Ik zou het voor altijd bewaren, had ik me voorgenomen: maar toch ben ik het kwijtgeraakt. Het was een hele grote schelp, tussen een nautilus en een schelphoorn in, met paarlemoer aan de binnenkant. Als je je oor te luisteren legde, dan hoorde je de branding van alle oceanen van de wereld. Zo kon je je verplaatsen waarheen je maar wilde.
In een uithoek van mijn geest, kan ik dat nog altijd voelen en meemaken: dat ik luisterde en het hoorde suizen en ruizen, dat ik wegraakte, de diepte in, steeds verder en verder de schelp in, naar ergens, ooit, waar je helemaal vrij en zorgeloos bent. Later begreep ik dat je dan het ruizen van je eigen oor hoort. Maar nog steeds maakt het niet uit: die waarheid staat naast die andere: dat je meegenomen kan worden naar onbekende plekken.
Ik had een Peetoom en die kon fantastisch goed tekenen, dacht ik ooit, en iets in mij denkt dat nog steeds. Als hij kwam kon ik niet wachten totdat hij eindelijk een potlood in de hand nam. Op een vel wit papier tekende hij water (een paar golfjes) en in dat water een hele grote krokodil. Ik vond dat opwindend en eng tegelijk. De krokodil loerde in het water en heel misschien zou hij naar boven komen. Maar tot die tijd zag je alleen zijn ogen. En Peetoom tekende dus, waarschijnlijk, alleen twee bolletjes.
Nog steeds bestaan die verschillende werelden voor mij gewoon naast elkaar. De oneindige schelp en het suizen van mijn eigen oor. Een Peetoom die magisch kon tekenen en de drie-vier rondjes en golfjes die hij maakte. Mensen die je kapot en gebroken hebt meegemaakt met een grote verwoesting om zich heen en dezelfde: Gaaf en heel, weerloos en zacht. Zo wil ik het houden en dat is wat ik ook cultiveer.
Op het einde van de meditatie wrijf ik met een stok langs de klankschaal, het gaat zachtjes gonzen totdat de diepe sonore toon gaat trillen omdat de wrijving van het hout tegen de schaal even hapert.
Dan vallen de eerste woorden: 'Kom langzaam weer terug in dit hier-en-nu.' En die woorden veronderstellen dus dat je in de meditatie in een andere werkelijkheid was. Misschien in de wereld van de diepe wereldzeeën zoals bij die schelp. Of ergens aan een oever, wachtend op die verassing in het water. Of in die wereld die gaaf is, heel en onschuldig.
Altijd op de drempel tussen twee werelden, ergens, ooit, de diepte in, de verte tegemoet, wegraken, meedrijven, je overgeven. Die schelp ben ik ooit kwijtgeraakt maar die sensatie hoop ik voor altijd te bewaren.