Dan kom je na de vakantie terug in het wijkcentrum en de een heeft zijn zwager verloren. Slokdarm gesprongen, alle darmen weggevreten. En een ander komt per toeval langs hier en vertelt dat iemand die je natuurlijk nog in leven waant, uit een ander wijkcentrum, ook al overleden is. En we praten over een ander dierbaar overledene, die we beide kenden. Doom.
'Ik heb een stoel, nog van mijn vader. Daar staat al 13 jaar een fles Bokma bij. Alleeen speciale mensen krijgen daar een borrel van. Doom was er zo eentje. Sinds hem staat de fles er nog steeds. Met zo'n beetje er nog in.' Hij geeft ongeveer de grote van zijn eigen duim aan. 'Ik denk dat die fles er nog lang zo zal staan.'
Ontroerend vind ik dit. Zo'n bijna transparante fles met een bodem jenever op een klein tafeltje. Alleen voor speciale mensen. Hoeveel speciale mensen zijn er eigenlijk in je leven? Mensen die je volledig kunt vertrouwen, waarvan je voelt: die is door en door goed.
Ik heb nog een gammele tuinstoel van Doom. En een kinderlampje die van de warmte gaat draaien en dan komen er bewegende gekleurde plaatjes voorbij. Hij zag vanuit de verte, dat ik dát leuk vond, vanaf zijn kraampje op de rommelmarkt die in het wijkcentrum gehouden werd. Op het eind kwam hij ermee aanzetten. En een krantenbak. En een spiegeltje in de vorm van een zon.
Vier sporen van Doom, maar die zijn wel van een andere orde als dat bodempje jenever voor speciale mensen. Dat stilleven heeft iets van een altaartje, een modern kapelletje. Een plek om te herdenken dat het goede aanwezig is in deze wereld.