Het is een heldere avond en ik zie vanonder mijn klamboe de meer dan driekwart maan, een beetje oranje-achting opkomen. Dat is dus alweer bijna een maand geleden, de bloedmaan, de totale maansverduistering, en het is alleen maar mooi zomerweer geweest. Met de hittegolf als hoogtepunt, voor mij. Wat ben ik veel alleen maar buiten geweest. Maar velen zaten vooral binnen bij een ventilator, geloof ik.
Het seizoen is aan het veranderen... de scholen zijn weer begonnen, op de straten hangt alweer die business as usual-sfeer. Maar de speeltuin is gesloten. De tijd van spelen is voorbij, ook voor de peutertjes die nog niet naar school hoeven, want daar is geen bezetting meer voor, om tijdens schooltijd open te zijn, te duur. Dus ik hoorde de vogeltjes de hele ochtend in het bos, nu daalt de contemplatie weer in.
Verbazingwekkend, vond ik het, die hele maatschappij aanwezig op één zo’n plek. Oude plastic meegenomen campingstoeltjes tot hele dure, lichtgewicht of met dikke kussens. Gezellige picknickuitrustingen, rieten manden, thermosflessen, vlaggetjes opgehangen, kleurige bordjes, bekertjes en servetjes. Of bijna helemaal niks: plastic zakken slordig neergegooid op een picknicktafel, waar dan soms wat schamele kleedjes uitkwamen en chips en broodtrommeltjes. Rokende ouders, stiekempjes en zij die groentesnoep uitdelen. Uitleggende papa en mama’s, steeds educatief bezig, hun kinderen begeleidend en zij die steeds maar geïrriteerder zeggen: Ga nou maar spelen! Of zij, verdiept in een boek of e-reader.
En dan al die verschillende kinderen en de dynamiek onderling. Een jongetje verscholen in een hutje, helemaal alleen, die je met grote ogen stil aankijkt. Kinderen die willen weten wat je doet en de knijptang willen proberen, anderen die je juist ontwijken. Goed bezig! zegt het ene kind spontaan tegen je. Of: Mooi weertje, hé, Of: Moet jij nu de hele tijd achter elkaar werken? En het is zo warm... Kinderen die het voor het zeggen hebben, verdeel-en-heers, en zij die volgen en alleen maar steeds roepen: wat gaan we nu doen? Ik was als kind eigenlijk wel een baasje, geloof ik, eigenlijk wel... Of ik was de Einzelgänger.
In de stad wemelde het nu van groepjes studenten, het is introductietijd. Ze zitten gewoonweg in een kring bij het Marikenbeeld, of ze staan in een groepje op een terras bij een café. Ik weet nog dat het me tegen stond, om vastgeplakt te zitten aan zo’n groepje. Maar misschien was het vooral ongeduld omdat ik mijn eigen studentenstad natuurlijk op een duimpje kende. En ik heb twee keer introductietijd gehad, eerst bij pedagogie en het jaar erop bij theologie. Ze zijn zo jong, die eerstejaars... Terwijl je jezelf in die tijd een hele piet vond.
Seizoensveranderingen...en dat je dan zelf al zo ongeveer bijna helemaal in de herfst van je leven bent. Je wilt er niet aan en in je gemoedsgesteldheid is het vaak nog lente en zomer...maar je lichaam doet niet altijd op dezelfde wijze meer mee.