woensdag 27 augustus 2008

Er-gewoon-zijn

Vorige week zat ik met de broeders aan de avondboterham toen de voorbel klingelde. Het bleek de restaurateur te zijn die een schilderijen kwam brengen uit de pandgang, weer helemaal schoon. Daar kwam hij binnen gefladderd, zo helemaal uit een andere wereld: mooi elegant pak aan, stropdas, trendy schoenen. Overdag werkt hij in het Rijksmuseum en in zijn vrije tijd heeft hij zijn eigen bedrijfje.

'Ben jij hier op retraite?' waren de eerste woorden die hij uitbracht nadat hij wat onhandig was aangeschoven voor een kop koffie. 'Nee... ik ben hier gewoon', antwoordde ik. Daarmee stokte het gesprekje. Razendsnel bedacht ik of ik nog nader uitleg zou geven, maar ik wist even niet hoe ik dat moest aanpakken. Ik zag de broeders ook wat geamuseerd kijken of ik nog wat zou zeggen. Maar ik zweeg en hij vroeg ook niet verder.

Bij 'Zomergasten' was de jonge socioloog Willem Schinkel, die ervoor pleit om het integratiebeleid af te schaffen. Ik ben het helemaal met hem eens. Degenen die het beleid verzinnen, doen dat met de vooronderstelling van een onzichtbare ruimte waar de vreemdeling in moet integreren. Zoals een klooster geassocieerd wordt met 'je terugtrekken uit de wereld', zodat de andere daarin op retraite kan, zo is er een soort 'Klooster Nederland' waar elke vreemdeling kennelijk in zou kunnen trekken.

Elke 'vreemdeling' die IS er gewoon. Het gaat erom dat ieder een kleine samenleving om zich heen kan verzamelen waarin je je wederzijds thuis voelt. Zoals elk individu dat doet. Ik denk aan mijn oma. Jarenlang leefde ze met mijn opa in een klein Brabants dorp. Ze had haar rozen en groententuin en deed elke dag haar boodschappen in het buurtwinkeltje. Met gebarentaal. Ze waren heel goed bevriend met een echtpaar dat tegenover hen woonde. Een oerBrabants stel, zo uit de eigen grond getrokken.

Ik zie ze nog met zijn vieren zitten, in de zon, een tafel voor zich met Indonesische lekkernijen, die mijn oma gemaakt had. En een Nederlandse koffiepot en servies. In tevreden. Mijn opa was tolk. Ook ik heb nooit veel echte gesprekken gehad met haar, maar haar herinnering is onuitwisbaar. Dat was mijn oma: met groene vingers, altijd in de keuken en als groet duwde ze je een bordje in de hand, en zei: Pak maar! Pruttelende pannen op het fornuis, potten kroepoek , nootjes, zoute visjes en ander lekkers.

Wat een degradatie was dat geweest: als ze in een klasje Nederlands had moeten leren en een een Nederlandse ambtenaar bars en bevoogdend had gezegd dat ze beter haar best moet gaan doen. Weg met het integratiebeleid, alsjeblieft. Leve het er-gewoon-zijn.