Op deze prachtige lentedag, op deze idylische plek, het klooster, zit ik binnen en typ hier een blogje. Ik ben nu degene die alle signalen van buiten opvangt: de telefoon en de buitenbel.
In de tuin en onder de bomen van het bos, staat het wit van de sneeuwklokjes. Enkele piepkleine hemeslblauwe boshyacintjes staan onder het beeld van St Michael: de lievelingsheilge van Franciscus van Assisi: een jonge, vitale man in de kracht van zijn leven die een draak verslaat.
Gisteren heb ik er al het oude herfstblad en verrotte eikels verwijdert en zijn neus schoongepoetst, er zat een modderveeg op. Het is mijn lievelingsbeeld in de tuin, omdat er zoveel draken zijn in onze tijd: onechtheid, onrust, een wereld van glitter en glamour, prestatiedwang. Vermorzel ze!
In het hart van de open paarse crocussen zoemen de bijen, 3 buizerds cirkelden rond in de strakblauwe lucht, een rood botanisch tulpje heeft zich tussen de boomwortels naar boven geworsteld, de narcissen staan op ontbotten. Moortje, de poes vlijt zich kwijlend tegen mij aan, ze heeft deze week een jonge torenuil verschalkt en zich 3 dagen op zolder terug getrokken om de buit in haar zwarte buikje te verwerken.
"Zo heeft alles 2 kanten", zei een gast uit Amsterdam. Lieve Poes is ook Roofdier.
Het klooster is van buiten een idylle. Stilte, eenvoud, hartelijkheid. Maar van binnen is het ook bloed, zweet en tranen.
De poging om op een plek als deze, tóch te blijven geloven in één hart, één geest, één liefde zie ik terug in de architectuur van het gebouw en vooral in de klok uit de 17e eeuw, die de tijd hier bepaalt: het grote raderenwerk boven geeft, via een ingenieus stangenstelsel door muren en plafonds, ook de tijd in de keuken aan, in de vierkante kloostergang, de refter en de buitenklok die op de tuin uitkijkt, naast de zonnewijzer.
Elke dag wordt deze handmatig opgewonden. Elk kwartier slaat het 1 hoge toon, elk half uur en uur het aantal slagen dat het uur telt. Zonder deze klok geen dagorde. Zonder zelfverkozen dagritme, geen kloosterleven.
Vanochtend in het koorgebed zongen we:
Tijd vloeit ineen; verleden wordt heden,
toekomst wordt nu, maar altijd blijft het Woord:
herrinnerd te worden aan hoe wij bedoeld zijn,
herscheppen de wereld waarmee wij vergroeid zijn,
die opdracht aan alles wat ademt gaat voort.
Één tijd...(zucht).