De wolf bij Roodkapje toont een tweeledig gezicht. De eerste keer ontmoet hij haar in het bos en hij wijst haar naar een ander veld vol bloemetjes. Roodkapje vertrouwt hem. Dan komt ze bij het huisje van grootmoeder. De wolf heeft zich verkleed en zal met deze list Roodkapje verslinden. Was Roodkapje misschien vanaf het begin te goed gelovig en vol vertrouwen?…
Ook in het verhaal van Franciscus van Assisi en de wolf bij Gubio, zijn er twee kanten aan de wolf. De mensen in Gubio zijn eerst bang voor hem, want hij is wild , hij verslindt de schapen en brengt dood en verderf. Dan maakt Franciscus deze tam, door hem te voeden. Er ontstaat vriendschap tussen de wolf en de mensen: voortaan voeden de mensen de wolf, op enige afstand van het dorp. Angst voor de wolf maakt alles onveiliger, je voelt je bedreigt, terwijl een soort van vriendschap sluiten voor alle partijen goed uitpakt.
Wat kunnen beide verhalen zeggen over de huidige wolvendiscussie? Misschien zijn alle dier-en milieuvriendelijken, die erop blijven hameren dat de wolf een beschermd diersoort is, wel een beetje als Roodkapje. Als de wolf zijn gang kan blijven gaan, ongestoord en ongehinderd, dan wordt je in het kleine Nederland uiteindelijk verslonden. In de Hoge Veluwe is al te zien dat het bestaande eco-systeem geheel verstoord is. Kleine dennen rukken op, ze worden niet meer opgegeten door de moeflons, die ongeveer op zijn.
Je kunt ook vriendschap sluiten met een dier door hekken te maken, waar schapen zijn. Good Fences make Good Neighbours, dichtte Robert Frost. Alhoewel er dan ook geen hazen, vossen, reeën en dergelijke meer door dat gebied kunnen wandelen. Opnieuw: misschien is Nederland te klein voor deze maatregel.
De wolf schijnt een nieuwsgierig dier te zijn. Dus als hij ervaart dat er vanuit de mens geen tegendruk is, dan komt hij tevoorschijn. Zoals hier in het bos, de vos. Tijs Goldschmidt vertelt in zijn nieuwste boek Wolven over het Ruiterpad over een situatie in Canada. (Of Alaska?…Ik kan het niet nakijken nu, ik las het in de boekhandel.) Men besloot er om wolven die te dichtbij het leefgebied van mensen kwamen, toch af te schrikken en erop te jagen. Zo zou er nog voldoende populatie aan schuwe wolven blijven en het voorkwam dat wolven nog tammer en ‘brutaler’ werden. Er bleek een grote ecologische vooruitgang te ontstaan: Doordat de wolf niet meer durfde te eten van jong wilgengroen bij de rivier, kwamen er meer bevers. Die bevers bouwden meer dammen in de rivier. Hierdoor kon de zalm beter zwemmen naar de geboortgronden en is er een groei van de zalmpopulatie. De wilde wolf zorgt dus voor meer wilde zalm. De tamme wolf veroorzaakt problemen.
Je zou kunnen zeggen: de mens ‘moet’ ook de eigen aard volgen: als de wolf te dichtbij het eigen leef en woongebied komt, vormt hij een gevaar. Als een wolf straks een kind ofzo aanvalt, zal de discussie in Nederland gauw één kant opgaan, dat wil niemand, denk ik. Hem voeden, zoals Franciscus dat deed, is niet de weg. Of toch wel? Symbolisch voeden en vriendschap sluiten: vangen en vervoeren naar plekken waar er ruimte voor hem is. Zodat deze ook de eigen aard kan volgen: rennen en jagen. Wél hekken plaatsen waar dat kan en ermee leren leven dat er dan tóch nu eenmaal ook ‘ongelukken’ blijven: dode schapen, die niet door de wolf worden opgegeten. Zoals een huiskat je een halfdode muis of vogel kan komen brengen.
Het sprookje Roodkapje en het verhaal van de wolf van Gubio uit de twaalfde eeuw, tonen dat er kennelijk altijd al interactie was tussen de mens en de wolf. De wildheid van de wolf trekt aan en stoot af. De tamheid van de wolf brengt hem dichtbij de hond als huisdier. De pianist Hélène Grimaud fokt wolven en heeft een opvangcentrum voor hen, bij haar huis. Ik heb het idee dat iets van die wilde wolf ook te horen is in haar gepassioneerde pianospel en dat is mooi. Het intrigeert mij dat iemand twee uitersten van het spectrum elke dag beleeft: natuur en cultuur inéén.