donderdag 29 januari 2015

Knuffelbeest

De kinderen in de wijk hebben nu ook een ruimte in het Wijkcentrum. Ze zaten eerst elke woensdagmiddag in een oude bouwkeet met veel leeg terrein om hen heen, dus dat wordt wennen voor ze. Bij de officiële opening, ook van de kinderdisco, die hier ook maandelijks gaat plaatsvinden, krijgen ze allemaal een bruine knuffelhond.

Veertig stuks werden er binnen gebracht. Nou, zoveel kinderen komen  er niet, dus ik mocht een knuffelhond mee naar huis nemen. Het is zo'n schatje! Echt het ideale knuffelbeest. Helemaal zacht en buigzaam. Als je hem op je schouder legt en dan zijn rug aait, dan voelt dat net zoals vroeger, toen  mijn poes op mijn schouders ging hangen en in mijn oor begon te spinnen.

Dat hele beest activeert allemaal streelherinneringen. Op schoot, voelen zijn zachte oortjes tussen mijn vingers ook precies als de binnenkant van  de oortjes van een poes. Als je hem tegen je borst houdt, dan voelt het pootje, als die van een beentje van een kleine baby in een kruippakje. Zijn snuitje voelt aan als een zacht wangetje.

Het is apart, hoeveel sensatie en herinnering er gewoonweg in je lichaam is opgeslagen.De taal van het lichaam, die haar eigen ruimtes kent en werelden oproept...Hoe die taal een eigen soort van verbintenis bewerkstelligd. In mijn leesstoel, op schoot voelt Knuffel warm en vertrouwd aan. Ik zou werkelijk gehecht kunnen raken aan dit knuffelbeest, als ik hem steeds in mijn nabijheid zou houden.

Er is een nieuwe documentaire uit, die Ik ben Alice heet. Over een robot van 60 cm, met grote ogen, een lieve stem, altijd begrijpend en glimlachend. Het is een socio-robot, ontwikkeld door VU-onderzoekers, om oudere mensen gezelschap te houden. Het schijnt echt te werken. Al gauw laat een mevrouw haar familie-foto's zien, dicht tegen Alice aankruipend.

Misschien is de herinnering aan menselijke gezelschap en de herinnering die opgewekt wordt door een knuffel of een socio-robot wel één en dezelfde. Wie kan putten uit warme ervaringen, kan die dan elke keer weer opnieuw  beleven, dan kan het altijd weer aan je gebeuren.

Rijke bramenplukker?

Het wordt altijd genoemd, als je met Franciscaanse mensen in de natuur bent: het sprookje van De rijke bramenplukker van Godfried Bomans. Dan gaat zoiets mij vervelen, het wordt een beetje een Pavlov-effect. Maar toegegeven, toepasselijker kon het niet worden: Na een regenbui, hingen in alle bomen, tot en met de kleinste takken en twijgjes, al die diamanten en parels, die duizenden druppels, in de zon te schitteren.

Daar gaat dat sprookje over: een oude bramenplukker woont alleen in het bos en heeft nog nooit een ander mens gezien. Heel vroeger heeft hij zijn ouders aan de voet van een beuk begraven,  een oud kruis zou hem eraan kunnen herinneren, maar dat is hij allang vergeten. Bij overlezing van het sprookje toch een interessante vermelding.

De bramenplukker voelt zich rijk, omgeven door diamanten, parels, hoge gewelven, prachtige zuilen, galerijen, duizenden spiegels, prachtige muziek. Tja, je raadt

het al: dat zijn de dauwdruppels, de bomen, het firmament, het water, de vogels die fluiten. Ook dat is, bij nader inzien, raar aan de vertelling: hoe kan die bramenplukker die vergelijkingen maken, met rijkdommen en schatten, als hij altijd alleen in dat bos heeft gewoond?

Er komt een reiziger, de eerste mens die hij ziet en hij is vol verwondering: ook twee benen en armen etc.: 'Precies zoals ik zelf ben!' Die reiziger, die niet veel tijd heeft, en hoort van al die rijkdommen, haast zich naar het dorp in de buurt, om met die anderen die rijkdommen weg te halen. Natuurlijk worden die teleurgesteld. Maar dat niet alleen: Ze hangen de rijke bramenplukker op. Dus toen 's avonds de nachtegaal begon te zingen, was er niemand om naar te luisteren. 'Want de bramenplukker hing juist een tak lager, dood'.

En dat is dan de laatste regel van dit sprookje. Wat een akelig sprookje, eigenlijk! De figuur van de bramenplukker is een heel dubbelzinnige. Hij is zijn eigen oorsprong, vergeten. Hij mist geen ander mens , zoals hij zelf zegt. Toch weet hij wel wat rijkdom is? De alwetende verteller, weet teveel. Hij kijkt teveel richtingen tegelijk op.

De beelden zijn wel het nagenieten waard: al die schittering in al die bomen, de zon die alle kleuren intensiveert. Dat maakt zo'n wandeling wel sprookjesachtig. Alles hangt af van het licht dat erop schijnt: keek je de ene kant op, dan was daar al die helderheid en sprankelende schittering. Maar keek, je terug, de andere kant op, dan was alles dof.

Mij komt dat nu voor als de kern van het sprookje. Niet de bramenplukker is rijk, hij is ook onnozel omdat hij nooit een mens gemist heeft en zijn oordeel is hard omdat hij tegen de mensen die hij dan ontmoet zegt, dat ze slechte ogen hebben en niet ziet dat hij zelf onderdeel is van een misverstand, dat hij zelf heeft gecreëerd. De pedanterie die de angel is in religie en geloof: Kijk als ik, dan ben je rijk.

Terwijl er maar één ervaringsfeit is, die je zelf na kunt lopen: Alles blijft dof als je je rug tegen de zon keert, en alle gaat glanzen en wordt warm als je het licht tegemoet gaat. Je kunt niet rechtstreeks kijken in dat licht, maar de afstraling ervan is in alles wat je omgeeft, aanwezig.

woensdag 28 januari 2015

Lichte woorden

Het is al van héél vroeger dat mij dat bezighield: wat de werking van taal en je woorden is. Nu , ondertussen, ben ik me zéér bewust, dat woorden alleen maar een betekenis krijgen, als ze 'aan de andere kant' werkelijk gehoord en ontvangen worden. Wat dat dan weer is, is een zeer complex proces. Want wát die andere kan ontvangen is weer afhankelijk van wat er is in de leefwereld van die ander.

Empathie. Diepe herkenning. Je kunnen verplaatsen. Je wereld zó voeden dat je jezelf leert om werelden van anderen aan te voelen, daar dichtbij te komen... Dat alles zorgt ervoor dat je kunt ervaren dat je nooit alleen bent. Er zijn altijd anderen, er zijn zoveel werelden en je kunt er allemaal deelgenoot van worden.

Het is ook elke keer weer een klein geschenk, als je kunt merken dat een ander jouw woorden aanvoelt en 'er iets mee heeft'. Soms kan het zelfs zo zijn, dat je je eigen woorden zelf beter verstaat, door wat een ander jou daarover teruggeeft.

Zo had ik pas weer wat woorden geschreven voor de maandagochtendmeditatie. Ze puzzelden me zelf, ergens. Ik dacht: dit is het dichtst dat ik erbij kom: bij de ervaring die hoort bij de persoonlijke godservaring. Of niet?, dacht ik. Heb ik nog iets aan de woorden te veranderen? Welke lading dekken ze, eigenlijk? Nou ja: ik kon er toch niks anders van maken en ik wilde ze ook graag uitspreken, dat dus wel.

Na de meditatie zei M. dat er bij haar een heel sterk beeld binnenkwam. Van een hele lichte ruimte. En daarin ontstond iets van een donkere lijn, als een soort van ommuring, in de vorm van een cirkel. In die cirkel kwam weer een kleine opening ,naar nog meer licht, en dat wasemde als een  soort van rook of mist, licht dat stroomt, van binnen en naar buiten. 'Want je blijft bestaan uit materie,' zei ze, 'al ben je geheel en al omgeven door licht.'

En dit waren mijn woorden, die dat beeld veroorzaakten:

Jij bent het licht
dat ruimte schept
jij bent de ruimte
die mij doet leven
jij bent het leven
dat in mij ademt
jij bent de adem
die de stilte wekt
de stilte
door het licht omgeven.

maandag 26 januari 2015

Noah

Vaak gebeuren er dingen die je helemaal niet wilt. Zo had ik me voorgenomen om absoluut niet te vallen, op de ene winterse dag in het weekend, dus ik liep voorzichtig met mijn fiets in de hand. Toen schatte ik in, dat ik dat stukje voor me écht wel kon fietsen ... en ja hoor, BOEM!, daar lag ik. Nu voelt de ene kant van mijn lichaam een beetje beurs.

Wat doe je, als je denkt dat God zich iets heeft voorgenomen met jou en de wereld? Iets waar je zelf misschien helemaal niet achterstaat, waar, als het aan jou lag, je het anders wilt doen, maar je het toch als uiteindelijke opdracht verstaat, om de wil van God te doen? Hoe gewelddadig dat ook is, hoeveel tranen het je wellicht zelf kost?

Dit thema wordt heel aardig uitgewerkt in de film Noah, van de regisseur Darren Aronowsky, die ook Black Swan regisseerde en The Wrestler. Fysieke kracht en inspanning, mogelijk gemaakt door een zeer volhardende geest, koste wat kost je doel bereiken: dezelfde sfeer is aanwezig in Noah, die de grote ark bouwt, in een woest en ledig landschap en de regens en de wateren trotseert.

De film is de Bijbeltekst niet trouw, maar fantaseert vanaf die openingsregel in Genesis 6, waar God zegt dat hij de mens wil vernietigen. Behalve Noah vertelt de Bijbel, hij en zijn familie zijn de enige rechtvaardigen, die gered worden. Maar in deze Noah kruip je in het hoofd van Noah, die concludeert dat God de hele mensheid, dus óók hijzelf en zijn familie wil vernietigen en dat het  zijn opdracht is, om dit te volbrengen.

Er mag geen nageslacht komen en als een schoondochter die onvruchtbaar leek, toch zwanger is, dan zegt hij dat het kind behouden zal blijven als het een zoon is, maar als het een dochter is, dan zal hij haar ombrengen, want een dochter kan weer voor nageslacht zorgen. Noah wordt dus een bruut, maar ergens zegt hij: Ik moet dit plan van God volbrengen, als ik dit kind, mijn kleinkind laat leven, dan is de dood van al die ontelbare anderen, die door het water verzwolgen werden, vergeefs geweest.

Noah wil dit zelf dus niet, maar hij moet wel. Denkt hij. Er wordt een meisjestweeling geboren en op het moment dat hij ze de keel wil afsnijden, dan kan hij dat niet. Hij zag liefde in de ogen van zijn kleinkinderen en dat was het enige wat telde. 'God liet je de genade zien', zegt zijn vrouw, 'dat is de wil van God...'

Tja, en zo zou je willen dat elk mens die door God in beslag wordt genomen dat zo gaat ervaren: Hoe erg je zelf ook denkt, de wil van God te doen: kijk in de ogen van een kind, BOEM!,verlies wat je denkt te weten, maak je eigen wil beurs, laat je zelf vallen in genade, in gratie, in de liefde. 

donderdag 22 januari 2015

Meneer of mevrouw

Eindelijk, dan schuifelt het kindje in de trein naar mij toe.
'Ben jij een meneer of een mevrouw?'
'Wat denk je dat ik ben? Een meneer of een mevrouw?'
'Ik denk een mevrouw. Mama denkt dat jij een meneer bent'.
'Dan heb jij het helemaal goed! Want ik ben een mevrouw!'

Het kindje wordt op schoot getrokken door de moeder. Nou! Dan heb jij dat toch goed gezien!  Ik dacht echt dat het een meneer was!' En dan zeggen de ouders tegen elkaar: 'Wat fijn hé, van deze tijd, dat je dat zomaar aan iemand kan vragen en dat er dan niemand gek opkijkt!

Dat vind ik nou iets van deze tijd: dat twee mensen dat zeggen tegen elkaar binnen mijn gehoorafstand, maar dat het net leek of ik er niet bij zat. Alsof hun kind iets gevraagd had op een Ipad of op Skype. Dus ik besloot me bij het uitstappen even kenbaar te maken:

'Ben jij een meisje of een jongetje?', vroeg ik aan het kind.
'Een jongetje!'
'Ja, zie nou wel, je zou net zo goed een meisje kunnen zijn, als ik twee staartjes in je haren zou maken', zei zijn moeder.
Ergens was ik toch nog steeds onzichtbaar. Als een meneer of een mevrouw, dat dan wel weer.

Black Narcissus

Al heel erg lang, misschien wel 25 jaar, heb ik gedacht dat het een film was die ik gezien moest hebben: Black Narcissus. Black Narcissus twee woorden die werelden bij me opriepen.  Ik dacht eigenlijk dat daar voor het eerst in een film, iets van vrouwenliefde een thema was, en dan ook nog iets met zwarte mensen.

Toen kreeg ik onlangs het boek in handen geduwd van Rumer Godden met de aankondiging erbij dat daar best wel goed beschreven was, hoe het is om een zuster te zijn en dan je standvastigheid te verliezen. Hé? O! Het blijkt te gaan over vijf Engelse zusters die op een winderige rots in de Himalaya, in een oud paleis, waar vroeger de vrouwen van de  prins 'gevangen zaten', een klooster stichten: All faith geheten.

Ik las het en moest aan De Stille Kracht van Louis Couperus denken: het gaat ook over de kruisbestuiving van verschillende culturen.  Een soort van besef dat elk mens eigenlijk als het ware op een rotonde staat van heel veel wegen die allemaal langs en door je heen lopen. Al ben ik in Nederland geboren en getogen, toch kan ik Oosterse invloeden door me heen voelen gaan, dingen die zich niet zomaar laten inkaderen in één cultuur.Wie zichzelf teveel vastzet, zoals de Resident, die verliest juist de grip. Wie de hoogmoed heeft om een klooster te stichten op zo'n  plek, die...?

In het boek voel je goed, hoe die grootse natuur van die machtige bergen, je al wankel kan maken. Hoe iets aan de basis ook  gaat wankelen door Dean: een zeer onconventionele Engelsman, die daar leeft onder de bevolking, met een versleten vilten hoed op en een aangesjorde korte broek. Iemand die wél zijn element daar gevonden heeft en vanaf het begint tegen de zusters zegt dat ze het waarschijnlijk tot het regenseizoen zullen uithouden.Hij zegt het niet om zijn gelijk te halen, zijn behulpzaamheid en zijn advies gaan tot het uiterste, zonder dat hij zichzelf opdringt.

De film uit 1947, die ik na lezing van het boek dan eindelijk zag,  in technicolor met, voor die tijd, hoogstandjes in decorbouw en sfeertekening, legt erg de nadruk op de waanzin van zuster Ruth. Het ronduit enge en beangstigende van iemand die in haar eigen wereld leeft. Knap, hoe dat met weinig wordt opgeroepen. Net zoals in Psycho van Hitchcock.

De menselijke geest is zo'n groot en ruim continent. Er kan van alles in gebeuren en het is een hele kunst om de juiste voorwaarden te scheppen waarin deze tot bloei komt, in plaats van in verval. Hoe blijf je bij zinnen? Door wat raak je ontworteld? In Syrië-gangers gaan ook zoveel invloeden....

Black Narcissus blijkt de naam van een geur, een parfum, te zijn. Maar in die woorden zelf zit toch al alles wat een krachtige lading dekt: als je in een spiegel wilt kijken die niks weerspiegelt en je kunt je daar, zoals Narcissus,  niet van weg keren dan verdwijn je in een zwart gat. Laat het niet gebeuren, denk je dan. En aan die woorden van dat lied van Huub Oosterhuis: Delf mijn gezicht op, maak mij mooi.

Ja, ik wil

Het is altijd fijn om begrepen te worden. Dat hoeft niet meteen, later kan ook, het is nooit te laat; begrip stijgt uit, boven concrete leefomstandigheden. Alweer twee jaar geleden, toen begon het te spelen: dat ik het onprettig vond dat ik, in ene keer een 'vrijwilliger' werd genoemd in het klooster en dus, wat ik daar doe 'vrijwillgerswerk' heet. Nu ben ik daar wel weer aan gewend, wat maken die woorden ook uit, dacht ik, het gaat toch om je eigen invulling en beleving daarvan.

Nu kreeg ik een citaat toegestuurd van M. die zich af vroeg of dit de reden was van mijn moeite met 'vrijwillgerswerk' en dat ik het daarom niet vond kloppen. Ik mailde terug: Ja PRECIES!, dit geeft het exact weer! En dit zijn de woorden: 'The essence of community is a recognition of and deep reverence for the other'. Our behaviour will then be based on a sense of oneness and inter-connectedness, resulting in empathy, respect as well as a longing for mutual service'.

Je zou kunnen zeggen dat deze 'essentie van gemeenschap' altijd het merg is van elk stelsel, geraamte, waar mensen met elkaar 'iets' delen. Niet alleen dus,een kloosterlijke gemeenschap: elke relatie en elke vriendschap floreert alleen als deze essentie aanwezig is: dat er als vanzelf empathie is en respect voor elkaar, zodat er een verlangen ontstaat om er voor elkaar te willen zijn.

Een volledig JA, zonder die ander te willen inkapselen of  op te slokken. Je hoeft elkaar daar niet eens voor te begrijpen: ook het anders-zijn, de ervaring van het vreemde in een ander kan juist een deel zijn van de ervaring van eenheid en onderlinge verbondenheid.

woensdag 21 januari 2015

Reis van een zijden doek

Nog net op het nippertje wandelde ik het Gemeentemuseum in Arnhem in, na eerst gestruind te hebben in de bossen boven Arnhem en het Mariendaal. Langs het oude Elizabeth Ziekenhuis kwam ik zo aan. Daar was de een na laatste week van een tentoonstelling die Genius Loci heette, Arnhem in 1944: de mislukte operatie Market Garden. Rondom het museum en bij het ziekenhuis is een ware veldslag geleverd, alwaar de Duitsers wonnen, waardoor Arnhem niet bevrijd werd, toen.

Ach, het verglijden van de tijd: hoe een plek verandert. Daar waar ik net nog liep in een koud winterzonnetje, daar waren toen de straten bebloed en de gebouwen kapotgeschoten. Ik blijf het ook altijd zo'n vreemde gedachte vinden, dat het Clarissenklooster in Nijmegen daar nu is, doordat er ooit een bombardement een hele volkswijk heeft weggevaagd.

Plekken blijven, maar de mensen daarin die verdwijnen uit de tijd. Ze laten hoogstens wat sporen na, waarvan de mensen erna alleen maar weten omdat dat aan hen is doorverteld. In het museum hing een Chinese doek van zijde, met daarop geborduurd, een tafereel van wat mensen onderweg, bij iets wat een rivier zou kunnen zijn. Zoals in een van de museumzalen er een prachtig uitzicht is over de Rijn. Het bleek dat die doek door een Engelse soldaat toen, uit het kapotte, verwoeste museum is meegenomen, dat hij het thuis heeft ingelijst en wilde dat zijn kinderen, na zijn dood, dit weer aan het museum terug zouden bezorgen.

Zoals een zijden doek, verfrommeld bewaard in een broekzak, door dat laatste half jaar van de oorlog heen, meegenomen naar een vreemd huis, teruggekeerd naar waar het vandaan komt: zo zou je willen dat mensen om zouden gaan met goede herinneringen en ervaringen die je samen gedeeld hebt. Dat er een moment komt dat je die mensen uit je verleden weer ziet en dat je dan samen kunt zeggen: zie: dat was goed zo, zie dat is wat ons verbonden houdt, zie we hebben de tijd kunnen verslaan...

Ik zag onlangs twee dvd's, Mr Morgan's last love en  Quartet en in beide gaat het over oude mensen en dingen die voorbij gaan. Vier oude zangers treffen elkaar weer in een verzorgingshuis voor oude musici, ze hebben ooit triomfen beleefd in de opera, als kwartet. Wil je dat krakkemikkig nog eens keer herhalen in een benefietconcert om geld op te halen voor het voortbestaan van het huis?

Wil Mr Morgan nog aan een nieuwe episode in zijn leven beginnen, na het overlijden van zijn vrouw? Hij woont in Parijs, na een paar jaar nog steeds ondergedompeld in verdriet en gemis, en hij ontmoet daar een meisje in de bus. Hij begrijpt niet wat zij in zijn leven doet: wél dat hij geraakt wordt door haar, die dansles geeft en hem aan zijn vrouw doet denken. Dan weet hij het ineens: 'Je bent de barst in mijn bestaan', zegt hij. Uit Anthem van Leonard Cohen: There is a crack in everything, that's where the light comes in.

Ja en Nee zijn de antwoorden in de twee dvdees: de ene kan doorgaan met leven, de andere niet.  Je zou kunnen denken dat een 'Ja' het mooiste is, zoals de reis van die zijden doek. Maar het 'Nee', is wellicht het realistisch: er zijn soms geen nieuwe episodes meer te beginnen. Dan wordt het vooral Anders. Er komt niet wéér een volkswijk, maar er komt een klooster. Arnhem wordt een half jaar later bevrijdt. En die zijden  doek: die bewaar je nog, verfrommeld en vuil in je broek, zolang als je dat zelf wilt. Want een doek van zijde is licht en een last zal het niet worden. 

maandag 19 januari 2015

Vrijheid van mening

Ik geloof dat ik op milde wijze iets heb meegemaakt hoe het mogelijk is, dat je, zonder dat je dat zelf zo beleeft of bedoelt, je toch ongewild bij een ander een heftige reactie kan oproepen. Dit in het kader van de 'vrijheid van meningsuiting', ongeveer het hoogste goed van het Vrije Westen. Alles moet kunnen en mogen. Maar wat, als dat voor een ander toch, voor jou zeer onbegrijpelijk,  kwetsend en heftig is... Mag je daar dan niet ook rekening mee houden? Welke cultuur is de baas?

Het gebeurde mij dat ik van een heel goede bekende een kerstkaart kreeg over de mail. Daarop een foto van haarzelf en haar vriendin verkleed als twee van de Driekoningen, ze stonden buiten met een peuter op een kruiwagen vol hout, een Jozef in rode overal, een Maria met een blauw kleed om en voor hen een grote kettingzaag. Oei, wat heftig !, zo voelde dat en ik begon als vanzelf naar een betekenis te zoeken. 'Brengen de Koningen als geschenk die zaag en staat die zaag dan voor het wegzagen en wegsnoeien van dingen die niet goed zijn in je leven?', zo mailde ik terug.

Het bleek dat de kerstkaart spontaan, zonder enige gedachte 'in elkaar geflanst' was, dat er dus geen enkele betekenis bij hoorde en H. dacht aanvankelijk ook dat mijn vraag wellicht een grapje was. Maar ja, ik heb zelf thuis een permanente Kerststal, in het klooster stonden wel 3 Kerststallen, het tafereel van een kerststal is niet neutraal voor mij. Ik mediteer erbij en het gaat altijd over samenkomst van mensen, in de natuur, en de geboorte van licht.

Zij bedoelde er niks mee en ik vond het heftig. Zo ben je moslim en in jouw cultuur is het wereldwijd zó, dat je geen afbeeldingen maakt. Niet van Allah of het Heilige, niet van de profeet. Omdat wat je ervaart nooit in een beeld te vatten is. Daarnaast is er de christelijke cultuur, wereldwijd: barstensvol afbeeldingen en taferelen. Sterker nog: de halve kunstgeschiedenis bestaat uit Bijbelse taferelen, Jezus wordt in honderden gedaanten en in honderden acties die hij ondernomen heeft, afgebeeld. Wat zou het christendom zijn, wanneer er geen beelden waren?

Moeten alle moslims de vloed van beelden omtrent henzelf en wat hen dierbaar is, en behoort bij een wezenlijke ervaring,  dus zomaar gewoon vinden? Een gevoel van 'elke keer weer sportief moeten zijn', eigenlijk wegslikken dat je heftig geraakt wordt in iets wat je dierbaar is en waardenvol voor je is, is dat wel mogelijk? Dat kan rationeel een opdracht zijn, maar gevoelens zijn er gewoon. Zoals mijn gevoel van heftigheid bij het zien van die kerstkaart.

In Vrij Nederland van vorige week zegt rapper Appa: 'Het is: dit is een Nederlandse samenleving, en jullie moeten je aanpassen. Maar sinds wij hier zijn geboren en getogen, als Nederlanders, is het een mix ván. En toch passen we ons niet aan elkáár aan. (...) Ik heb het over de vraag of we niet allemaal voor één keertje onze woorden kunnen inslikken en een stapje terug kunnen doen. Puur en alleen om de rust te bewaren. Nee, de mensen blijven op tafel slaan: ik heb mijn vrijheid om dit te zeggen. Ja, tuurlijk, heb je. Maar is het ook het meest wijze om te zeggen?'

donderdag 15 januari 2015

Ergens, ooit

Ik zou het voor altijd bewaren, had ik me voorgenomen: maar toch ben ik het kwijtgeraakt. Het was een hele grote schelp, tussen een nautilus en een schelphoorn in, met paarlemoer aan de binnenkant. Als je je oor te luisteren legde, dan hoorde je de branding van alle oceanen van de wereld. Zo kon je je verplaatsen waarheen je maar wilde.

In een uithoek van mijn geest, kan ik dat nog altijd voelen en meemaken: dat ik luisterde en het hoorde suizen en ruizen, dat ik wegraakte, de diepte in, steeds verder en verder de schelp in, naar ergens, ooit, waar je helemaal vrij en zorgeloos bent. Later begreep ik dat je dan het ruizen van je eigen oor hoort. Maar nog steeds maakt het niet uit: die waarheid staat naast die andere: dat je meegenomen kan worden naar onbekende plekken.

Ik had een Peetoom en die kon fantastisch goed tekenen, dacht ik ooit,  en iets in mij denkt dat nog steeds. Als hij kwam kon ik niet wachten totdat hij eindelijk een potlood in de hand nam. Op een vel wit papier tekende hij water (een paar golfjes) en in dat water een hele grote krokodil. Ik vond dat opwindend en eng tegelijk. De krokodil loerde in het water en heel misschien zou hij naar boven komen. Maar tot die tijd zag je alleen zijn ogen. En Peetoom tekende dus, waarschijnlijk, alleen twee bolletjes.

Nog steeds bestaan die verschillende werelden voor mij gewoon naast elkaar. De oneindige schelp en het suizen van mijn eigen oor. Een Peetoom die magisch kon tekenen en de drie-vier rondjes en golfjes die hij maakte. Mensen die je kapot en gebroken hebt meegemaakt met een grote verwoesting om zich heen en dezelfde: Gaaf en heel, weerloos en zacht. Zo wil ik het houden en dat is wat ik ook cultiveer.

Op het einde van de meditatie wrijf ik met een stok langs de klankschaal, het gaat zachtjes gonzen totdat de diepe sonore toon gaat trillen omdat de wrijving van het hout tegen de schaal even hapert.
Dan vallen de eerste woorden: 'Kom langzaam weer terug in dit hier-en-nu.'  En die woorden veronderstellen dus dat je in de meditatie in een andere werkelijkheid was. Misschien in de wereld van de diepe wereldzeeën zoals bij die schelp. Of ergens aan een oever, wachtend op die verassing in het water. Of in die wereld die gaaf is, heel en onschuldig.

Altijd op de drempel tussen twee werelden, ergens, ooit, de diepte in, de verte tegemoet,  wegraken, meedrijven, je overgeven. Die schelp ben ik ooit kwijtgeraakt maar die sensatie hoop ik voor altijd te bewaren.

Over mussen & spreeuwen

De laatste lente en zomer zijn de spreeuwen weggebleven uit wat ik 'mijn mussenkolonie' noem. Op het dak, tussen de klimop en de bruidssluier wonen wel 30 mussen. Ik miste die spreeuwen wel en niet.  Het machtige geruis van de spreeuwen en de patronen die zo'n hele zwerm maakte in de avondlucht,vlak voordat zij in twee gedeelten neerdaalden, was mooi om te zien. Het hemelzwerk, de ruimte, die kon je bijna meevoelen. Maar de stank van de witte klodders poep, de amoniaklucht, die was niet leuk. Daarbij was ik steeds bang dat de spreeuwen in de overmacht zouden raken en zo de mussen zouden verdrijven.

Nu zijn de mussen gebleven en als er nu een stormvlaag door de tuin woedt, dan laten ze zich met zijn allen horen, in een gekwetter en gepiep. Wat zouden ze zeggen tegen elkaar: Hoera, een frisse wind door het dode blad? Of: Kijk uit, kijk uit, we redden het bijna niet, kameraden verenig u, hou je goed vast aan alles waaraan je je kan vastgrijpen? Zouden ze een overwinnaarsgevoel hebben, nu de spreeuwen verdwenen zijn?

Ik vraag me ook af, wat ik daar zelf aan heb bijgedragen. Ik heb flink wat gesnoeid. Ik dacht: hoe minder bosschage, hoe minder die spreeuwen nesten kunnen bouwen en die mussen, die hebben kennelijk minder ruimte nodig, want die hebben deze plek jaren geleden al gevonden, toen alles nog veel minder getakt en getwijnd was en de klimop en bruidssluier pas aarzelend hun weg naar het dak vonden.

Zo lijken de gedachten over terrorisme te gaan: als spreeuwen lijken de jihadstrijders de mussenkolonie van de vrijheid te bedreigen. Wat kunnen we doen om ze weg te werken? Of is het eerder omgekeerd: de vrijheid van meningsuiting is als grote vluchten van spreeuwen, en de mussenkolonie , dat zijn een stelletje radicalen  bij elkaar, in een kolonie, en af en toe laten ze doelgericht van zich horen en dat klinkt dan als het woeden van een storm, die de hele wereld wegblaast?

Hoe kun je wegwerken wat je niet wilt? Onderbuikgevoelens, vormen van haat, niet gezien worden,   onverdraagzaamheid, geweld en angst die toch in elk mens huist, ze zijn toch niet weg te werken door alle  agenten mitrailleurs te geven, of de hele islam het Westen uit te willen werken? Absurd.

Er is een beeld dat uit de Islam komt, dat ieder van ons zowel vleugels heeft om naar de hemel te reiken en een dikke, zware staart die ons op de aarde houdt. Ik denk daarbij: Wie zijn staart probeert weg te kappen verliest het evenwicht en wordt vleugellam, wie zijn vleugels afsnijdt kan nooit in alle rust aarden en gronden, omdat de wond van wat in potentie aanwezig was blijft schrijnen.

woensdag 14 januari 2015

Nobuyoshi Araki

Ik denk terug aan de Documenta 13, toen het me zo duidelijk elke keer gebeurde: Dat je dagenlang langs kunstwerken kunt lopen die je helemaal niks zeggen, en dan ineens dondert het helemaal binnen en wordt je gegrepen, binnengezogen in een wereld die daarvoor gesloten voor je was. Het gebeurde me pas weer, binnen het werk van één kunstenaar: Marlene Dumas. Ik bezocht voor een tweede maal haar grote tentoonstelling in Amsterdam  en ik viel voor heel ander werk, dat me tevoren niet veel deed.

Nu denk ik terug aan de grote overzichtstentoonstelling van de Japanse fotograaf Nobuyoshi Araki in FOAM  in Amsterdam. Toen ik er was wist ik werkelijk niet wat ik ervan vond. Veel naakte vrouwen in allerlei houdingen, sommigen met touwen ingesnoerd, een Japanse specialiteit die tot kunst verheven is, las ik in het commentaar daarbij. Ook van al  die  andere vrouwen is niet bekend in welke mate Araki het allemaal geënsceneerd heeft, als ze in bed tussen de lakens liggen. Lag hij daar dan bij, of...?

Tegelijk was er een reis door zijn leven te maken: zijn vrouw op de foto, tijdens hun huwelijksreis al, en toen ze later ziek werd en kanker kreeg, tot en met haar doodsbed. Foto's van telkens hetzelfde uitzicht van hun grote gezamenlijke balkon, met door hemzelf ingekleurde luchten. Plastic speelgoeddinosaurien, een slang, een popje, alles dat steeds meer in verval raakt. Uitbundig gekleurde bloemboeketten met dit speelgoed, als laatste fotowerk van nu. Nu hij in de herfst van zijn leven is. En de poes: die zijn vrouw nog net heeft meegemaakt en die Araki daarna jarenlang met regelmaat fotografeerde.

Zijn productie is enorm: meer dan 400 fotoboeken en hij is zeer bekend en geliefd in Japan. Maar wat vond ik er nu zelf van? Iets van een nabij gevoel met zijn werk kwam pas, toen ik in Trouw las, dat Wim Boevink de tentoonstelling bezocht, vlak na de aanslag op Charlie Hebdo. Hij heeft het helemaal niet over al die kale, vervreemdende foto's van al die vrouwen. Hij heeft het over Chiro, de kat die als vanger van licht door de beelden sluipt. Voor Boevink was het, naast het tumult in de wereld, bij Araki, stil, vol wonderschone momenten.

En,wonderlijk genoeg, dat werd het voor mij ook. De wreedheid in de werkelijke wereld wordt nu, achteraf, als het ware mild gemaakt door Araki. Omdat hij ook daar over vertelt in zijn foto's. Hij geeft aandacht aan al die minder fraaie gevoelens die door het brein kunnen gaan. Acceptatie in plaats van verzet en ervoor weglopen. Dat werkt troostend: overal zijn er ook vangers van licht. 

maandag 12 januari 2015

Soort van genoeglijk

Het is het soort van weer, dat ik denk dat ik niet aan de wandel ga. Maar ondertussen heb ik gisteren dan toch maar meer dan 16 kilometer gewandeld, in de bossen van het Duitse Reichswald en het buitenlands aandoende Groesbeek en omstreken. Uren doorwandelen, dat wel: te koud om even uit te rusten op de grond of anderszins. Het landschap wordt dan een steeds wisselend decor en minder een mijmer en meditatieplaats. In het wandelen zelf, wandel je al pratend door elkaars leven.

Dan thuiskomen: ouderwetse boerenkoolstamppot maken met speklapjes: best bewerkelijk als je die grote stronken, zo van de koude grond nog moet fijnsnijden en aardappelen moet schillen : je bent al gauw een uurtje verder, eer het bordje eten, dampend, met een kuiltje jus in het midden, voor je staat. Kaarsje erbij aan en ik zakte weg in een soort van lome genoeglijkheid.

Dat werd nog erger, toen ik daarna besloot om te puzzelen: heel eventjes maar, dacht ik, aan de puzzel van 1500 stukjes van de Annunciatie geschilderd door Fra. Angelico. Of dat dan komt na zo'n middag wandelen, ik las dat er nu beweegscholen ontstaan: kinderen leren het beste als ze zich tussen door flink lichamelijk inspannen: Alle losse stukjes die overal her en der lagen en een poos onoplosbaar leken, pasten zich allemaal aan elkaar. Toen was ik wél ongemerkt een paar uurtjes verder.

Wat is het toch fijn om af en toe zo zelfvergeten te zijn. Gewoon helemaal geen bijzondere impulsen van buiten, geen tv, geen film, alleen maar wandelen en puzzelen. En dan te bedenken dat dit het soort activiteiten waren die men in de vijftiger jaren van de vorige eeuw bezigde, toen er nog nauwelijks tv en al helemaal natuurlijk geen internet bestond.

Het is een soort van tijdmachine die je dan over jezelf trekt, en het geeft een soort van heel voldaan soort van rust en bezadiging. Ik kan het iedereen aanbevelen. De puzzelkoorts heeft me nu weer even te pakken. Zul je zien dat wanneer je je voorneemt om je te werpen op weer een andere gedeelte van die prachtig gekleurde fresco, je er dan helemaal niks van bakt. Hoe harder en meer je iets wilt, hoe minder het vaak lukt: dat is toch wel een raar soort van levensfeit.

vrijdag 9 januari 2015

God houdt van grapjes

Het heeft allemaal iets wezenloos. Al dat nieuws over mensen die allemaal nu van zichzelf vinden dat ze Charlie zijn. Ik vond het aanvankelijk heel mooi gevonden: Je suis Charlie, want als iedereen Charlie is, dan zullen de monden van allen niet gesnoerd kunnen worden door zegge en schrijve, twee ontspoorden. Het is de angst die nu weer even regeert. Bang voor nieuwe aanslagen, bang voor de vrijheid van meningsuiting... We maken live op tv de klopjacht naar de verdachten mee.

Maar wij zíjn Charlie niet. Er zijn mensen gestorven, er is rouw en verdriet, er zijn gaten geslagen in het persoonlijke leven van nabestaanden. En iedereen die nu zegt dat die Charlie is, is dat over een week of wat alweer vergeten. Dan ga je door met wat dan van belang is en voor handen is. Alleen de nabestaanden hebben in hun leven gegroefd dat hun dierbare bruut is vermoord, omdat die toevallig goed kon tekenen, kritisch was en van vileine humor hield en daar zijn brood mee verdiende.

Ik mis elke keer weer, in alle reacties iets van zelfreflectie. Het is steeds het wijzen met de vinger naar die anderen (de islam, de immigratiewetten, de beveiliging, komen er religieuze burgeroorlogen?) en het tempraturen van jezelf: Columnisten, wordt u nu bang, wie durft nog de Profeet te tekenen?, gaan we onbewust meedoen aan zelfcensuur?

Van de twee verdachten is nu bekend dat bij eentje er een knop omging bij het zien van foto's van martelingen in de Abu Graibgevangenis. Wreedheid die wreedheid wakker maakt.... Het Vrije, Democratische Westen, is ook het Rijke Gepriviligeerde Westen met ongekende mogelijkheden voor een individu tot zelfontplooing en zelfexpressie. Maar niet alle individuen hebben daarbinnen gelijke kansen.

Je hebt een redelijke opleiding, maar komt niet verder dan pizzakoerier worden, en je rookt wat hasj daarbij, drinkt bier, luistert naar rapmuziek en in God ben je niet geïnterresseert. En dan pakt het 'Jihadvirus' je, zoals de Gelderlander van vandaag dat noemt. Dat lijkt me exact de juiste omschrijving. Zoals een ander bevattelijk is voor de Griepvirus... En die kan man en macht nooit controleren, intomen, wegwerken. Dat broeit in het duister van het menselijk lichaam.

De reactie de me het meest raakte was van  Erdem Yilmaz, 17 jaar  die gisteren meeliep in Rotterdam. Hij zei: Ik vind het als Alaviet, als moslim, heel erg wat er in Parijs is gebeurd. Moord heeft niets met de islam te maken, dat wil ik de wereld duidelijk maken. Een kleine groep radicale moslims zorgt ervoor dat de rest van de samenleving een negatief beeld krijgt van de hele groep. Wij geloven in het goede van de mens, in verlichting. Deze laffe daad is het tegenovergestelde. Niemand mag een ander afslachten vanwege zijn ideeën. Lachen om de profeet moet kunnen, zelfs God moet je belachelijk kunnen maken. God houdt van grapjes.

donderdag 8 januari 2015

Wreedheid

Dat is wel schrikken. Om vanochtend de krant op de deurmat naar me toe te  zien schreeuwen dat er een aanval is, die de wereld heeft geschokt. De bijna voltallige redactie van het satirisch blad Charlie Hebdo om zeep geholpen. Fijn om dan geen tv te hebben, want nu heeft het me niet al een hele avond bezig gehouden. Er zijn mensen die denken dat zoiets daardoor dan dus niet écht binnen komt: ik zie geen filmpjes van schietende mensen, ik zag geen filmpjes van onthoofdingen door Isis, eerder in 2014.

Maar ik geloof dat dit niet zo is. In mijn hoofd zie ik allerlei beelden. Zoals bij het lezen van een boek. Gruwelijk en onthutsend. Ik kan me niet aan de indruk onttrekken, dat de daders net zo goed 'geïnspireerd' 'zijn door beelden uit de Westerse filmindustrie. Ik zie beelden van The Matrix en Oceans Eleven en uit James Bond, waar een kleine groep mensen zeer efficiënt een gebouw binnendringen en iedereen daarin koelbloedig doodschieten.

Franssprekende Syrië-gangers, opgegroeid in de Franse samenleving. En waar is die samenleving dan wel? Niet alleen in Frankrijk zelf. Ik weet nog dat ik het eerst iets surrealistisch vond hebben: om in West Afrika iedereen met stokbroden onder de arm te zien lopen. Stokbroden: die associeerde ik alleen maar met het liefelijke Franse platteland en dan bij de kaasfondue, Franse kaasjes, salades  en de BBQ enzo.

Maar zoveel landen waren ooit een Franse kolonie! En stokbroden horen bij het straatbeeld. Net zoals een markt waar bijna niks te koop is en lege blikjes tomatenpuree, opgestapeld als decoratie. En dan verborgen in de woestijnstad Niamey in Niger, een grote Westerse supermarkt met alle producten die we dagelijks tot ons kunnen nemen en restaurantjes waar je sjiek  Italiaans eet, verse pesto en basilicum, alles rijkelijk bestrooid met Parmezaanse kaas. Ook dat was toen een cultuurshock: zo surreëel, als je een dag ervoor hongerende spelende kinderen de restjes van jouw maaltijd naar binnen hebt zien graaien. Net als het hardlopen, elke zaterdagochtend door de buitenlandse expats, met koud bier in de auto voor daarna.

Waarom springen die herinneringen nu op? Omdat de wereld er één is vol contrasten en omdat het rijke Westen het zó normaal vindt dat al die minder bedeelden en minder kansrijken daar maar rustig naast leven. Of dat nu in een Parijse voorstad is of in Afrika zelf. Het wringt en wrikt overal. Heel akelig. Wreedheid komt voortdurend op alle niveaus voor, helaas.

woensdag 7 januari 2015

Een stukje

'Misschien schrijf je er wel een stukje over', zei zuster M. lachend bij het afscheid. 'En dan lees jij het weer voor?!'  'Nou, wie weet!' Ik zou kunnen schrijven over de hartverwarmende middag voor de vrijwilligers van het klooster. Op de dag van Driekoningen, waar de Koningen de ster volgden en hun geschenken komen brengen in de stal, werd er aan  de vrijwilligers een klein presentje en een heerlijk buffet geschonken.

Maar dat bedoelde M. niet. Het ging erover dat ik nu niet mocht helpen met de afwas. Echt niet; want dit was 'onze' dag. Dus het stukje zou moeten gaan over: Niet De Afwas Doen. Wat ook best wel fijn was, om het zomaar allemaal over je heen te laten komen. Maar dat is niet genoeg, voor een stukje.

M. vertelde in haar 'speech' dat er ook nagedacht werd over eventuele verdere of andere participatie aan het klooster. En ja, dat is wel interessant. Want de meeste vrijwilligers zijn dat, omdat de levensvorm van het klooster hen zeer aanspreekt. Tot in de ziel. Terwijl je die zelf niet zo kunt en wilt leven. Dus je 'doet wat' in het klooster. Voornamelijk portieren, maar ook tafel dekken en  de afwas doen, andere kleine klusjes, meditatie begeleiden.

Je doet wat je kunt, en daarmee geef je zelf vorm aan jouw verbondenheid met het klooster. Daarin is nog een rijk scala te ontdekken, zou je kunnen denken. Niet in een Alles of Niets maar in maatwerk, zoals ik dat ook doe bij de vrijwilligers in het Wijkcentrum. Waar zijn er binnen de leefvorm, kleine ruimtes, stukjes, waar ook anderen in kunnen participeren? Je zou bijvoorbeeld kunnen denken dat sommige vrijwilligers  met een overnachting erbij, zich met een regelmaat verbinden. En in die tijd dat ze er zijn, vaste taken hebben.

Orde, daarin, Rust en Regelmaat en Structuur... Dat zou voor mij horen bij de extra kloosterlijke leefruimte die er zo zou kunnen ontstaan, zonder daarbij inbreuk te doen op de vaste bewoners en hun leefgemeenschap.  Ik denk daarbij aan een project dat een keer op Oerol op Terschelling werd gerealiseerd: in een stuk bos in de duinen werden alle dennenappels en dennennaalden bij elkaar geraapt, alles schoon geveegd. Er werden lege paden gemaakt, de dennenappels vormden kamers en figuren in het bos. Meerdere bezoekers hadden de gevoelsmatige associatie dat het 'kloosterlijk' was. Mensen werden vanzelf stil binnen die ruimte, gingen fluisteren en er zelfs een boekje lezen.

Zoiets dus. Je bespeurt een Aanwezigheid  omdat je zelf ruimte maakt voor Aanwezigheid, die in het klooster 'God' wordt genoemd.

maandag 5 januari 2015

Vernieuwing

Op de groene velden
dwalen nog flarden sneeuw
al het oude
smelt weg
de wereld vernieuwt zich
elk moment weer
warm licht
dat door de tijd heen breekt.

Zo, de kop is eraf. De eerste keer maandagochtendmeditatie aan het begin van de allereerste werkweek van 2015. Wat zal het komende jaar allemaal brengen? Een vraag die nooit een echt antwoord zoekt.

In mijzelve, mijn binnen-leven, gebeurt het elke keer weer: dat licht dat door de tijd heen breekt.Dat is een groot geluk. Hoe het werkt weet ik niet. Misschien is het juist daar, waar je de tijd als het ware even stilzet.

In het proto-evangelie van Jacobus, een versie die de Bijbel niet gehaald heeft, maar dus wel een tekst die circuleerde in de eerste eeuwen na Christus en ook een weg heeft gevonden naar onze tijd, staat een heel intrigerend stukje. Het werd tijdens de vespers in de kersttijd in het klooster gelezen. Dat had iets heel intrigerends: deze tekst in de kapel. Alsof die en allen die aanwezig waren, als geheel ook even uit de tijd gelicht werd, een soort van ruimte-schip. Jozef, de man van Maria is aan het woord, op zoek naar een vroedvrouw. Hij zegt:

Ik Jozef, liep en liep niet. Ik keek op naar de lucht en zag de hemel; vol verbazing...de vogels van de hemel bewogen niet. En ik keek naar de aarde  en zag een gevulde schotel en werkers die ernaast lagen, met hun handen in de schotel: en zij die kauwden, kauwden niet; en zij die het voedsel oppakten pakten het niet op; en zij die het naar de mond brachten, brachten het niet daarnaar toe; maar de gezichten van allen keken omhoog. En kijk, er werden schapen voortgedreven en zij gingen niet vooruit maar stonden stil. De herder tilde zijn arm op om hen met zijn staf te slaan, en zijn hand bleef omhoog gaan.En ik keek naar de stroom van de rivier en zag de monden van de kinderen op het water, maar zij dronken niet. En plotseling vervolgden alle dingen weer hun gang.

Dit is het moment, vlak voordat Jezus geboren werd. Misschien vraagt elke geboorte van iets nieuws wel, dat je even alles stil laat staan. Je beleeft even intens dat alles onveranderlijk is. En zie: door een enkele actie van jou, kan alles veranderen; je bent je eigen vroedvrouw; van  andere vormen en verschijningen die de wereld kunnen vernieuwen.