeinste ik en wat raar ook en geprivilegieerd, dat de ene helft van de wereldbevolking naar de andere kan zingen: wij geloven in jou...Ik hoor tot de paradijsvogels van de wereld.

En zo ging de dag door, waar mijn geest aanwezig was in allerlei levensgebieden: ik ontsloot de sloten op de schuurdeur van broer Y. met codes en dacht aan de vele deuren die ik in de wijkcentra open en dicht heb gemaakt. Ik sjouwde met een steekwagentje naar de receptie en bracht mijn moestuinbakken naar mijn huisje en dat tot twee keer toe en bij elkaar is dat vier kilometer wandelen. Ik bepeinste  dat afstand vanuit en in het bos anders voelt dan in de stad. Ik las Anna uit, de biografie van Annejet van der Zijl over Annie M.G. Schmidt en raakte daardoor in alle tijden van mijn leven, ook door de citaten uit boeken en liedjes, ik heb eigenlijk bijna alles van haar gelezen, realiseerde ik mij, die boeken bevinden zich in het nieuwbouwhuis, en ik vind haar kennelijk een beetje onmisbaar, want ook hier heb ik tweedehands twee boeken van haar aangeschaft die ik nog niet had, ook om de illustraties van Fiep Westendorp. 

En uiteindelijk, helemaal op het einde van de dag ging ik slapen en verwonderde mij: was het écht dezelfde dag als van mijn ochtendwandeling? Dat lijkt zo lang, lang geleden... En toen werd ik in het donker ineens héél misselijk. En een beetje misselijk met wat spierpijn, zowat te veronachtzamen, dat ben ik, sinds mijn Corona vaccinatie. Maar nu was het er in alle heftigheid, hoezeer ik het ook probeerde te ontwijken. En dan denk je plotseling: het was toch niet de laatste dag van mijn leven, dat zal toch niet de reden zijn, dat ik deze lange dag zo bewust en intens heb meegemaakt? Zou het zomaar kunnen zijn, dat ik over een weekje ofzo, hier in bed gevonden word? Zal ik het ochtend zien worden?

En het werd ochtend. Ik gaf uiteindelijk over, ik zal wel iets verkeerds gegeten hebben. Al wat opgelucht, ook letterlijk, ademde ik diep in de nacht de boslucht in en keek naar de sterrenhemel. En opnieuw was en ben ik dankbaar voor het leven. 


dinsdag 8 juni 2021

Gele kwikstaart

Dit is heel erg grappig. Het is nu dik kwart over negen in de avond en het bos is nog vol vogelgeluiden. Afgelopen vrijdag met de boekenclub zaten we ook buiten en H. is kenner van vogelgeluiden. Ze zegt ineens : Ik hoor de gele kwikstaart! Dus zij probeert het geluid na te doen en wij houden onze oren gespitst. Ja, nu! zei ze herhaalde malen, maar de anderen hoorden niks... Toen zei ze dat ze deze niet meer hoorde. Jammer, het was over.

Nu dacht ik: zou deze nu dan weer te horen zijn? Maar waar moet ik naar luisteren? En hoe ziet het vogeltje er eigenlijk uit? Het zal wel iets met geel zijn, maar ik heb er nog nooit zo’n eentje gezien. Ik Google op ‘gele kwikstaart’ en kom op een site en zie een grijzig vogeltje, het vrouwtje, dat ik hier wél in het echt heb gezien;  het blijft apart dat in het dierenrijk de vrouwtjes altijd lelijker zijn dan de mannetjes... (Met de invalshoek van de emancipatie kun je er natuurlijk wel van maken, dat het dus de bedoeling is dat mannetjes heel erg hun best behoren te doen om het vrouwtje te behagen, maar dit terzijde)

Op die site kun je ook het geluid horen van hun gezang. Ik klik het aan en hoor meteen daarna exact hetzelfde uit de bomen komen! Ik hoor het mannetje en het vrouwtje en het jong, alle drie eerst uit mijn iPad en meteen daarna als een soort van keiharde echo, het in het écht! Heel erg leuk. Het is dus een erg alert vogeltje, die gele kwikstaart. 

maandag 7 juni 2021

Moestuinbakken. Berthe Morisot

Zo, en nu heb ik zes grote rechthoekige zwarte plastic bakken gekocht, 70x40x27, dat is de lengte, de breedte en de diepte, en vier grote zakken biologische aarde, van elk 50 liter. Wie A zegt, moet B zeggen, al had ik dat nog niet zo door toen ik het plastic tuinkasje neerzette. Al die zaadjes worden plantjes en dan vervolgens... planten. Elk klein andijviezaadje, nu bestaande uit enkele blaadjes met de lieflijkheid van ‘jonge sla’ uit het gedicht van Rutger Kopland waar hij geen weerstand tegen kan bieden, kan straks een hele grote stronk worden, dat past niet meer in mijn tuinkasje. En die acht paprikazaadjes, die nu elk bestaan uit een ragdun stengeltje met elke vier blaadjes, dat kunnen hele grote krachtige planten worden, zo heb ik mij laten vertellen.

Dus nu heb ik het plan opgevat om zes bakken in een rij te plaatsen op mijn parkeerplaats, waar nooit een auto van mezelf op zal komen. De aantallen zijn bepaald door de hoge korting die je dan krijgt en nu komt er dus een moestuinstrook in mijn bostuintje en een auto kan er toch nog provisorisch naast terecht. Het doet me denken aan mijn eerste jaar in het nieuwbouw-hoekhuis; toen was de strook ernaast ook een moestuintje en toen bleek na de grote vakantie bij thuiskomst alles eruit gehaald te zijn...Ik ga er nu maar vanuit dat dit hier niet zal gebeuren. Áls er oogst komt...Ik zal het gaan meemaken. Helemaal in het begin, hier, droomde ik dat bij de buren een moestuin gemaakt werd en nu ben ik het zelf.

Vanochtend begon mijn dag met een mooi artikel over Berthe Morisot in de New York Times. Wat doen ze dat daar toch goed. Tijdens het lezen zie je afbeeldingen van haar schilderijen en wordt er ingezoomd als het over een detail erop gaat. Zij is altijd al een favoriet van mij geweest binnen het impressionisme, naast Claude Monet en ook nu werd ik daar weer in bevestigd. Het gaat uitgebreid over het schilderij In England: Eugène Manet on the Isle of Wight. Haar schilderkunst: hoe ze met enkele penseelstreken, in close-up stelt het niks voor, een kind van acht ofzo op de rug neerzet, waaiende luchtige gordijnen, verschillende bloemen in de vensterbank.

Het artikel focust op de blik van de vrouw (Berthe), die kijkt naar haar man (Eugène), die kijkt naar een vrouw, die waarschijnlijk een gouvernante is, die weer kijkt naar het meisje, die weer kijkt naar de zee. Dat het gezicht van de gouvernante helemaal niet geschilderd is maar letterlijk gedwarsboomd is door het kozijn van een venster, passend bij haar sociale positie. Dat in het meisje de moderne blik gestalte krijgt omdat in die tijd voor  het eerst de zee als plek voor ontspanning en toerisme opkwam, dat de gouvernante doet wat ze moet doen, op het meisje letten en haar man doet wat past bij mannen: kijken naar een vrouw, de verrekijker even terzijde geschoven, meesterlijk geschilderde in de suggestie van twee gebogen vegen.

En Berthe overstijgt dus de beperkingen die vrouwen toen nog zozeer hadden, door dit ‘kijken’ van een ieder tot thema te maken. Ze is de scherpe waarnemer en verslaggever van haar tijd. Haar man was de broer van de beroemd geworden schilder Edouard Manet die ophef maakte in zijn tijd met dat bekende schilderij ‘Olympia’ van een naakte vrouw met een zwarte bediende naast zich en die zonder enige schaamte je onbevangen aankijkt. Net zoals ‘Ontbijt op het gras’: levensgroot een naakte vrouw met twee geklede heren, dat ik vroeger ook alleen maar een heel gek schilderij vond.

Berthe Morisot staat trouwens op heel veel schilderijen van Manet, ze zou die naakte vrouw weleens kunnen zijn, want ze was zijn model en zo heeft ze zijn broer ook leren kennen. Dan zie je  het subtiele verschil met haar geschilderde zelfportret: daar komt een vrouw van vlees en bloed je tegemoet, met iets van wallen onder haar ogen van vermoeidheid en een zweem van wellicht grijs wordend haar. Haar schilderkunst stond altijd in de schaduw van die van haar man, die haar zonder kreukje heeft vereeuwigd. Wat lijkt het mij  aardig, als dit uiteindelijk in de schaduw komt te staan van haar eigen schilderkunst. 

zondag 6 juni 2021

Naar Apeldoorn. De achtste dag.

Wat een merkwaardige, merkwaardige ervaring. Vorig jaar maart wandelde ik door het groene tropische bos naar het drukke en kleurrijke  stadje Payangan op Bali. De levendige markt vol koopwaar, de scooters en auto’s op de grote weg en ik at er speenvarken, gezellig aan een tafeltje waar ze voor je neus een bordje eten klaarmaken. Dezelfde middag vertrok ik naar Nederland dat al twee dagen in lockdown was, ik zat  maandenlang in mijn eigen tuin, het eerste wat ik weer meemaakte aan meer mensen was aan de waterplas. Toen vond ik dit boshuisje en het meeste wat ik hier aan vreemde mensen meemaakte was in het museum Kröller-Müller.

Nu fietste ik naar Apeldoorn waar het van bosrijk steeds drukker en rommeliger  werd, grote stedelijke wegen om het station en toen bevond ik mij plotseling weer midden tussen de mensen. Ik doorkruiste de binnenstad met aan het uiteinde van de hoofdstraat een feeststraat voor jongeren  en pal daarachter een chique villa die nu een hotel-restaurant is. Wat een aparte mengeling van lelijke vijftiger-zestiger-zeventiger-jaren gebouwen, van oudsher chiquere land- of eerder stadhuizen die tot winkel zijn omgebouwd, nieuwbouw, moderne architectuur. Uitlopers van het verleden en de sfeer van paleis het Loo aan de ene zijde van de stad blijft voelbaar. Ook liepen er allerlei soorten mensen en meerdere nationaliteiten... O, ja Apeldoorn heeft een AZC met bijna permanente bewoning.

Ik had het gevoel alsof ik in een soort van westers parallel universum van Payangan liep. Alsof met een knip van de vinger, ik was overgestapt van die ene oosters stad in deze westerse stad. Hetzelfde soort van rommelige met groene natuur rondom. Die ervaring werd natuurlijk ook mogelijk gemaakt omdat ik in die meer dan een jaar ook werkelijk niks anders gezien heb en meegemaakt: dat puur weer onder de mensen zijn, er deel van uitmaken, rondkijken.

Ik genoot. Tussen de mensen lopen. Snuffelen en nieuwe boeken inkijken in de goed gesorteerde boekhandel Nawijn&Polak en over de markt flaneren ertegenover. Een Vietnamese loempia eten in een eenvoudige marktkraam met de loempia’s uit de grote koelbox in de frituur. ‘Lekker?’ vroeg de vrouw. Vorig jaar vroeg een vrouw me hetzelfde, over de speenvarken. ’Ja, lekker, zelfgemaakt?’ Ze knikte, lachend. En dat kon ik proeven: er zat fijngesneden bamboe en wortel in. In mijn stad is de Vietnamese loempiakraam al geëvolueerd naar een grote hoge wagen op wielen met personeel en schortjes voor en komen de loempia’s uit de fabriek. Heel anders dan dit oudere echtpaar dat in nog niet geperfectioneerd Nederlands zei, dat de baktijd vier minuten bedroeg. 

Beladen met fruit voor een prikkie gekocht: druiven, bosbessen, aardbeien, avocado’s, peren kwam ik weer thuis en had alleen maar zin om nog op de bank te zitten en de avond over het bos te zien vallen. Ah! Er was nog een tip uit de boekenclub, een dun boekje, maar zó goed en geschreven met een intensiteit erin: De achtste dag van Annemarie Haverkamp. Ik vond het als luisterboek bij de bieb online: 3 uur lang. Heel mooi. Over een vader, timmerman, die ongeneselijk ziek blijkt en de zorg heeft over een zwaar gehandicapte zoon, minstens doof en blind. Zijn vrouw was balletdanser, maar al overleden. Hij woont aan de dijk bij de rivier, vlakbij Duitsland met uitzicht op de strandjes en de kribben. Elk hoofdstuk beslaat één dag, waar Egbert, de timmerman, terugblikt op zijn leven, vooruitziet en een ambachtelijke eikenhouten wenteltrap uit een grote boom maakt.  Het begint op een zaterdag, uitlopend naar de achtste dag, waar alles anders moet zijn... Over het leven en haar fragiliteit.

zaterdag 5 juni 2021

Rythm of Life

Vandaag ben ik de dag begonnen met een grote afwas en tegelijk mee neuriën met Zing als vanZelf met Bert. De boekenclub is op bezoek geweest en tussen de gangen door van de maaltijd was er een optreden van de Zangsijsjes, die met zijn tweeën, twee liedjes zongen die ze met Bert hadden ingestudeerd en waarvan één me ook meteen pakte toen ik de vorige keer met de livestream meedeed: The Rythm of Life.

Met dat lied hoef je nooit meer een kerk in en het maakt elke religie in feite overbodig. Wie dit van harte meezingt wordt vanzelf opgenomen in een levensstroom waar iedereen en alles een eigen plaats heeft en alles meedoet en mee danst. ‘Jij gelooft in God’, zei broer Y. onlangs tegen mij en het was voor het eerst dat ik terugzei: 'Nee, ik geloof niet in God'. De ontkenning maakte meer duidelijk waar ik sta in het huidige discours en met mijn achtergrond, die de theologiestudie blijft, dan wanneer ik zou beamen dat ik inderdaad geloof in God.

Taal is een kwestie van context. Niet de woorden tellen, maar dat wat de woorden kunnen betekenen voor een ander. In Franciscaanse kringen geloof ik enigszins wél in God, omdat het bijna nooit over haar gaat In de boekenclub geloof ik op mijn geheel eigen wijze ook in God, en dat geldt ook voor de vrouwengroep. Maar misschien geloof ik in de projectgroep met louter theologen, weer niet zo erg in God...

Kan dat? Ja, dat kan. Alles is afhankelijk van perceptie en waar de taal heen gaat en waaruit je komt. Taal kan een barrière zijn, of juist openen. Dat bleek bij het boek van Lale Gül Ik ga leven. B. ervaarde haar taalgebruik als schokkend, grof en onnodig dure woorden gebruikend en dat stootte af. Terwijl ik het meteen herkende: wanneer je moet uitbreken en een nieuwe plaats zoekt in een samenleving die van huis uit niet de jouwe is en zelfs als je vijand wordt ingepeperd, zoals  Lala Gül, Turkse met zeer traditionele ouders en verplicht wordt met hoofddoekje om, een traditionele vrouwenrol te vervullen, dan wordt de taal van degene waar je heen wil, er één om te veroveren, juist ook in alle extremiteiten. Ook mijn ouders gebruikten ‘in de buitenwereld’ vaak dure en moeilijke woorden, lieten hun meest analytische en intelligente gezicht zien. De boodschap is dan: ik ben onafhankelijk, ik kan jullie aan, ik ben minstens gelijkwaardig. Voor mij won Lale Gül, simpel door deze herkenning meteen mijn hart, terwijl B. heel wat moest overwinnen om uiteindelijk wel met mededogen met haar mee te kunnen leven: wát een reis heeft Lale Gül moeten maken, om haar eigen motto, de titel van haar boek, waar te kunnen maken: ‘Ik wil leven.’ 

Een wandeling door een klam en vochtig bos, broeierig zoals het in de tropen is en buiten kunnen zitten tot tien uur in de avond, toen de eerste druppels regen begonnen te vallen. Met vereende handen alles weer naar binnen gebracht en daar in het half donker, de lichten in het huisje nog niet aan, slechts twee lantaarntjes die branden, riep I. ineens: daar, daar is de vos! En ja, in het donker liep een vos op haar gemak naar de ronde tafel, op zoek wellicht naar etensresten, terwijl wij gehurkt en op de knieën binnen in het huisje  toekeken. Leuk. Ook fijn om na die lange lockdown weer boekenclub te kunnen beleven: The rythm of life is a powerful beat. 

vrijdag 4 juni 2021

Confettiregen

Gisteren fietste ik ‘mijn rondje’ zoals ik het gedoopt heb. Naar de kringloop Foenix, het tuincentrum Tulkensmolen en tot slot naar Appie en dan weer naar huis. Het is een gevarieerd rondje, het fietsen alleen al is een afwisselend genoegen: door de bossen, langs de weg van Appeldoorn naar Arnhem, langs het Veluwse platteland met sloten en oudere boerderijen, onder de snelweg door, een klein stukje bedrijventerrein op. Het ‘rondje’ is te variëren met allerlei uitwijken naar eigen goeddunken en ditmaal belandde ik in een buitenwijk van Apeldoorn en kwam door sportvelden. 

En elke keer is de natuur weer wat veranderd: de bossen dichter groen, de witte meidoorn, grote margrieten in de berm: ik wilde er een bosje van plukken, al had de buurvrouw in de nieuwbouwwijk verteld dat het strikt verboden is... ik zocht dus een niet zo opvallend plekje, maar ben het uiteindelijk toch vergeten. Dat kwam ook wel omdat ik weer beladen raakte met spul: zo vond ik in de kringloop vier kristallen wijnglazen à 0,30 cent per stuk: ‘Ik heb ze er nét ingezet!’ zei de man met de half uitgepakte dozen op de trolley. Boffen dus. ’Fijn, een glaasje wijn op een zomeravond’, zei hij erbij en zo is het. En ook een handig opklapbaar piepklein tafeltje van beukenhout: exact wat ik actief miste, voor een mok of een glas als je in de tuin aan het lezen bent en met je stoel de zon volgt.

Ik las het felroze boek Confettiregen van Splinter Chabot. Wat een openhartig boek waar zijn gezicht op de kaft staat, in meerdere kleuren , in een veelvoud net naast elkaar gedrukt, gemaakt door Anton Corbijn. In zijn dankwoord zegt hij tegen lieve A-Anton-: ‘Zonder een woord gelezen te hebben, wist je het verhaal in één beeld te vangen. Je had het verhaal al gezien, levend. Maar nog meer dank voor het zijn van mijn Peetoom. Toen ik nog te klein was voor kunst, nam je me er toch mee naartoe. Dank voor  het laten zien hoe je óók kunt kijken naar de wereld.’ Het boek wordt geen roman genoemd, zoals IM van Connie Palmen dat wel doet, waar ook de gezichten van Connie Palmen en Ischa Meijer op de kaft staan. Voorin staat: ‘Dit boek is een gefictionaliseerde weergave van een leven vol fantasie, verbeelding en confettiregen.’

Wat zeer raakt en wat me wel al duidelijk was geworden voordat ik het las, omdat Splinter in talkshows al veel over het boek verteld had, eenmaal met zijn voltallige familie om hem heen:  zijn drie broers, zijn vader de schrijver Bart Chabot en ‘zijn mama’ zoals ze in het  boek genoemd wordt, een krachtige vrouw die het gezin van de Chabotjes vol dromers en schrijvers op koers houdt, is het volgende: Al is het nest waaruit je komt vol fantasie, vrijdenkend, speels, vol kleur... zelf accepteren dat je ‘anders’ bent, ‘Homo’ in dit geval, is een heel karwei, waar vele obstakels voor moeten worden overwonnen, je moet altijd de kracht hebben of ontwikkelen om te springen over horden. 

Omdat je er niet voor kiest om zó te zijn. LHBQT-enzovoort: je blijkt het te zijn, dat ontdek je, ondanks jezelf... Er is altijd iéts voor nodig, eer er een helder beeld van je zelf is en een tweede is ook nog in welke mate dat échte heldere beeld van wie je bent en hoe je leeft voor de ‘buitenwereld’ zichtbaar is. Bij Splinter wist ‘de buitenwereld’ het al lang voordat hij het zelf zag. Bij velen weet de buitenwereld het maar half of nooit helemaal en in een groot deel van de wereld moet je het verborgen houden. Zoals André van Duin al zei: Je kunt heel blij zijn dat je in Nederland leeft, in vrijheid. 

donderdag 3 juni 2021

Liedjes over regen

Wat een heerlijke manier om deze dag mee te beginnen: Met Sister Rossana Tharp die  in 1964 op een groot podium in de openlucht Didn’t Rain? zingt. Het is exact de sfeer en de entourage van Oerol, alleen is het meer dan een halve eeuw geleden en degene die zingt heeft een ouderwetse mantel aan, ze is zwart en je weet dat dit indertijd niet zomaar gewoon was, er was nog segregatie in Amerika, maar ze swingt en ze rockt en ze zit zo uitermate goed in haar vel.

Ze zingt over regen, maar ik beluister het in de zon, nu met lichte wolkjes af en toe door de blauwe lucht en er waait af en toe een koeler briesje. Voor vanmiddag is misschien regen en onweer voorspelt. Dan denk ik nu aan de regen die ook kan verlossen en louteren, zoals in het liedje ‘It’s raining men, alleluja!’ van de Weather Girls waar ik vaker springend en meebulderend op heb geswingd op de Franciscaanse Pinkstervoettocht, soms na werkelijk op de dag door harde wind en regen gewandeld te hebben. En dan de dag afsluiten met de handen die naar de hemel reiken: Absolutely soaking wet!!! 

Soms is de regen bevrijdend en dat is deze natuurlijk sowieso als een land gebogen gaat onder hitte en een verzengende zon en het gewas zozeer te drinken nodig heeft. Op Bali kwam de regen in grijze roffelende schermen naar beneden en daar is het zo vruchtbaar en groen en als de regen stopt dan ruikt het naar aarde en glanst al het blad. De regen is kort en hevig, er zijn geen langdurige muisgrijze kille dagen zoals dat in Nederland er zo erg kan zijn.

Dan zijn er nog die behaaglijke regenliedjes zoals I’m singing in the rain, met een dans rondom een lantaarnpaal en ‘Raindrops keep falling on my head’. Daar is elke regendruppel die valt een soort van zachtmoedige bevestiging dat je er bent, een aanmoediging om met elke druppel die jou aantikt, wakker te worden en het leven ook te vieren. 

woensdag 2 juni 2021

Bibberende lijn: a Perfect Day

Soms, nu dus, is het leven een bibberende lijn tussen heel erg fijn en ook wel verdrietig. Ik zit hier in de stilte van een intens groen fris bos, dat steeds meer ook beschutting geeft, een groene omarming in de zon, mild en schaduwrijk. Gisteren kwam om half tien in de ochtend een vos voorbijlopen, ik heb haar kunnen vastleggen in een foto die zeven seconden duurt tussen de struiken. Ze lijkt een jonge vos. Weer anders dan de stevige rooie die ik de eerste keren zag of de wat grauwe, gebrekkige die een beetje mank en wankel  lijkt te lopen die ik later zag in de buurt van broer Y. en ook buurvrouw A. zag deze bij haar in de tuin. 

De verschillende stadia van leven: misschien is de vos van de twee huidige foto’s er eentje die vorig jaar geboren is? Of groeien ze zo snel dat het er toch één  is van dit vroege voorjaar? Ik weet het niet. Ondertussen heb ik van mijn huis in de stad heel veel oude plastic bloempotjes mee genomen, die ik om geen enkele reden nooit weg kon gooien, tot deze reden: ze zijn nu de opgroeikamers van de zaadjes die uit Appies moestuinpotjes komen en de biologische tomaten- en paprikazaden van Bolster. Ik verpoot ze van de te kleine behuizing naar een grotere, en straks doe ik het nog een keer en dan kunnen er wellicht een aantal in de volle grond, zoals courgette, pompoen en wellicht vier andijvieplantjes en andere hoop ik te gaan opkweken in grotere potten. Het is een leuke en ook voor mij meditatieve bezigheid: het zien ontkiemen en groter worden van zaden.

Maar ook droefenis daalde in mij neer: van gemis en een nooit meer te keren vergeefsheid. Het blijkt dat Broer in de laatste maand van zijn leven nog e-mail naar  mij heeft gestuurd, maar per ongeluk naar zijn eigen adres. Terwijl ik in die tijd uitzag naar een bericht van hem, ook nadat ik hem een bloemetje had gestuurd. Ik hoopte zo erg hem nog een keer te zien... Ik dacht dat hij daar kennelijk niet de energie meer voor had en was dus alleen in mijn gedachten heel dichtbij hem... Hij heeft zeer waarschijnlijk geen extra gedachten gehad dat ik dus niet op zijn mails reageerde... maar we hadden elkaar ook nog kunnen ontmoeten en nu kan dat nooit meer...

Dat verwerk en herkauw je dan en toen kwam broer Y. aansteppen. Of ik bij hem kwam BBQen. Ja, leuk! En hij dronk eerst toch maar een Hoegaarden met pistachenootjes bij mij in de tuin. Tot diep in de nacht hielden we de warmte van de BBQ gaande door dennenappels die hij uit zijn tuintje geraapt had. Dat er zoveel vallen uit die ene boom. En wat gloeien ze mooi oranje en wat ruiken ze lekker naar hars. En zo teken ik deze dagen met bibberende lijnen. Het leven dat altijd bestaat uit verdrietig en mooi. Gemis en vervulling. Wat voorbij is en groei.  Onvolmaaktheid en momenten van volmaaktheid. 

Ik denk aan het liedje A Perfect Day van Lou Reed. Ooit zat het als oorworm in mij tijdens een snikhete dag aan de oever van de rivier in mijn stad. Ik kwam van de uitvaart van een dierbare. Sindsdien bezingt het liedje een perfecte dag, die tegelijk nooit de hele tijd perfect is. In de melodielijn en in de stem van Lou Reed zit ook een gebroken lijn. Ofwel een bibberende lijn. Ik zoek het op, heb ik daar indertijd geen blogje over geschreven? Ja, het was 22 augustus 2009. Ik noem het daar een ervaring van een drempel. Dat de wereld van de levenden en de doden bij elkaar kunnen komen. Geen wonder dus, dat ik nu weer denk aan dit liedje.