Dus ik snelde met het brood naar de boerderij, aahaa... dit was bruin brood in plaats wit, maar de sensatie was hetzelfde. Een half brood in je handpalm en tegen je borst gedrukt en opgaan in die bedwelmende geur van warm brood. Ik at er wat kaas bij en dat riep weer jeugdverhalen wakker, van twee jongetjes die met een pakketje brood en kaas op pad gingen, is het de Kameleon-tweeling?
Zo, dat was een goede bodem om te gaan fietsen. Ik ken het achterland van Kranenburg nauwelijks, weet alleen de grote weg met de auto of de bus. Wat verrassend, toch weer. Overal is ruimte hier, zo anders dan in Nederland. Doorkijkjes, vergezichten, glooiend land, waar de mais net gerooid is, rijdende tractoren, heel in de verte autootjes op een weg, kerkjes die opduiken, grote roofvogels, sperwers? Een stuk door het Reichswald, met de fiets in de hand, het is er stil, grote varens, oude bomen en zomaar op een plekje roze hoge springbalsemien.
Zo kwam ik Kleef binnen via de bovenstad, langs de oudste Annakapel van het bisdom Münster uit 1480. Ja, ik hecht wel aan zulke ‘heilige plekken’, onderweg, zo midden in het landschap voel je de middeleeuwse proporties van te voet gaan, of ter paard, nog opgenomen in de kleine gewaarwordingen, gras, bloemen, de omgeploegde aarde, de geur van bomen. Dan zie je ook ineens dat de kerk van Kranenburg hoog ligt, een oriëntatiepunt voor die te voet gaan. Wie Den Bosch vanuit het Zuiden bereikt, heeft dezelfde gewaarwording.
Ach Kleef... toch ook een plek vol kinderherinneringen... Waar Moeder vroeger gespitst was om sjasliek te eten, in dat kleine tentje is nog steeds curryworst met brood te krijgen, het is onveranderd, maar geen sjasliek meer. De Kaufhof is weg, is die hetzelfde lot beschoren als bij ons de V&D, het oude warenhuis met alles te koop, maar nu is overal alles te koop. We gingen er gebraden kip halen en aten die op een picknickplaats vlak buiten Kleef op.
Waar zou dat kunnen zijn? Er is veel groen en bos rondom Kleef. We parkeerden bij mensgrote frambozenstruiken, met kinderogen een frambozenbos, we plukten er zakken vol van en dat werd dan thuis het toetje met vla. Tot er een keer kwam, dat we de zakken thuis open deden en het tussen de rode frambozen krioelde van de wormpjes. We gingen daarna nooit meer en ik vond dat jammer: de volgende keer hoeven er toch geen wormpjes te zijn?, bedelde ik, maar het onschuldige plezier was bedorven.
Ja, we gingen ook altijd naar een boekhandel en dat ben ik blijven doen, ook toen ik later de Duitse literatuur ontdekte. Voor bijna niks, die kleine gele boekjes van Reclam. Ik vond in de wegwerpbak buiten drie kleine boekjes, het formaat van dwarsliggers, ongeveer een duimdikte groter, van het Manesse Verlag uit Zürich, waaronder Die Erzählungen der Chassadim door Martin Buber, zo’n boek dat ik altijd al heb willen lezen en die nu de beleving geeft dat deze precies op het juiste moment op mijn pad komt: prima leesvoer voor de maandagen in de komende herfst.
Zo’n handzaam formaat, drie boekjes in één hand, ook handig voor op reis.Thuis heb ik ook een aantal van die oude Dickens. Waarom zijn de boeken allengs groter en zwaarder geworden? Deze stamt uit 1949. Het is als dat brood van de ochtend: Het is zo genoegelijk om uit je hand te kunnen eten, ditmaal geestelijk voedsel.
Ik sla het boekje willekeurig open en lees in de palm van mijn hand en met de andere hand typ ik: Vor dem Ende sprach Rabbi Sussja: 'In der komenden Welt wird man nicht fragen: "Warum bist du nicht Mose gewesen?", Man wird mich fragen: '"Warum bist du nicht Sussja gewesen?"'