donderdag 9 april 2015

Verrijzeniservaring, wilde iris

Het is een prachtig gedicht vind ik, dat gaat over de mogelijkheid om persoonlijk te kunnen verrijzen uit de dood. Niet de lichamelijke dood, want daar heeft nog nooit iemand over bericht. De verhalen van mensen die zichzelf buiten hun eigen lichaam zagen, heten bijna-dood-ervaringen. Het gaat daarbij nooit om dood, morsdood, want het bewustzijn blijkt dan juist vrij te zijn van het lichaam.

Dood ben je pas, als niemand je meer wil kennen. In dit gedicht staat:
It is terrible to survive
as consciousness
buried in the dark earth.
Die ervaring: vreselijk, een nachtmerrie, de horror ten top: dat is wat mensen elkaar kunnen aandoen. De ander negeren, ontkennen, inkapselen, verlaten, vergeten... Dan word je levend begraven. Het gebeurt een ieder weleens, vrees ik, in meer of mindere mate.

Met stomheid geslagen en daar doorheen gaan: toch weer present raken, kunnen zeggen: hier ben ik, ik voelde me dood, maar ik leef weer: dat beschrijft dit gedicht, dat ik jarenlang op mijn wc had hangen. Maar vandaag vond ik dat wel genoeg. Ik scheurde het los van de muur en ik leg het, als slotakkoord, vast in dit blog: deze verrijzeniservaring van Louise Glück, vertaald door Erik Menkveld.

DE  WILDE  IRIS
Aan het eind van mijn lijden
was een poort.

Hoort: wat jullie dood noemen
herinner ik mij.

Geluiden, boven me, schurende dennentakken.
Daarna niets. De zwakke zon
fladderde over de droge grond.

Het is vreselijk te overleven
als bewustzijn
begraven in de donkere aarde.

Toen was het voorbij: dat wat jullie vrezen, bezield
te zijn en niet in staat
tot spreken, eindigde abrupt, de stugge aarde
gaf een beetje mee. En wat ik hield
voor vogels schoot lage heesters in.

Jullie die de overgang
uit de andere wereld niet herinneren
ik zeg jullie ik kon weer spreken: wat er ook
terugkeert uit vergetelheid keert terug
om stem te vinden:

uit het hart van mijn leven spoot
een grote fontein, diepblauwe
schaduwen op een azuren zee.