dinsdag 31 mei 2022

Over Het Zelf

In mijn stadshuis had ik een nieuwe ervaring, die ik nog steeds een beetje aan het verwerken ben: een oud zelf, dus eigenlijk een jóng zelf, degene die ik was toen ik student was, kwam héél dichtbij. Sterker nog: ik voélde mij af en toe degene en daarbij hoorde ook het  gevoel dat ik nog een hele toekomst voor mij had, dat je nog jong bent (dus), dat er nog zóveel te ontdekken is.  Ook ervaringen uit die tijd kwamen binnen, alsof ze gisteren gebeurd waren, compleet met een soort van zoekende onrust die daarbij hoort.

Het moet komen omdat ik een week lang in mijn eigen huis was, dat tegelijk was ‘overgenomen’ door een slordig studententype, met een leven waarin nog zoveel oningevuld is. Iets in het ‘mechanisme’ van mijn brein werd aangezet, en als dat een te technische verklaring is, dan: iets in de humuslagen van dat hele bodemleven onder je hersenpan kwam weer naar de oppervlakte, zichtbaar, zoals een regenworm tevoorschijn kan komen als je in de grond woelt.

Ik ben zelf helemaal niet netjes, maar nu was het aanrecht zó vol allerhande spul, van lege eierschalen in een mok, koffie die uit een te vol ouderwets koffieapparaat met filter was gelopen, zodat het aanrecht aangekoekt en bruin was gekleurd, vuil bestek en borden, al gebruikte pannen op fornuis en in het aanrecht, enzovoort. Het was als toen ik de keuken inliep in de studentenflat, omdat je van plan bent om iets voor je te koken, maar ik dan na één aanblik dacht: nee toch maar niet, ik kuier lekker naar de Mensa en laat mij iets voorschotelen. Dit dacht ik dus ineens letterlijk, in mijn stadskeuken in de buitenwijk, helemaal niet op  loopafstand van de universitaire mensa.

Dan was er de douche die je deelde met gang-genoten, waar je elke keer een beetje voor de keuze stond: ofwel die eerst wat schoonmaken, voordat je zelf gaat douchen, óf eroverheen kijken. Net als over de talloze schoenen die overal op de grond stonden, halfgeopende en leeggegeten verpakkingen van chocola e.d. Mijn strategie was meestal; eroverheen kijken en dat was nu ook zo, het was nu zelfs veel bewuster: Nee, ik ga niét met een doekje over het aanrecht, ik gooi geen dingen in de afvalbak,  het is zíj́n huishouden. En iets in mij groef, klaarblijkelijk daardoor,  in een week tijd, dat gangetje naar dat oude, jonge zelf.

Nu vraag ik mij af, of exact dít de reden is, waarom mensen plekken van vroeger bezoeken of steeds ergens naar terugkeren: niet uit nostalgie of om een herinnering te eren, maar om je zelf weer even precies degene te voelen, die je toen was. Dat dit ongemerkt dan gebeurt, maar dat het toch een verjonging betekent van je ziel, je geest, je hart; dat het je daarom goed kan doen, om dat te doen omdat je een ouder zelf weer kan ankeren in een jongere.

Nu ben ik wel een gewoontebeest gebleken: ik keer terug naar plekken. Zoals naar  Venetië, en nu, bijna weer toepasselijk, naar Terschelling en Oerol Wat is het moment dat ik écht wíl gaan? Bijna op de automatische piloot begon ik al voorbereidingen te treffen, want het kan weer na Corona, maar tegelijk was ik niet speciaal al nieuwsgierig naar het programma. Het uitzicht in het bos vanuit de tent, wat mijn favoriete verblijfplaats  was, heeft ook niet dezelfde bekoring meer, vanuit mijn boshuisje…  Ik dacht al naar een andere campingplaats te gaan, die meer de sfeer van de duinen heeft. Iets in mij vraagt zich ook af, of wonen in mijn boshuisje niet ruimschoots en een groot deel van de Oerolervaring vervangen heeft? Een nog open vraagteken.

Vandaag keek ik voor het eerst naar het programma van Oerol, dat dus alweer bijna een week online is. Dat brengt mij meteen terug naar die keten van zelven, aaneengeregen, van bijna 25 jaar, zoveel ervaringen … Wellicht wil ik dit toch wel weer tot leven wekken om mij ook weer jong te voelen, zoals in mijn stadshuis. De hele plattegrond, de bouwtekening van deze perceptie zit, realiseerde ik mij ineens in dat éne liedje van John Denver: ’Looking For Space’: On the road of experience, I,m trying to find my own way…and I ‘m looking for space, and to find out who I am, and I’m looking to know and understand…. it’s a sweet, sweet dream, sometimes I’m almost there… then I look in the center, suddenly everything’s clear, I find myself in the sunshine and my dreams… Dit is meer dan een lijfliedje: dit liedje van de lp 'Windsong' uit 1975 werd de gebruiksaanwijzing van mijn leven: zó doe ik het. 

Maar nooit geweten tot nu, dat die ruimte volkomen letterlijk de ruimte is waarin ik mij bevind. ‘Ruimte’ had tot nu toe een symbolische betekenis. Maar het is van materie: Hoe die ruimte je gevoelens, je verlangen en je dromen vormgeeft. Er is niet zoveel echt van je zelf. Dat zelf wordt bepaalt door de ruimte waarin deze zich bevindt. Ik zie gepijnigde gezichten op foto’s van vrouwen in een kapotgeschoten stad in Oekraïne, ze koken op straat, met houtjes gestoken tussen opgestapelde stenen met een rooster erboven, het zou zomaar een deurrooster kunnen zijn, bedoeld om je voeten vooraf te vegen, zodat jouw huis schoon blijft. Maar ze hebben geen huis meer. Geen woorden meer voor alles wat er aan je gebeurd, pijn in alles die je bent en ‘gewoon’ doorleven… Zo zou ik mij ook voelen als ik daar was. Maar dit zelf zit nu comfortabel bij een kacheltje in het bos, terwijl er wat zachte regen op het dak tikt en ervaart de luxe van zomaar wat te kunnen mijmeren over Het Zelf.

maandag 30 mei 2022

Hardnekkige groei

Zo. Nou heb ik net een grote vingerhoedskruid uit het bos gegraven, ongeveer 200 meter hiervandaan, schepje mee en een boodschappentas van de Lidl. Ik weet niet of dit een legale actie is, of dat dit eigenlijk niet mag. Dus voor de zekerheid, (nou ja!)… deed ik het tijdens de Nederlandse etenstijd, iets na 18.00 u, alhoewel hier de hele dag maar twee mensen en twee auto’s voorbij zijn gekomen. 

Fijn om weer hier te zijn. Gras voor het eerst gemaaid en in het kasje stond de basilicum, jonge sla en tijm er nog goed bij, maar de dille was wat verdroogd, maar komt nu toch weer op. De vier maïskorrels, elk gepland in een aparte pot, waren bij vertrek , twee weken geleden , enkele sprietjes, nu alweer 20 cm hoog ofzo. Ergens onderweg op de fiets zag ik ook een maïsveld, waar dit de hoogte was. Zouden hier nou straks stevige dikke planten staan, met daarin ook weer maïskolven? Ik blijf een soort van ongelovige Thomas, maar je kunt ook zeggen dat ik de voortdurende groei van al dat levend groen, zo hard, zo snel, ongelofelijk blijf vinden.

Om weer helemaal in de bossfeer te komen lees ik The Fellowship of the Ring, geleend van huisgenoot en  eerder leende ik The Hobbit, die hij dan vervolgens in twee dagen nog eens herleest, nadat ik er enthousiast over was, ik had deze nog nooit gelezen. The Lord of the Rings, wordt de derde keer, als ik alles nu weer lees, te beginnen als tiener. Bij The Hobbit kon ik er niks aan doen: ik zag geen dwergen en hobbit Bilbo vechten met de draak, uitgebreide gevechtsscenes werden beelden uit de oorlog van Oekraïne en Bilbo werd Zelensky. Een Britse wetenschapper zei in een podcast dat je kunt zien dat alles van hem in real time is opgenomen, omdat zijn baard steeds maar groeit. Bewust door hem zo gedaan, meende ze, en het wordt vast een hele happening als hij deze afscheert. Bij het winnen van de oorlog, impliceert dat… zou hij zijn baard laten groeien tot zeg, bij zijn navel? … Of is hierbij dus de analyse dat de oorlog niet al te lang meer zal duren?

Ik luisterde ondertussen naar een Oekraïense componist; Valentin Sylvestrov. Rustige, stille pianoklanken met vleugjes onvervalste romantiek en speelse stroomstootjes. Muziek waarvan je je niet kunt voorstellen dat deze in oorlogstijd gecomponeerd kan worden, is dus ook niet zo, deze muziek was er al.  Ik blijf het zo ongelofelijk vinden, die oorlog… Vooral dat je er gewoon aan went, het een ver-van-mijn-bed-show wordt en dat ik niet bij machte ben om dit proces in me zelf  te stoppen. Want in mijn groei-omgeving zit geen oorlog, andere dingen prevaleren. De groei van het leven, de niet te stuiten beweging, die besloten zit in het levend organisme dat je zelf bent. 

vrijdag 27 mei 2022

Warme achtertuin. Ocean Vuong

Buiten mijn stadstuintje waait een koude wind. Dat hoor ik aan het harde ruizen van de populieren  in het park erachter en dat voelde ik toen ik langs het gangpad liep, om de omgewaaide plastic gele kabouter weer recht  te zetten in de voortuin en oud papier in de papiercontainer te gooien. Huisgenoot is vandaag werken, heeft de voordeursleutel meegenomen, en de deur op slot gedraaid, dus daar kan ik niet door. Ik heb een aangename dag, windstil en warm in de achtertuin, de eerste keer weer eens alleen in dit huis, dat van binnen vooral ook een chaotisch studentenhuis is geworden, behoudens mijn eigen sfeer, waardoor ik het toch wel oké vind. 

In de tussentijd van mijn afwezigheid uit het boshuisje, ik heb wél erg veel zin om daar weer te arriveren, heb ik een dichter ontdekt, met Vietnamese en Amerikaanse invloeden: Ocean Vuong. Zijn voornaam dankt hij aan zijn vader, die bezwoer dat wanneer hij en zijn vrouw veilig over de oceaan, uit de Vietnamese oorlog in Amerika zouden aankomen, hij zijn kind ernaar zou noemen; het water dat hen droeg. De moeder van Ocean had in Amerika een nagelstudio, maar is achter in de vijftig aan kanker overleden. Één gedicht beschrijft dit aan de hand van een ‘droge’ opsomming van de boodschappenlijst van zijn moeder van anderhalf jaar. Zijn nieuwste gedichtenbundel Time is a Mother, gaat volgens de recensies over de rouw om zijn moeder, maar het gaat voor mij over dat hele leven: vol contrasten, rauw en teder…

Het gebeurt mij maar zelden: je leest één gedicht, het was The Bull, gepubliceerd in de New York Times, en een stem, woorden, beelden, ze komen als een hamerslag binnen, alsof je rechtstreeks iemand ontmoet en je met degene onmiddellijk verwantschap voelt. (Ik had het eerder bij Anne Sexton en Vasalis en Marianne Moore en Kavakis, om er enigen te noemen, maar ik stop daarmee, want in die memory-lane worden het er snel meer.). Ocean Vuong bewerkstelligt dat wat haiku ook doen: meteen een ervaring dat de beschrijving van iets allerdaags, je naar het hart van het leven leidt, iets raakt wat wezenlijk en vitaal is.

Al lezend kom ik erachter dat hij homoseksueel is, hierover ook zeer pregnante en lichamelijke beelden, en het aardige vind ik dat ik dat in recensies niet genoemd zie worden. Dan kun je daarover constateren dat het geen extra issue meer is, en een gewoon deel is geworden van een beleefde werkelijkheid die voor iedereen toegankelijk is. Ook de herinnering aan de oorlog van zijn ouders en hoe dat ook zijn gevoelsleven beïnvloedt…Het doet vrezen hoe,  zolang als ik leef  de stem van Oekraïne zal klinken en ook ver daarna. Soms denk ik dat ik nu dezelfde ben, als die vrouw die elke week de was ophing langs de spoorlijn en de goederentreinen voorbij zag komen in de Tweede Wereldoorlog… Jouw leven gaat gewoon dóór, want mijn leven is niet die van een ander…

Ocean Vuong dus. Ik zocht om iets van hem te citeren, dat is misschien het veelzeggends, hem zelf te laten spreken. Maar het lukt mij niet, want de beelden die van zin naar zin verspringen en met elkaar gaan echoën, dat maakt de kracht uit. Heel sensitief, heel dicht op de huid, verspringend van nu, naar toen hij kind was, naar de tijd van de dinosauriërs, de tijd van de winter, vlak voor het sterven, vlak erna…  ik noem maar wat. Zoiets als hier in de zon zitten tussen het getjilp van de mussen, zo meteen opstaan en wegfietsen, mensen zien en weer afscheid nemen, gaan slapen en hopelijk weer ontwaken; dat dit leven is, de gedeelde ervaring van iedereen en toch uniek, ook alleen maar van mij. 

donderdag 26 mei 2022

Natuurbegraafplaats

‘Voor wie moet je daarheen?’, vroeg de man die met zijn iPhone die aan zijn fiets bevestigd was, mij via het schermpje aanwees, dat het nog 9 minuten fietsen was, en dat ik dat nog net kon halen, want het zou er om 17u sluiten. ‘Hoe kan dat nou?!’ dacht ik hardop, ik had nog op de website gekeken en kon niks vinden over openings- en sluitingstijden. Hoefde ook niet, dacht ik erbij, het gaat om een natuurbegraafplaats, dus het zal wel altijd toegankelijk zijn. Bij aankomst bleek dat de receptie wel open en dicht ging, maar ik kon vrij gaan wandelen. 

‘Voor mezelf!’, had ik geantwoord. Iemand had me ooit gevraagd of dat niet iets voor mij zou zijn, om daar begraven te worden, dus, om de nieuwe fiets wat uit te proberen, nu kon het nog, want zaterdag ga ik weer naar Hoenderloo, leek dit mij een prima bestemming. Even kijken of de sfeer mij bevalt. Niet dat het mij wat uitmaakt wat er met mijn lichaam gebeurt na mijn dood, ‘Gooi mij maar in de klikobak’: aan die woorden denk ik dan altijd, ze zijn van R. een vrijwilliger in één van de wijkcentra, die ik goed leerde kennen. Dus je doet het omdat je dié aarde de mest die je wordt gunt, en de organisatie eromheen het geld om de omgeving goed te beheren, en de nabestaanden die de uitvaart moeten regelen, een puzzelstukje minder, als je dat deel al geregeld hebt…

Welnu: ik wil daar niet liggen, op de natuurbegraafplaats bij het landgoed van de Mookerheide. In ‘oosterse-zweverige’ termen: de Feng-Shui voelde niet goed. Het bosterreintje is ingesloten door het rommelige dorp Molenhoek aan één kant, het slot Mookerheide dat in revisie is, ernaast, de Heumense en Mookse schansen; verdedigingswerken uit de 17e eeuw, en een tuin- en kassencomplex, ook in een hernieuwde fase, meeliftend dat het nu erg in is om nu biologisch geteelde dingen te eten en te genieten, je kon in de ochtend anderhalf uur langs komen, voor eventuele oogst. Die natuurbegraafplaats leek hier erbij geplakt te zijn, dwars door een jog- en wandelgebied, je mocht er ook doorheen fietsen en overal hoorde ik iets van een tractor en vaag verkeer.

Ik zag nergens tekens van graven, dat zou dan eenvoudig op hout gegraveerd zijn, wel jonge bomen her en der, die kon je op aanvraag en een meerprijs bovenop je laten planten. Dus onder elke jonge boom ligt wellicht, in een verder rommelig, glooiend en met kuilen gebied, een mens. Enkele paden gingen een donkerder bos in, ik vond het wat ‘unheimisch’. Terwijl je op de omgekeerde ervaring hoopt. Er waren twee plekken met zeilen ‘taupes’, heet dat geloof ik: tent-achtige overkappingen met eronder houten bankjes van boomstammen en een kisten-katheder, waarschijnlijk om daar een viering ofzo te kunnen houden. Daar moeten de nabestaanden  dan wel naartoe kunnen hobbelen en zitten zonder zitcomfort. Waarna het lijk naar de plek gebracht wordt om je in de grond te stoppen, die plek kun je zelf nu al uitzoeken en vastleggen. Ineens dacht ik, dat ik het misschien wel net zo gezellig vind om gewoon naast elkaar, met Jan en allevrouw aan de rand van de stad te liggen. Want als nabestaande vind ik het ook wel iets troostends hebben, zo’n begraafplaats, dat je ziet dat er zoveel mensen rouwen om die er niet meer zijn, van alle leeftijden en er zoveel graven verzorgd worden…

Enfin. Een natuurbegraafplaats blijft mij ook wel aanspreken, omdat het natuurlijk (!) wel het milieuvriendelijkst is. Ik kwam er ook eentje tegen ergens rondom Hoenderloo, op de Veluwe. Mocht ik nog een tijdje leven in mijn boshuisje, dan is deze omgeving misschien een betere plek. Ik zal er eens  op onderzoek gaan. Ook raar, dat je op een leeftijd bent gekomen, dat het passend wordt, dit alvast te regelen…Het motto en de wens bij leven blijft dat sprookjeseinde: En ze leefde nog lang en gelukkig. 

woensdag 25 mei 2022

Ik en de techniek. Amsterdam.

Het is vreselijk gesteld in de verhouding tussen mij en de techniek. Of misschien preciezer: tussen mij en de telefoon. Want met mij en iPad gaat het uitstekend. Daarmee lukt mij alles: reizen boeken, mooie verblijfplaatsen, en ik vond daarmee mijn boshuisje. Maar de telefoon? Het lukt mij niet eens om daarmee een sms te openen,  en ik word alleen al met dat ding in de hand, héél zenuwachtig. De verzachtende omstandigheid is, dat mijn fijne coördinatie niet goed is, dus alleen al die kleine bewegingen op zo’n klein schermpje, zijn een crime.

Na eerst een robot aan de lijn te krijgen, ook al iets wat ik zó vervreemdend en akelig vind, kreeg ik na de procedure die er in dat ding besloten ligt, tenslotte: 'Hebt  u nog een vraag?' ‘Ik wil een mens aan de lijn krijgen!’ riep ik bijna wanhopig, en toen werd ik doorverbonden. Om te regelen dat ik een duplicaat van mijn verlopen OV-kaart kon kópen. Tja, het was mij al gratis per post verzonden. Niet ontvangen?  ‘Dat zit dan bij Post.nl, daar kunnen wij niks aan doen.’ Wél had ik bij de servicebalie eerder verkeerde info gekregen, waardoor ik een nieuwe persoonlijke OV-kaart had besteld, waar alle oude gegevens, zoals de vrije 'keuzedagen' op zouden worden overgeheveld. Nee, zei de vrouw gisteren achter dezelfde servicebalie: je had een duplicáát moeten bestellen,  nu heb je een neutrale gekregen.  Dus. ‘Waar moet je vandaag heen?’ vroeg ze. Ik had geen plannen, maar zei 'Amsterdam'. En toen kreeg ik een dag vrij reizen met het OV, als schadevergoeding voor het doorstane ‘leed’.

En zo stond ik anderhalf uur later ineens in Amsterdam! Dat was misschien wel sinds tweeënhalf jaar. Wat genoot ik van mijn lievelingsstad van Nederland. Al dat water, de fris groene bomen langs de grachten, het soort van mensen, zowel de Amsterdammers, als de internationale sfeer. Alhoewel ook dorps: het leek wel of de hele binnenstad autovrij is gemaakt, wat een verademing, en geen harde toeristenstroom… wegens de verschillende toestanden in de wereld… Wat overbleef waren voornamelijk jonge mensen. Misschien is dat bij de musea anders, die heb ik niet gezien, ik boemelde. En beëindigde de dag op een bankje in de avondzon bij de Noorderkerk aan het water met een Japanse sushi-achtige maaltijd met verse aardbeien toe, uit de Ekoplaza Foodmarqt. Wát een fantastische, onverwachte dag! 

Bij thuiskomst bleek huisgenoot net van te voren een mail gestuurd te hebben 'Het is nu bijna donker, je zult wel ergens zijn aangekomen?’ Die wist niks anders dan dat ik naar de fietsenmaker was gegaan en dat ik daarna wellicht even naar de stad ging. Afhankelijk van hoe erg de schade zou zijn. Die viel mee, ik kon wachten op de reparatie en sprak met een medewerker die helemaal KOGA-fan is, de fiets waarop ik nu rijd (en onze  premier ook, las ik net), een buitenlandse naam voor een Fries bedrijf uit Heerenveen.  Jouw fiets is helemaal onderhoudsvrij!, zei hij. Daarom dat die een open frame heeft. Je hoeft alleen af en toe met de tuinslang langs de tandwielen (dat wordt bij mij dus een gieter). Ik heb namelijk een riem gemaakt van carbon, zit ook rondom tanks, in plaats van een ketting. Heb ik ‘per ongeluk’ het nieuwste en het beste qua fiets-techniek …

maandag 23 mei 2022

Hectische week

Het bos is een soort van groene klank- en kijkkast in aardtinten waar alle vogelgeluiden de diepte aangeven en het geluid van de snelweg, soms, je zegt dat dáár ergens het menselijk leven is. Hier, in het stadshuis begint om 5u in de ochtend vlakbij het raam de eerste mus te kwetteren en die vindt bijval van de hele mussenkolonie. Ik hoorde Afrikaanse muziek uit een HAT-eenheid vlakbij en vond dat wel leuk en mijn huisgenoot vroeg meteen welke boodschappen er nodig waren om het weekend mee door te komen, Eerst is er de laag van fietspadgeluiden en schoolgeluiden en daardoorheen hoor ik brommers en ook auto’s. De bebouwde kom geeft een geheel andersoortige klankkast en  dynamiek.

Buiten het bos genoot ik op de fiets: allereerst door het Duitse vlakke platteland naar de rivier in Nederland naar Millingen aan de Rijn en de Millingenwaard. Nederland op haar lente-mooist: dat hele patroon van dijkjes, gele koolzaad, schermbloemen, een molentje, aangelegde lanen met populieren, koetjes bij een waterplas, boterbloemen in de weiden en in de Millingenwaard die typisch Nederlandse combinatie van aangelegd landschap gecombineerd met een poging om authentieke natuur terug te brengen. Het was alweer bijn  tien jaar geleden dat ik er geweest was: toen zag ik een bever zwemmen en aangeknaagde bomen.

De dag erop fietste ik naar de Bisonbaai bij Ooij voor een fijne luier en leesdag bij het water vlak achter de rivier met wilde paarden en uitzicht op de bomen die in mijn boshuisje op een foto op aluminium een koe-alleen in het licht zetten. Door het licht van buiten het boshuisje staat die koe tussen de bomen door de zilverachtige spiegeling van de ondergrond dus in ochtend-, middag- en avond-licht. Ik vind het leuk dat mijn werelden met elkaar echoën: zo hou ik in het bos ook de herinneringen aan de rivier en het water vast. 

En toen gebeurde het: mijn fiets bleek gestolen, dubbel vastgeketend bij de fietsenstalling. Ik kon het eerst niet geloven: er stonden talloze vergelijkbare e-bike’s, maar ik was er al, nét voor de drukte…Paniek en vreselijk balen: hoe kwam ik allereerst nog voor het donker werd,  bij de boerderij in Kranenburg,  de moestuin moest besproeid worden? Hoe moest ik verder, letterlijk, fiets is mijn enige vervoermiddel? … Welnu: er blijken heel aardige mensen te zijn, die mij gratis met de bus lieten gaan, een mondkapje gaven, dat bleek nog te moeten in een Duitse bus, een jongeman gaf mij zomaar €1,10 toen bleek dat de 5€ cash niet genoeg was voor de rit de volgende dag naar Nijmegen.

Want dat deed ik: de volgende dag een fiets scoren, hopen dat ik met een nieuwe fiets weer naar Kranenburg kon en gelukkig was ik verzekerd. Ja, dat lukte: een fiets met een vergelijkbaar model, dat heet dan ‘lage instap’ en een ‘middenmoter’. Drie kilo lichter dan de vorige, dat geeft een andere fietservaring, ik meende de motor wel iets meer te horen door het open frame, wellicht, maar het geheel leek ook meer mee te geven.

In mijn stadshuis was ik even helemaal klaar met fietsen, ik kwam aan en ben meteen de tuin in gedoken: er was nog zoveel op te ruimen na die storm, de klimop had veel bruin blad gegeven en huisgenoot rookt alleen zijn sigaretjes buiten en had de nieuwe beukenhaag van water voorzien, die al twee keer zo hoog en helemaal groen was. Op dit moment hoor ik hem langs het huis lopen, verschillende klikobakken vullend met de gigantische berg aan zooi van de ooit oude oerwoudomheining. 

Dus ik werd wakker met spierpijn, maar kon het toch niet laten om de hele dag die volgde, de tijd vergetend, een oude halfomgewaaide schutting recht te zetten en nieuwe stukjes schutting te vlechten, wildernis weg te werken met het resultaat van een nieuw vogelbadje in het midden met stenen eromheen en met Franciscus en een engeltje die tevoorschijn kwamen onder de takjes, die toekijken. En Boeddha heb ik een nieuw heuveltje gegeven en daarnaast is er nu ook een nieuw zithoekje door mijzelve gecreëerd. Tegen de buurman zei ik dat alhoewel ik helemaal woon in mijn boshuisje, zo bezig zijn in deze tuin wel lekker is, dat kan in het bostuintje niet en ik natuurlijk toch ook wel hier woon als ik er ben. Tegen mijn huisgenoot  zei ik, die het resultaat van mijn inspanning wel kon waarderen: ‘Zo had ik het me ook ongeveer voorgesteld’, dat hij er dus meer van zou genieten dan ikzelve.

Denk je dat het fietsenleed daarmee voorbij is. Maar nee hoor: ik fiets hier weg naar het feestje van de moeder van mijn huisgenoot, eerder dan hij, en toen sprong de snelbinder achter in het achterwiel (het ging nog door mij heen dat deze wel erg vlug voor mijn ogen van een andere nieuwe fiets in de winkel op de mijne werd bevestigd). Alles zit vast, fiets deed niks meer. Wéér een heel aardige voorbijganger die in alle rust mij hielp om het zo te fixen dat de riem weer op het tandwiel liep en een vreemd losgekomen ‘iets’ met een vetertje dat nog aan mijn tasje zat geknoopt niet in de weg zit. Maar de fiets stond op de lichtste versnelling en dat bleef zo… en de motor deed zo goed als niks meer. Huisgenoot duwde me op de terugweg op de kaarsrechte stukken vooruit, na een gezellig feestje met zes liedjes en een kleine polonaise. ('Die voerde jij goed aan!, zei iemand later tegen mij), op de melodie van ‘Ik ben blij dat ik je niet vergeten ben’ van Joost Nuissl. Echt zo’n oude nostalgie feestelijke klapper. 

De boekenclub deed het derde liedje, waar iedereen inhaakte en meezong met het refrein op ‘My Bonnie is over the ocean’, begeleid door S. op de piano, de jongere broer van huisgenoot. Ik had het liedje, per ongeluk, in tien minuten geschreven en dát we het uiteindelijk gingen zingen had nog wel wat voeten in de aarde. Maar dat is een ander verhaal van de afgelopen week vol hectiek. De fietsenmaker is vandaag gesloten. Een lege dag strekt zich voor mij uit in het stadshuis, de dag waarop ik anders wellicht terug gefietst was, naar mijn boshuisje, naar de stille groene klankkast.

dinsdag 17 mei 2022

Gek op egels

Twee jaar geleden, tijdens de eerste periode van de lockdown, toen ik letterlijk alleen maar achter in mijn tuin zat, ook de boodschappen werden voor mij gedaan, waarvoor ik nog altijd dankbaar ben, kreeg ik gezelschap van een egel met haar jong. Ze trippelden weleens voorbij en ik hoorde ze gedurende de dag regelmatig niezen in de bamboe. Achteraf was dat heel opwekkend, realiseer ik mij nu, doordat ik het boek: Gek op egels van Hugh Warwick heb gelezen. Ik wist dat ik niet alleen was, ook al zag ik geen mens.

Dat boek lag hier, ik zou het in de bieb ook meteen meenemen, maar zou er zelf niet opkomen om het te kopen. Dat niezen wat ik hoorde, dat is dus omdat egels hiermee vochtigheid in de lucht brengen, zodat ze beter geuren kunnen opvangen. Hun reukorgaan is voor hen heel belangrijk. Ook leer ik dat egels heel verschillende karakters kunnen hebben. Er zijn er die vriendelijk zijn, andere brutaal, de ene kan heel behoudend zijn en alleen maar in een klein kringetje een dagelijkse gang gaan, maar er zijn er ook die, meestal gedurende de nacht, kilometers ver gaan zwerven, alle richtingen op.

Hugh heeft onderzoek naar hen gedaan, door ze met verf te markeren, maar ook door kleine lichtjes aan ze te hangen. Een leuke anekdote is, dat een vrouw die op het platteland woonde, midden in het onderzoeksgebied, hem smeekte om die lichtjes zo te laten, want zij genoot elke avond van een feestelijke beweging, als een dans, in haar uitzicht, ze kon er niet genoeg van krijgen. Zóveel egels waren er dus actief, zo bleek. Helaas kon Hugh niet aan haar wens voldoen, want elk lichtje kostte best veel.

Het is een heel Engels boek (A prickley affair, my life with hedgehogs is de oorspronkelijke titel en die vind ik al zo’n Britse toon hebben), waar Hugh de liefde voor de egel, die door het gehele Verenigd  Koninkrijk en ver daarbuiten aanwezig is, ook verklaard door Beatrix Potter waar Mrs Tiggy-Winkle, een egel, een van de persoonlijkheden is. Toevallig kwam Beatrix Potter, die ook wetenschapper blijkt te zijn, ook bij mij onlangs binnen, omdat op de eerste pagina van Peter Rabbit, moeder konijn haar kinderen waarschuwt om voorzichtig te zijn omdat hun vader immers eindigde in een stoofpotje. Wég was mijn beeld van zoetsappigheid van deze dierenverhaaltjes, het betrof hier een weduwe met haar kinderen.

Andere leuke weetjes die me nu zijn bijgebleven, zijn dat Brian May, de gitarist van Queen, ook een grote egel-fanaat is, zelfs op het activistisch af, terwijl deze ook astro-fysica heeft gestudeerd. En John Taw, de acteur die Inspector Morse speelt heeft ooit een heel grote donatie aan de egel-organisatie gedaan, op aanvraag van een vrouw, die dat spontaan deed, omdat ze het idee had, dat John Taw vast wel een aardige  man was. Tot haar verbazing kreeg ze ook een uitnodiging voor zijn begrafenis.

Maar de mensheid blijkt omtrent egels héél verdeeld: er zijn er ook die ze als ratten zien, die alles vernielen en opeten, met name de eieren van vogels. Op één van de Orkney-eilanden is een ware hetze tegen ze ontstaan, met een prognose dat er wellicht 10.000 egels op het eiland waren die de variëteit aan vogelsoorten drastisch had doen dalen. Uit onderzoek bleek dat er eerder 500 egels op het eilandje waren en dat de vogelstand waarschijnlijk zo gedaald is, omdat er aan de kust aan overbevissing werd gedaan.

In Nieuw Zeeland zijn egels heel opzettelijk geïntroduceerd in het eco-systeem. Dat je konijnen en herten introduceert kun je begrijpen, voor de jacht en de eetbaarheid. Alles in Nieuw Zeeland komt van ‘overseas’, zoals men het daar noemt, en tot mijn verbazing groeien er daar dus gigantische grote dennenappels van 15 cm,  puur door het andere klimaat, maar ze zijn oorspronkelijk klein, uit de Europese bossen. Maar waarom de egel? Alhoewel die ook wel gegeten worden, daarover wordt al geschreven in de 17e eeuw. Hugh Warwick geeft als verklaring, dat het pure liefde is. Men is gehecht aan de eigenzinnigheid en zachtaardigheid van dit wezentje en immigranten wilden een thuisgevoel creëren aan de andere kant van de wereld.

Egels kunnen best veel lawaai maken, dat klinkt als gepraat en gestommel, veel mensen hebben loos alarm naar de politie gedaan omtrent inbrekers, en bij mij kwam de herinnering terug, dat ik in die lockdown lente-zomer ook vaker wakker was geworden, wat klonk naar mensen vlakbij. Ik dacht erbij: dit zijn geen inbrekers, want die zouden stiller zijn. Tegelijk wist ik dat het ook geen jongeren waren in het gangpad, want ik hoorde geen gelach. Pas nu weet ik dat het die egeltjes waren, want hun nest zat in een  hoek verstopt, onder mijn tuimelraam, in de donkerte van de zware overhangende bruidsluier, die nu verdwenen is.

Egels kunnen héél slordige, bijna tijdelijke nesten bouwen of héél degelijke met zelfs iets van klimaatbeheersing. Die in mijn tuin was vast iets van tijdelijke gasten. Of het was een extra buitenverblijf. Want ik wist al dat een buurvrouw verderop al jarenlang egels in haar tuin had, die ze ook voerde met kattenbrokjes. Toen ik haar onlangs even sprak, begon ze eruit haar zelf weer over. 

Mijn liefde voor egels dateert uit 2011, zie ik terug in het blog. Aangestoken door U. uit Dresden, die in zijn volkstuin in Dresden een egel-onderkomen had gebouwd. Dat heb ik ook nog geprobeerd in mijn achtertuin, maar een egelfamilie bleef uit. Doordat ze al bij die buurvrouw woonden, bleek. Toen vond ik Knuf, de egel bij een boom in het Goffertpark op Koninginnedag. En Knuf kijkt mij nu elke avond aan, in mijn bedje in het boshuisje. Zo is de liefde bij Hugh Warwick ook begonnen. Hij keek een egel direct in de ogen en viel toen, als een blok.