Ik noem mezelf redelijk vaak een gewoontemens: de dingen op dezelfde manier doen, elke keer weer. Zo haal ik bijvoorbeeld op Terschelling altijd een fles Juttersbitter, in Venetië haal ik Grappa en hier op de boerderij is het Ouzo. Terwijl ik thuis bijna nooit sterke drank drink. Hier op de boerderij, heb ik de gewoonte om me enigszins kamperend te gedragen: steeds hetzelfde bordje en bestek en beker en glas, almaar afwassend. Want thuis is thuis en dan maak ik een bende en stapel afwas op tot het aanrecht vol is, en ergens anders, is ergens anders.
Nu begin ik wel vaker te denken dat er wel iets van een autistisch trekje in zit: ik lijk wel niet anders te kunnen en ik kom dan ook geheel niet op een ander idee: Iets zit in een hokje en dat is het. Zo werk ik ook gewoon in de speeltuin,deze dagen. En werk hoort bij thuis-zijn, want als ik niet werk, dan ben ik op vakantie. Dus ik was van plan om maandagavond van de boerderij naar huis te gaan en Woensdag terug te komen. Want ik moet van mezelf dus vertrekken vanuit huis om te kunnen werken!
Pas toen I. liet blijken het dan wel erg jammer te vinden dat haar filmpje, dan bijna twee dagen niet aan zou staan, ik fiets daarvoor elke ochtend even naar het transformatorhuisje aan de rand van Kranenburg, pas dán gaan mijn hersentjes werken of het niet anders kan. Gewoon dus op en neer vanaf de boerderij naar de speeltuin! En vanochtend bleek die busverbinding zelfs beter te zijn, dan vanaf mijn huis...
Ik zag de documentaire Het beste voor Kees. Hij is 46 jaar en autist. Welbespraakt, hij studeert Japans, heeft een modelbouwtrein en tekent geweldig. Hij woont bij zijn bejaarde ouders die altijd voor hem gezorgd hebben, maar hoe moet dat straks verder? De hele familie, Kees heeft nog twee getrouwde broers, komt bij elkaar om het te bespreken. ‘Voor het eerst’, zegt een broer, alhoewel hij het wel vaker geopperd heeft en ‘Kees is ook verwend.’ Dan komt het straks op jullie neer’, zegt de moeder, en het resultaat is zwijgende gepijnigde blikken. Je proeft onder de oppervlakte vastgeroeste en pijnlijke gezinsdynamiek.
Want Kees en zijn moeder zijn een twee-eenheid. Iets in haar adoreert hem ook; op een gegeven moment zegt ze dat ze denkt dat je nauwelijks meer kunt zien dat hij autist is. Tegelijk oppert ze dat ze het zou begrijpen als Kees uiteindelijk euthanasie zou wensen. Er druppelen stille tranen uit de ogen van haar man en later zegt hij, als hij alleen is met de camera, dat hij daar niet aan wil denken. Ook Kees zegt dat er genoeg is waarom hij het leven de moeite waard vindt, als er maar iemand was, die voor hem kon zorgen...
Ik vraag me af, hoeveel afslagen er gemist zijn doordat de moeder de spil is in de zorg. Kees duldt alleen van haar een aanraking, zij heeft altijd bepaalt wat goed voor hem is en wat hij aankan. Zo zie je haar artikelen met somber nieuws wegknippen uit een tijdschrift en ze plakt er andere waarvan ze denkt dat hij het leuk vindt, voor in de plaats. Kees wilde, toen hij twee grotere voortanden kreeg, niet meer in de spiegel kijken, sindsdien hangt de spiegel hoger, zodat hij zijn mond nooit ziet. Kees heeft een kaal plekje op zijn hoofd, nou, zegt ze lachend, daar wil hij niks van weten.
Wie wijst Kees op andere mogelijkheden? Nu bestaat de omgeving waarin hij zich veilig voelt uit een altijd sussende, luisterende, geruststellende moeder, die alles voor hem doet. Hoeveel andere hokjes had hij kunnen ontdekken?