Terwijl het publiek de zaal inloopt zijn twee mannen al bezig om in een witte ruimte steeds wat spullen te verschuiven: een witte kapstok, emmer, afvalbak, balletje, lange paal, een krukje met een rond rood zitvlak, iets wat op een groot zwart springtouw lijkt, een stuk afgebroken satellietschotel, en nog of zo wat. Er fluiten vredig vogeltjes.
De voorstelling begint: de mannen maken van alle voorwerpen drie objecten, ze voorzichtig in balans brengend, zoekend naar evenwicht en geven ze namen: alsof we in de witte kubus van een museum staan. Dan gaat een ieder de kunstobjecten veranderen, eerst luisteren ze met respect naar elkaar, maar de sfeer wordt wreveliger bij elke verandering, en ze gaan ook elkaars lichaam bij de nieuwe kunst betrekken.
Een vrouwenstem vraagt of iemand van het publiek mee wil doen. Er gaat een technische sci-fi sfeer heersen, er blijkt achter een camera te zijn met besturing van een apparaat dat aan het plafond hangt. Iemand meldt zich aan en zijn gezicht blijkt te zien te zijn op de linker muur van de witte ruimte. Of hij een rechte lijn wil schilderen op de middenmuur. Met felgroene paintbal-verf wordt de witte muur bevlekt. Bij terugkomst vraagt de vrouwenstem applaus voor hem, van het publiek.
En dan volgen er nog twee experimenten, waar publiek voor nodig is, weer met hetzelfde game-instrumentarium, op afstand en de laatste is iemand die woont in Bagdad vanuit een wijkcentrum aldaar.
De sfeer wordt elke keer grimmiger en gewelddadiger. De esthetische ruimte veranderd in chaos, een slagveld, een oorlogsgebied : ik vond dat heel goed vormgegeven ook door de langzame mimiek-achtige dansbewegingen van de twee mannen, de vrouwenstem die steeds koeler, scherper, hardvochtiger wordt. Je wordt langzaam mee getrokken in: doe je mee, geef je applaus, is het normaal, waar veranderd een game in werkelijke oorlogvoering, zoals dat al mogelijk is: de zogenaamde schone oorlog net precisiebommen vanaf de computer? En hoe zit het met al die conceptuele kunst, die ook bullshit kan zijn?
Ik was door W. meegenomen naar de openingsvoorstelling van het theaterseizoen: The Automated Sniper van Julian Hetzel, die ook al in de prijzen is gevallen en internationaal rondtoert. Erg de moeite waard. Ik dacht aan mijn laatste teamuitje, waar onverwachts als ‘verassing’, we in een donkere loods , op elkaar moesten gaan schieten, onderverdeeld in kleine groepjes. Ik was de enige die weigerde om mee te doen. Van buiten kon je op camera’s de verrichtingen volgen: sluipende, schreeuwende en schietende figuren, waarvan je weet dat het je collega’s zijn. Ik ben toen een wandelingetje op de dijk gaan maken.