Er hing dagenlang een verdrietige sfeer om me heen en ik koppelde die wel al aan het overlijden van een overbuurvrouw. Vandaag was de crematie-ceremonie en nu zag ik dat mijn naaste buren erg verdrietig waren, ze lieten hun tranen erna de vrije loop, buiten terwijl P. een sigaretje rookte. Zij is handig op de computer en had de adresstrookjes voor de rouwkaarten ingetypt. En in haar bestanden naar een leuke foto gezocht, zomaar, en ze was ermee naar de fotowinkel gegaan om het in glans af te laten drukken en ze had het in een lijstje gebracht. De foto bleek nu voor het gedachtenis-prentje gebruikt te zijn.
Ze had ook de hand vastgehouden van I. toen ze stierf, naast haar vrouw A. Als niemand van de naaste familie het deed, dan mocht het toch ook een ander zijn, had ze gedacht. Ze pasten op elkaars poezen, al jarenlang, dat wist ik wel en de foto was van vorig jaar toen A. en I. een etentje hadden getrakteerd en om Tommy te herdenken, de poes die dood was gegaan. Ik vind poezen ook leuk, maar zoals zij ermee omgaan, praten tegen ze, alsof ze hun kinderen zijn, nee, dat kan ik niet...
Misschien dat energie door de muren kan komen en is dat dus wat ik voelde: het verdriet van mijn naaste buren. Door hun verdriet realiseer ik me dat mijn leven zich niet met deze buurt afspeelt. Ik ben heel graag thuis en in mijn tuin en ik ben ook blij dat J. de buurman mij ook wel had willen helpen met het snoeien van de klimop, maar heb toch ook andere wegen gezocht omdat ik weer weet van P. dat deze vindt dat J. moet stoppen met al die praktische klussen wegens eigen gezondheidsproblemen. Maar verder gaat mijn band niet met hen: we wisselen wel wat levensfeiten met elkaar uit, maar ik lééf niet met ze. Maar zij leven wel met elkaar: mijn naaste buren en de overburen.
Erna ging ik langs N. die me had gemaild dat ze iets voor mij had, of ik het kwam ophalen. Ik had haar een week geleden nog gezien, zij heeft een hersenbloeding gehad en is herstellende, maar mag straks niet meer dan 15 uur per week werken, zij is dertig. Burn out was ze geweest, en toen ook nog eens depressief, en toen kwam die hersenbloeding er nog bij. Nu vertelde ze dat ze daarna ook even suïcidaal was: ze zag werkelijk niet meer voor zich wat haar leven nog voor betekenis kon hebben en ze kon ook niet meer geloven dat haar vriend, met wie ze al 13 jaar samen is, ze zijn elkaars tegenpolen: zij was de doener, hij de denker, dat hij nog van haar zou kunnen houden, toen ze nog nauwelijks met de rollator vooruit kon.
Maar nu was ze eindelijk weer zichzelf, zei ze. En dat moet uit jezelf komen, want wat anderen ook zeggen, dat helpt niks, dat komt niet binnen. ‘Wat begrijpen we toch weinig van het brein’, zei ze. Want de omslag was ontstaan door haar neefje van anderhalf jaar. Zij revalideerde ook deels bij haar ouders en dan lag ze of op bed, of ze zat op een stoel in de huiskamer. En toen zat ze op een dag niet in de stoel en was ze ook niet op bed en dat neefje was heel hard gaan huilen, huilen, huilen. En toen kwam in haar op: hij heeft best recht op een tante, ook als hij ouder wordt.
Het is alsof zoiets je terugplaatst in de keten van het leven, die niks met eigen verdienste of het kennen van jou als persoon te maken heeft. Ik ging P. condoleren, die ik me vooral herinner als blond jongetje die almaar groter werd en die nu een lange man is met al grijs haar bij de slapen. ‘Je kent me waarschijnlijk niet’, begon ik. ‘Jawel hoor, je bent de overbuurvrouw, bedankt dat je gekomen bent.’ Dit is een beetje hetzelfde. Het leven vliegt razendsnel aan je voorbij en bestaat uit talloze verschillende soorten van verbindingen.
Van N. kreeg ik trouwens een rieten petje. Omdat ik vorige week zo enthousiast over de hare was en nu had ze er eentje op de kop weten te tikken. ‘Ik ga die de hele nazomer uitgebreid dragen ’ zei ik. ‘Dat is je geraden ook!’ reageerde ze.