Wat is mijn zicht op ‘de werkelijkheid’ toch volkomen beperkt. Op abstract theoretisch niveau weet ik dit ook wel en het is wellicht zelfs een stokpaardje van me dat ik berijd, als ik iemand heel zelfverzekerd en vanzelfsprekend iets hoor verkondigen of aannemen, dat volstrekt relatief is. Maar vandaag werd ik er heel concreet op gewezen.
Ik was nog nooit om elf uur in de ochtend mijn eigen stad ingelopen op een doordeweekse dag en in vakantietijd. Ik maakte een volkomen andere stad mee. Allemaal toeristen, zou ik zeggen en pensionado’s. Alle terrassen vol met koffiedrinkende en ontbijtende mensen. Niemand leek haast te hebben of druk op mobieltjes te kijken, er hing een flaneersfeer. Ik had het al gezien, pas geleden toen ik van de rivier kwam: er stonden zes tourincar-bussen onder de Waalbrug en die kunnen tezamen heel wat terrassen vullen.
Het is amusant om mee te maken. Zelf was ik de afgelopen vijf jaar in Venetië om deze tijd. Behalve het jaar dat ik van de Documenta in Kassel naar huis ging om het Clara-feest van morgen in het klooster mee te maken en ik enkele dagen later naar Venetië ging. Beelden en herinneringen van Venetië komen deze week heel levendig binnen. Ik zou me er wel even naar toe willen knippen, zoals bij de TiTa Tovenaar. Er zijn daar bankjes op pleintjes en kruispunten van weggetjes waar in de namiddag tot in de avond altijd oudere mensen zitten of mensen met hun hondjes. Ik ga er altijd graag bij zitten. Ze praten met elkaar en kijken naar de toeristenstroom die voor hun neus voorbij wandelt tot na een uur of negen in de avond, richting het station helemaal aan het begin van de Canal Grande. Ik kan me nu beter in hun verplaatsen. Wat ze zien is een tijdelijk fenomeen en daarom ook vermakelijk. In september is de stroom wellicht al uitgedund en dan neemt die vast gestaag af en in de herfst zitten ze er misschien zelf maar heel kort in dikke vesten en jassen. En in de winter is het wie weet helemaal leeg, overal.
Ik ken Venetië ook alleen in extreme drukte en heb in de loop der jaren wel steeds meer die alledaagse werkelijkheid, de inwoners leren zien. In de kleinere supermarkten verscholen in de randen van Venetië en in de kleinere steegjes. Op de vismarkt bij de Rialto-brug zie je sjiekere Venetianen, mannen en vrouwen, vis kopen. zoals Donna Leon het haar personages laat doen. Er worden ook heel grote porties verkocht aan koks van restaurantjes , schatte ik zo in. In mijn stad zag ik een keer een Chinees hetzelfde doen en dacht meteen: van welk Chinees restaurant ben je?
Maar weet ik veel, misschien is het dat zelfde zeer beperkte zicht op ‘de werkelijkheid’ ... Ik zie nu mijn eigen stad in zomervakantietijd en alhoewel ik door het jaar al weleens toerist speelde in eigen stad door zomaar lang ergens op een bankje te gaan zitten, nu pas zie ik dat ik dan toch de stad in gewone doen zie op bijvoorbeeld een zaterdagmiddag. Maar vandaag was andere koek. Ik was bewoner tussen de toeristen in plaats van toerist tussen de bewoners, zoals in Venetië.
Wanneer ik nu met toeristen-oog kijk naar mijn eigen stad en ik mensen zie met de intentie om alleen maar te willen genieten en rond te kijken, moet ik eerlijk zeggen dat ik mijn stad maar bleekjes vind en heel erge heimwee krijg naar de schoonheid en de uitzonderlijkheid, de magie van het licht, het water, de geluiden en de kleuren van Venetië.