Hier zit ik dan, bij het vaporetto-station op het Lido, nog een laatste boot vanuit hier naar het vliegtuig. Voorbij ging de tijd, die ik in deze vakantie helemaal niet bijgehouden heb. Ik wist alleen dat de laatste vaporetto uit Venetië naar Lido om kwart voor elf 's avonds ging, wanneer ik ook nog een bus naar de camping wilde halen. Wandelen langs het water kan ook, dat heb ik op de heenweg midden in de nacht gedaan, met al mijn bagage: 29 kilo.
Het was weer zo bijzonder. Dat krijg je, als je jarenlang op rij gaat. Dat de plek aan je gaat kleven. Zien hoe de kinderen op de Campo San Stefano een jaar ouder zijn geworden. Het roodharig engelachtige jongetje van vorig jaar is nu een schavuitje geworden. Zijn broertje kon vorig jaar nog niet lopen en werd nu onder de hoede genomen door het meisje dat vorig jaar leerde steppen door haar vader, die er tassen verkoopt. Nu was ze op rollerskates, wedstrijdje doen met haar broertje over het plein, langs alle toeristen.
En er is het oude stel dat vijf jaar geleden elke middag de zee in rende, hun spullen in de struiken een eind van de zee. Ik heb ze ouder zien worden. Nu zet zij de blauwe tas vlak aan de waterkant en met moeite strompelt hij de zee in. Eenmaal gedragen door de zee, is hij nog even snel als vroeger.
Vroeger: het is mooi om dat te kunnen beleven op een andere plek dan waar je woont. En dat die plek dan Venetië is. Waar je zo van de drukte en gebabbel in de stilte van een basiliek kunt belanden. Het licht in de basilieken, dat mild is en je omgeeft is me dit jaar ten deel gevallen. Basilieken zijn gebouwd als ijkpunten in de stad, ook voor de schoonheid en de gratie, zo heel anders dan de middeleeuwse gotiek, waar de kerk het centrum vormde van een bewoonde plek. Venetië heeft geen echt centrum. Tenzij je het Marco Polo plein zo wil noemen.
Ach, wat zal ik nog zeggen? Ik vertrek weer en neem Venetië weer in mijn bloedvaten mee.